Wvggz art. 3:2 lid 2 sub a


Uitspraak Klachtencommissie Cliënten GGZ Delfland

 

Op het klaagschrift van

 

De heer, klager

 

tegen

 

GGZ Delfland, gevestigd te Delft, bij deze vertegenwoordigd door:

de heer , psychiater en de heer , verpleegkundig specialist.

 

 

De klacht is ter zitting behandeld op 24 februari 2023. Daarbij waren aanwezig:

– de heer (hierna ook genoemd: klager), bijgestaan door mevrouw, patiëntenvertrouwenspersoon (hierna: pvp);

– de heer, psychiater;

– de heer, verpleegkundig specialist;

– mevrouw, coassistent

 

Namens de klachtencommissie waren aanwezig:

de heer prof. mr, voorzitter

de heer drs. C, psychiater en

de heer , lid,

Ambtelijke ondersteuning werd verleend door mevrouw .

 

Stukken

  • klaagschrift d.d. 16 februari 2023;
  • schriftelijke reactie op het klaagschrift, d.d. 23 februari 2023, van de heer, en de heer.

Klager heeft toestemming verleend aan de klachtencommissie om zijn medisch dossier in te zien, indien en voor zover dat voor de beoordeling van de klacht relevant zou zijn. Van deze mogelijkheid heeft de klachtencommissie gebruik gemaakt. Tevens heeft klager verweerders toestemming verleend gebruik te maken van zijn medische gegevens ten behoeve van het opstellen van hun verweer.

Feiten
Meneer verblijft op de gesloten afdeling Ridder 5 van de zorgaanbieder. Het verblijf is aangewezen vanwege, onder andere, het aanzienlijk risico op levensgevaar en maatschappelijke teloorgang. Bij beschikking van 26 januari 2023 heeft de Rechtbank een nadere machtiging voor het verlenen van verplichte zorg afgegeven. De verplichte zorg waar meneer over klaagt is in de beslissing verlenen verplichte zorg van 14 oktober 2021 opgenomen.

De heer ontvangt verplichte zorg in de vorm van een ECT behandeling. Klager wil geen ECT behandelingen meer ontvangen omdat de veelvuldige behandelingen zijn hersenen beschadigen. Klager ondergaat elke week een ECT behandeling.

 

De klacht nader toegelicht

Klager vindt dat de ECT behandeling niet meer nodig is, en meent dat hierover afspraken zijn gemaakt. Namelijk de afspraak dat de behandeling wordt beëindigd zodra hij weer goed zelfstandig slaapt. Inmiddels lukt het klager zelfstandig te slapen. Hij wil geen behandelingen meer omdat hij last heeft van bijwerkingen zoals geheugenverlies. Hij vindt het erg dat hij niet alles meer kan onthouden. Zo weet hij niet meer in welk huis hij heeft gewoond en welke auto hij heeft gereden. Daarnaast wordt zijn bijzondere gave aangetast door de ECT behandeling.

 

Klager wordt niet geïnformeerd over de frequentie van de behandelingen die momenteel één keer in de week is. Hij is hier niet van op de hoogte gebracht en er is bij het bepalen van de frequentie niet geluisterd naar zijn wensen en voorkeuren.

De patienten vertrouwenspersoon licht toe dat klager bang is voor hersenbeschadiging. Hij heeft last van geheugenverlies na de behandeling. De behandeling biedt hem weinig perspectief, hij krijgt deze behandeling al een aantal jaar zonder resultaat. Klager vindt dat hij de behandeling te vaak moet ondergaan. Het geeft hem veel stress, vooral als hij erheen moet. Hij zou liever minder behandelingen krijgen.

 

Verweer

De zorgen van klager zijn bekend bij verweerder. Met de behandelingen wordt beoogd om rust te creeren. Klager heeft allerlei onrealistische ideeen waardoor hij in de problemen komt. Zonder behandeling nemen de paranoide wanen en grootheidsideen bij betrokkene toe – dit leidt tot vervelende situaties voor hemzelf en anderen. De enige effectieve behandeling om het gedrag van klager te beperken is de ECT behandeling. Op die manier lukt het beter om situaties te voorkomen waarbij klager zich veelvuldig opdringt aan andere personen die hem niet kunnen volgen.

