Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 6 maart 2023, bij de
klachtencommissie binnengekomen op 6 maart 2023, nummer 2303-26
Datum: 20 maart 2023
Inleiding
De Klachtencommissie is op 20 maart 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., gedateerd 6 maart 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 6 maart 2023. Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: de heer A.;
Bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon;
Instelling: de heer C., Psychiater;
mevrouw D., verpleegkundig specialist i.o.
Klachtencommissie: de heer X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater, werkzaam bij X;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad van X.
Ambtelijk secretaris: de heer X.
Stukken
De klachtencommissie (hierna: de commissie) heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- de schriftelijke reactie van de heer C,, psychiater, gedateerd 7 maart 2023; ontvangen op 8 maart 2023;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier.
De heer A. heeft de commissie toestemming verleend voor inzage in zijn medisch dossier indien en voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de klacht.
De feiten en omstandigheden
Bij beschikking van 19 januari 2023 heeft de rechtbank E. ten aanzien van de heer A. een zorgmachtiging verleend, waarin onder andere ‘het opnemen in een accommodatie’ is opgenomen als vorm van verplichte zorg. De zorgmachtiging geldt tot en met 19 januari 2024.
Ter uitvoering van voornoemde zorgmachtiging werd de heer A. op 8 februari 2023 opgenomen bij F.
Op 8 februari 2023 heeft de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 8:9 Wvggz een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg genomen, onder andere ten aanzien van het opnemen in een accommodatie. In de kolom met het kopje ‘Verwachte maximale duur’ staat: “7 dagen”.
In de kolom ‘Motivering’ vermeldt de zorgverantwoordelijke:
“Omdat uw behandelaren geen contact met u krijgen, u uw medicatie gift gemist heeft en er zorgen zijn over uw stemming (doodswens) is op dit moment opname noodzakelijk. We streven naar een zo kort mogelijke opname duur.”
Op 9 februari 2023 is er door de zorgverantwoordelijke een nieuwe beslissing over de opneming in de accommodatie genomen. In de kolom ‘Verwachte maximale duur’ staat: “duur opname”.
In de kolom ‘Motivering’ staat vermeld: “Het is nodig om u op te nemen in een accommodatie voor uw eigen veiligheid. U houdt ambulante zorg af en er zijn zorgen over suïcidaliteit bij u.”
In de periode na 9 februari 2023 werd de heer A. overgeplaatst naar G.
Op 1 maart 2023 heeft de huidige zorgverantwoordelijke de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg als voornoemd opnieuw op schrift gesteld en aan de heer A. uitgereikt. De reden hiervoor is dat aan de beslissing ten opzichte van de hiervoor genomen beslissingen andere feiten en omstandigheden ten grondslag worden gelegd. In de kolom ‘Motivering’ staat vermeld: “Het is nodig om u op te nemen in een accommodatie voor uw eigen veiligheid. In uw huis moet nog een aantal zaken in orde worden gebracht, wat in de ambulante setting nog te weinig tot stand gebracht kwam. Naar aanleiding van uw huidige toestandsbeeld en de samenwerking, wordt de opnameduur nog op 3 tot 6 weken geschat. Er wordt getracht de opnameduur zo kort mogelijk te houden.”
G zal hierna worden aangeduid als “de instelling”.
De klacht en het standpunt van klager
De heer A. verzoekt de commissie zijn klacht tegen het opnemen in een accommodatie gegrond te verklaren. Tevens verzoekt de heer A. hem op grond van artikel 10:11 Wvggz een schadevergoeding toe te kennen van €80,– (per dag) over het tijdvak waarin hij in de accommodatie van G. verblijft. De heer A. heeft daartoe het volgende naar voren gebracht.
De heer A. werd op 8 februari 2023 opgenomen omdat hij – volgens de instelling – op 6 februari 2023 een doodswens had geuit bij zijn huisarts. Volgens de heer A. berust dit op een misverstand. Hij heeft slechts informatie ingewonnen met betrekking tot de mogelijkheid een euthanasietraject te starten. De heer A. had op dat moment geen concrete doodswens. Verder wordt door de instelling ten onrechte beweerd dat de heer A. niet bereid is mee te werken aan zijn behandeling met depotmedicatie. De heer A. zegt verder dat in de beslissing van 8 februari 2023 staat vermeld dat hij maximaal 7 dagen zou worden opgenomen. De instelling heeft zich hier niet aan gehouden daar hij nog steeds opgenomen is. De instelling heeft weliswaar op 9 februari 2023 een nieuwe beslissing genomen, maar de heer A. zegt dat deze nooit aan hem is uitgereikt. Zijn advocaat heeft van deze beslissing ook geen afschrift ontvangen. Dit maakt dat de huidige opname onterecht is, waarvoor de heer A. een schadevergoeding wenst te ontvangen.
Schadevergoeding
De heer A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van verweerder
De instelling heeft zich op standpunt gesteld dat de opname in de accommodatie voldoet aan de criteria voor en doelen van het verlenen van verplichte zorg. Daartoe wordt het volgende aangevoerd. In de periode voorafgaand aan de opname verbleef de heer A. in H. (de Herstelkliniek) omdat zijn eigen woning onbewoonbaar was. Op 6 februari 2023 meldde de heer A. zich bij de huisarts met het verzoek om een euthanasiepil. De heer A. dreigde zichzelf iets aan te doen toen hem dit werd geweigerd. Nadat de huisarts de crisisdienst inschakelde werd de heer A. aanvankelijk opgenomen op F. wegens mogelijke psychotische ontregeling in combinatie met zorgmijding en suïcidaliteit. De psychiatrische zorgen waren zodanig dat de opname moest worden voortgezet. Inmiddels kan worden toegewerkt naar ontslag. Terugkeer naar de Herstelkliniek is echter niet mogelijk, zo blijkt nu. Omdat zijn woning nog steeds onbewoonbaar is, kan de heer A. ook daar niet naar terugkeren, zodat hij dakloos is als hij met direct ontslag zou gaan.
