Regionale Klachtencommissie Wvggz
West- en Midden Brabant
BESLISSING
Ex artikel 10.6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
inzake
de heer
tegen:
GGZ WNB, Halsteren
Ter zitting vertegenwoordigd door:
de heer [plv. regiebehandelaar] gz-psycholoog en plv. regiebehandelaar
zaaknummer RKC 23-xxx
^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^
Algemeen
De commissie ingevolge de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), heeft in overeenstemming met haar reglement ex. artikel 10.4 lid 2 Wvggz, de klacht van de heer [klager] in behandeling genomen.
De commissie is betreffende de klacht van de heer [klager], geboren [datum], tot de volgende beslissing gekomen.
De klacht
De heer [klager] heeft een klaagschrift ingediend gedateerd [dag] november 2023. Hij klaagt over het besluit d.d. [dag] november 2023 inhoudende dat hij beperkt werd in zijn bewegingsvrijheid op en na [dag] november 2023. De heer [klager] geeft daarbij aan dat hij duidelijk had gemaakt het niet eens te zijn met de beslissing en dat hij niet gezien is door de behandelaar.
Ontvankelijkheid
Klager is als cliënt van aangesloten zorgaanbieder GGZWNB, klachtgerechtigd.
De procedure
De heer [klager] vraagt in zijn klachtbrief om schorsing van het bestreden besluit doch heeft later via de patiëntenvertrouwenspersoon dit verzoek ingetrokken omdat hij tussentijds zijn bewegingsvrijheid had teruggekregen.
De hoorzitting
De commissie, bestaande uit mr. A. Schreurs, voorzitter, mevrouw K. Delescen, psychiater-lid en mevrouw I. Kemper , lid, heeft tijdens de hoorzitting van 17 november 2023, gehoord:
Zijdens de instelling: de heer [plv. regiebehandelaar], plaatsvervangend regiebehandelaar, als verweerder.
De heer [klager], klager, was afwezig met kennisgeving.
Mevrouw [pvp], patiëntenvertrouwenspersoon, heeft op [dag] november 2023 een schriftelijke toelichting op de klacht ingediend. Zij kon wegens afwezigheid van klager niet deelnemen aan de hoorzitting.
De heer [plv. regiebehandelaar] licht desgevraagd toe dat de heer [klager] tijdens zijn opname op de FPA afdeling kliniek LVB verbleef op basis van een forensische titel 14a WvSr.
Het beleid aangaande de vrijheden van de patiënten wordt uitgedrukt in fases waarbij fase 0 betekent dat de betrokkene niet van de afdeling af mag en fase 7 dat hij zich vrij mag bewegen buiten de afdeling met tijdsafspraak. Bij opname worden patiënten altijd eerst op fase 0 gezet.
De heer [klager] had voorafgaand aan de maatregel fase 7 en mocht in de avond van [dag] november niet naar buiten en op [dag] november werd hij terug gezet naar fase 0.
Gevraagd wie de zorgverantwoordelijke is van de heer [klager] zegt de heer [plv. regiebehandelaar] dat er op deze afdeling niet gewerkt wordt met het aanwijzen van een zorgverantwoordelijke. Er zijn 2 regiebehandelaren beschikbaar op de afdeling namelijk verpleegkundig specialist mevrouw [regiebehandelaar] en hijzelf. Bij binnenkomst wordt de betrokkene bij een van dezen ondergebracht en bij de heer [klager] was dat mevrouw [regiebehandelaar]. Zij was echter op de relevante momenten afwezig en dan neemt hij waar.
Voor zover hem bekend heeft de heer [klager] dan ook geen brief gekregen waarin staat wie zijn zorgverantwoordelijke is en dat is ook in algemene zin geen beleid op de afdeling.
Verder licht de heer [plv. regiebehandelaar] toe dat er geen zorgplan wordt opgesteld in de situatie dat de patiënt via de forensische procedure wordt opgenomen. Wel wordt er gewerkt met een behandelplan en dat is een voorgedrukt invul formulier waarvan hij aanneemt dat dit opgesteld is conform de wettelijke eisen.