 

Er wordt geprobeerd om klager zoveel mogelijk gerust te stellen en ervoor te zorgen dat hij niet uitgeput raakt. Na de ECT behandeling laat klager een rustiger beeld van zichzelf zien, waarmee het lukt om de dag beter door te komen. Er wordt regelmatig gekeken of de frequentie van de behandelingen aansluit bij de toestand van klager. Klagers wens om zo min mogelijk behandeling te ondergaan is bekend. Problematisch hierbij is dat hij zichzelf niet herkent in een psychotische toestand, dit maakt het minder goed mogelijk om met hem te spreken over voorkeuren en alternatieven.

Voor wat betreft het geheugenverlies merkt verweerder op dat klager herinneringen heeft en ondanks dat klager moeite heeft met de behandelingen, loopt hij zonder verzet mee naar de plek waar de behandeling wordt gegeven.

 

 

Beoordeling

Klager spreekt de wens uit om geen ECT behandelingen meer te ondergaan. Omdat hij weer goed zelfstandig kan slapen wil hij ermee stoppen, zoals afgesproken. De klachtencommissie hoort klager vertellen met welke problemen hij te kampen heeft en betreurt deze situatie voor hem.

Verweerder legt uit dat met de behandeling wordt beoogd, om klager enigzins tot rust te brengen en zijn toestand te verbeteren. Tijdens de hoorzitting is het mogelijk om met klager te communiceren, zij het dat het gesprek afdwaalt.

 

Op grond van artikel 8:9 Wvggz kan de zorgverantwoordelijke, voor zover dit ter afwending van een uit een psychische stoornis voortvloeiend ernstig nadeel noodzakelijk is, als uiterst middel beslissen tot het verlenen van verplichte zorg, zoals opgenomen in een crisismaatregel of zorgmachtiging.

Alvorens over te gaan tot toepassing van verplichte zorg moet de zorgverantwoordelijke nagaan of er wordt voldaan aan een aantal zorgvuldigheidseisen zoals genoemd in artikel 8:9 van de wet. Daarnaast behoort ieder besluit tot verplichte zorg te voldoen aan de beginselen van proportionaliteit, effectiviteit, subsidiariteit en veiligheid.

Afgaande op het klaagschrift, de schriftelijke reactie op de klacht, hetgeen ter zitting door betrokkenen naar voren is gebracht en de relevante informatie uit het medisch dossier van klaagster, overweegt de klachtencommissie, met inachtneming van de Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (Wvggz) als volgt.

De heer dient op 16 februari 2023 een klacht in waarin hij aangeeft dat hij geen ECT behandelingen meer wil. In zijn gedrag laat hij niet zien dat hij niet meer mee wil werken, ook al is er geen sprake van verzet bij de behandeling.

De commissie is het met de zorgverantwoordelijke eens dat hoewel de behandeling ingrijpend is, en de situatie door klager als belastend wordt ervaren, de maatregel proportioneel is om de veiligheid voor klager te waarborgen.

Voor wat betreft genoemde rechtmatigheidsbeginselen is de commissie van oordeel dat het bestreden besluit hiermee in overeenstemming is. Daarbij is overwogen dat de ingezette behandeling noodzakelijk en effectief is voor de veiligheid van patiënt. Er is beargumenteerd dat er ook geen andere mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel af te wenden, die doelmatig en effectief zouden zijn.

Dit alles leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit niet strijdig is met de voorgeschreven en hierboven genoemde rechtmatigheidsbeginselen.

Voor wat betreft de procedurele- en zorgvuldigheidsnormen uit artikel 8:9 Wvggz heeft de commissie als volgt overwogen.

Bij beschikking van 26 januari 2023 heeft de Rechtbank een aansluitende machtiging voor het verlenen van verplichte zorg afgegeven. De zorg waar meneer over klaagt is in de beslissing verlenen verplichte zorg van 14 oktober 2021 opgenomen. Het bestreden besluit is niet recentelijk gemotiveerd op schrift gesteld. Voor de inhoudelijke beoordeling van de klacht is dit niet relevant omdat hierover niet is geklaagd. De beslissing wordt, teneinde iedere mogelijke onduidelijkheid te voorkomen, alsnog op schrift gesteld.

 

De beslissing

  • De klacht van meneer is ongegrond.

 

De schadevergoeding 

Nu de commissie de klacht ongegrond heeft verklaard, ziet zij geen reden om schadevergoeding toe te kennen.

 

Voorzitter

 

 

 

Secretaris

 

 

Deze beslissing is op 24 februari 2023 aan betrokkenen medegedeeld. Deze beslissing is op 30 maart 2023 op schrift aan betrokkenen toegestuurd.