Met betrekking tot de gestelde formele gebreken wordt aangevoerd dat uit de rapportages blijkt dat de beslissingen op schrift zijn gesteld en aan de heer A. zijn uitgereikt. Verder is het ongebruikelijk dat in een beslissing als de onderhavige een expliciete termijn van de opname wordt vermeld. Om die reden is op 9 februari 2023 aan de heer A. een nieuwe op schrift gestelde beslissing uitgereikt. Om de resterende onduidelijkheden bij de heer A. weg te nemen is in overleg met de PVP op 1 maart 2023 een derde beslissing opgesteld.
Met betrekking tot de stelling van de heer A. dat zijn advocaat geen afschriften van de uitvoeringsbeslissingen ontvangen heeft, heeft de instelling de commissie toegezegd navraag te doen bij Bureau verplichte zorg.
De beoordeling
De klachten
De heer A. klaagt dat het opnemen in een accommodatie onnodig is, omdat deze berust op een misverstand. Daarnaast kleven er formele gebreken aan de beslissingen tot verplichte zorg waarvoor de heer A. een schadevergoeding vraagt.
De commissie overweegt als volgt. Op 19 januari 2023 is een zorgmachtiging verleend ten aanzien van de heer A., geldend tot en met 19 januari 2024. In deze zorgmachtiging is de toegepaste dwang waar de heer A. zich over beklaagt, namelijk het opnemen in een accommodatie, opgenomen als vorm van verplichte zorg. Hierin is tevens vastgesteld dat bij de heer A. sprake is van een psychische stoornis van waaruit hij ernstig nadeel veroorzaakt.
De klacht draait allereerst om de vraag of sprake is van een onzorgvuldigheid wegens schending van de informatieplicht als bedoeld in artikel 8:9 lid 3 Wvggz. De heer A. heeft de stelling ingenomen dat de beslissing d.d. 9 februari 2023 niet aan hem is uitgereikt. De instelling heeft dit, onder verwijzing naar de rapportages van 9 februari 2023 waarin staat dat de brief is uitgeprint en door de verpleegkundige is uitgereikt, gemotiveerd weerlegd.
Bij de beoordeling of sprake is van een formeel gebrek dient te worden uitgegaan van hetgeen is vastgelegd in het medisch dossier en wat in beginsel als juist moet worden gehouden. Dit is anders wanneer aannemelijk wordt gemaakt – in dit geval door de heer A. – dat die vermelding een onjuiste weergave is van hetgeen is gedaan. Daarin is de heer A. niet geslaagd. Het formele gebrek is daarom niet komen vast te staan.
Ook stelt de heer A. dat zijn advocaat ten onrechte geen afschrift van de op 9 februari 2023 op schrift gestelde beslissing ontvangen heeft. Uit navraag op 27 maart 2023 door de instelling bij Bureau Verplichte zorg blijkt echter dat een afschrift van voornoemde beslissing per e-mail is doorgeleid naar de advocaat van de heer A.. De commissie heeft geen reden om dit in twijfel te trekken. Hieruit volgt dat de klacht ook op dit punt niet leidt tot een gegrondverklaring.
Ten aanzien van de stelling van de heer A. dat hij, overeenkomstig de beslissing d.d. 8 februari 2023, slechts voor de maximale duur van 7 dagen opgenomen had mogen worden, stelt de commissie vast dat de instelling op 9 februari 2023 een nieuwe beslissing genomen heeft, waarbij de aanvankelijk genomen beslissing van 8 februari 2023 is vervangen door de nieuwe beslissing en de verwachte maximale duur van de opname is aangepast. De heer A. had dus kunnen weten dat de opname langer dan 7 dagen zou duren.
De commissie is voorts van oordeel dat de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid, in die zin dat er geen mogelijkheden zijn voor zorg op basis van vrijwilligheid; er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven zijn met het beoogde effect; het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg, evenredig is; en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. De commissie zal dit als volgt toelichten.
Door de instelling is uiteengezet dat op 8 februari 2023 bij de heer A. mogelijk sprake was van een psychotische decompensatie op basis van een door hem uitgesproken euthanasiewens. Het slechts uitspreken van een wens is, zoals door en namens de heer A. terecht is betoogd, onvoldoende om ernstig nadeel aan te nemen. Maar omdat de heer A. dreigde zichzelf iets aan te doen als zijn verzoek om een euthanasiepil niet zou worden ingewilligd, was er op dat moment wel degelijk sprake van ernstig nadeel in een zodanige mate dat het gerechtvaardigd was om de heer A. op te nemen. De heer A. heeft weliswaar een en ander weersproken, maar onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot een ander oordeel. Gebleken is verder dat de heer A. niet meer kan terugkeren naar de Herstelkliniek. Een terugkeer naar zijn eigen woning is eveneens niet mogelijk omdat deze onbewoonbaar is. Dit betekent dat de heer A. geen dak boven zijn hoofd heeft als hij nu met ontslag zou gaan. De heer A. realiseert zich ook dat dit geen gewenste situatie is. Onder deze omstandigheden is het onverantwoord om de opname te beëindigen. Dit brengt de commissie tot de conclusie dat de voortzetting van de opname volstrekt noodzakelijk is. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.
Schadevergoeding
Omdat de door de heer A. ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er naar het oordeel van de commissie geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding. De commissie zal het verzoek om een schadevergoeding afwijzen.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.