De heer [plv. regiebehandelaar] laat weten dat mevrouw [regiebehandelaar] op [dag] november niet aanwezig was en ook hij zelf hoorde pas op [dag] november over de situatie en het besluit van [dag] november om de heer [klager] die avond te beperken in zijn bewegingsvrijheid. Hij mocht op zijn verzoek niet meer naar buiten. Op [dag]november werd het besluit genomen door een medewerker die vanwege het tijdstip contact opnam met de AWN- achterwacht ( Avond- Weekend- en Nacht hoofd). In dit geval is de achterwacht een verpleegkundige. Zo nodig kan die contact zoeken met een psychiater maar dat was in casu niet aan de orde.
Verder laat de heer [plv. regiebehandelaar] weten dat hij zelf op [dag] november het besluit heeft genomen om de heer [klager] te beperken in de bewegingsvrijheid. Het was evident uit de observaties dat er sprake was van drugsgebruik en de heer [klager] had al eerder terugvallen gehad. Dit besluit is aan de heer [klager] mondeling medegedeeld door een andere psycholoog samen met de reclasseringsambtenaar van de heer [klager]. Zijn besluit heeft hij gerapporteerd.
Gevraagd op welke wettelijke grond genoemd in artikel 9:9 Wvggz het besluit is gebaseerd, laat de heer [plv. regiebehandelaar] weten dat er sprake was van zorg over de gezondheid vanwege onder andere afwijkende bloeddruk maar ook dat de orde in het ziekenhuis in het geding was. Dus beide wettelijke gronden waren van toepassing.
Ingaand op de reden om op [dag] november alsnog het besluit op schrift te stellen, vertelt de heer [plv. regiebehandelaar] dat hij signalen kreeg dat de heer [klager] niet in samenwerking was, duidelijk niet eens met de maatregel en hij de patiëntenvertrouwenspersoon had gebeld. De heer [plv. regiebehandelaar] zegt daarin aanleiding te hebben gezien om contact op te nemen met de geneesheer-directeur om het besluit te toetsen en het op schrift te stellen. Besloten werd tot beperking van de bewegingsvrijheid tot fase 2. Tijdens het MDO van [dag] november is vervolgens besloten tot opheffen van de beperking. Toen was mevrouw [regiebehandelaar] ook terug en nam zij de regie over. De uitslagen waren tot op dat moment allemaal negatief. Pas later op [dag] november kwam een positief testresultaat binnen.
Tot slot deelt de heer [plv. regiebehandelaar] mee dat de heer [klager] inmiddels in overleg met de reclassering is ontslagen omdat hij niet (voldoende) meewerkte aan zijn behandeling.
Het oordeel van de commissie
Op grond van de ingebrachte stukken zijnde, het klaagschrift, de schriftelijk nadere toelichting hierop van de patiëntenvertrouwenspersoon, het schriftelijk verweer van de heer [plv. regiebehandelaar], onderdelen van het patiëntendossier en hetgeen zijdens verweerder ter zitting is verklaard, overweegt de commissie als volgt.
De commissie stelt vast dat er in de situatie van de heer [klager] niet expliciet schriftelijk een behandelaar als zorgverantwoordelijke wordt aangeduid door de geneesheer directeur. Er wordt gewerkt met de benaming regiebehandelaar. De commissie gaat er van uit dat hierbij de toepasselijke wettelijke taken van de zorgverantwoordelijke aan de regiebehandelaar toekomen.
In de concrete situatie van de heer [klager] is, aldus de heer [plv. regiebehandelaar], in onderling overleg op de afdeling mevrouw [regiebehandelaar] als regiebehandelaar aangewezen doch is de heer [plv. regiebehandelaar] vanwege haar afwezigheid als zodanig opgetreden.
De commissie stelt vast dat de heer [klager] opgenomen is binnen forensisch kader ( artikel 14a e.v. WvSr ). Ingevolge artikel 9.1 lid 2 sub a is artikel 9.9 Wvggz van toepassing op de behandeling.
In dit artikel wordt de mogelijkheid geregeld om de regulier bestaande vrijheid van betrokkene om zich in en rond de accommodatie te bewegen, te beperken onder de aldaar genoemde omstandigheden. Bevoegd om hiertoe te beslissen is de zorgverantwoordelijke al dan niet na overeenstemming met de geneesheer-directeur.
De commissie stelt vast dat het besluit tot beperking van de bewegingsvrijheid in de avond van [dag] november door het AWN-hoofd is genomen. Uit de verkregen informatie heeft de commissie niet kunnen afleiden dat deze zorgverlener als wnd. zorgverantwoordelijke kan worden aangemerkt. Gebleken is dat hij/zij tevens geen psychiater is waardoor, ook in het geval het AWN-hoofd als zorgverantwoordelijke zou zijn aangewezen, deze slechts na overeenstemming met de geneesheer directeur bevoegd zou zijn geweest om het bestreden besluit te nemen.
Het besluit inhoudende het beperken van de bewegingsvrijheid van klager om zich in en rond de accommodatie te bewegen is aldus onbevoegd genomen.
Aangaande het besluit van de heer [plv. regiebehandelaar] d.d. [dag] november 2023 overweegt de commissie dat hij (aannemende dat hij als regiebehandelaar tevens zorgverantwoordelijk is) omtrent dit besluit geen overeenstemming heeft gezocht met de geneesheer-directeur hetgeen een voorwaarde is krachtens artikel 9:9 lid 4 jo. 8:9 lid 1 onder c. Dit betekent naar het oordeel van de commissie dat ook hier sprake is van een onbevoegd genomen besluit.
Het besluit is pas op [dag] november op schrift gesteld en later aan klager uitgereikt waarmee aan klager een tijdige schriftelijke motivering is onthouden als ook de informatie over zijn klachtrecht en recht op professionele ondersteuning.
Gezien bovenstaande komt de commissie tot het oordeel dat de klacht van de heer [klager] gegrond dient te worden verklaard.
Aanvullend wenst de commissie op de volgende punten te wijzen dan wel er over te adviseren.
- De commissie stelt vast dat ter zitting zijdens verweerder is verklaard dat mevrouw [regiebehandelaar] de regiebehandelaar van klager is. In het IBP is te lezen dat de heer [plv. regiebehandelaar] de regiebehandelaar is.
- Ter zitting is zijdens verweerder verklaard dat het bestreden besluit van [dag] november door hem is genomen nadat hij zich had laten informeren en dat hij het besluit vervolgens door een andere zorgmedewerker mondeling heeft laten mededelen. Deze zorgmedewerker rapporteert niet dat het een besluit van de heer [plv. regiebehandelaar] betreft.
- De commissie adviseert om, indien het vaststaand beleid is om direct bij opname de bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie te beperken, hiertoe steeds een schriftelijk besluit ex. artikel 9:9 uit te reiken. En vervolgens telkens weer wanneer na uitbreiding opnieuw beperkt wordt.
De schadevergoeding
De heer [klager] heeft in zijn klaagschrift en daarop gevolgde toelichting, verzocht om een schadevergoeding.
Nu de commissie de klacht van de heer [klager] gegrond heeft verklaard, ziet zij reden om hem een schadevergoeding ten laste van de zorgaanbieder toe te kennen.
De commissie neemt daarbij in aanmerking dat de besluiten tot beperking van de bewegingsvrijheid op [dag] en [dag] november onbevoegd zijn genomen en dat hem niet tijdig het wettelijk voorgeschreven schriftelijk besluit dienaangaande is uitgereikt. Hiermee is in strijd met de wet gehandeld en zijn de rechten van betrokkene geschonden. De commissie is van oordeel dat dit, in het bijzondere kader van de Wvggz, afdoende grond oplevert voor een tegemoetkoming ter genoegdoening.
De commissie concludeert tot toekenning van een schadevergoeding in billijkheid van 200 euro.
Over deze schadevergoeding is de zorgaanbieder gehoord conform artikel 10:11 onder 3. Wvggz.
De beslissing
De klacht van de heer [klager] is gegrond .
De commissie kent aan klager een vergoeding toe van 200 euro ( zegge tweehonderd euro) ten laste van zorgaanbieder.
Datum uitspraak : Halsteren, 17 november 2023
Datum verzending : Halsteren, 28 november 2023