Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., ongedateerd, bij de klachtencommissie binnengekomen op 3 augustus 2023, nummer 2308-98
Datum: 28 augustus 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 28 augustus 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., ongedateerd, bij de klachtencommissie binnengekomen op 3 augustus 2023.
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Op 16 augustus 2023 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden. De bemiddeling is niet geslaagd, waarna de heer A. de klachtencommissie heeft laten weten dat hij zijn klacht behandeld wilde zien tijdens een hoorzitting.
Aanwezig
Klager: de heer A.;
bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Instelling: de heer C. psychiater (bij kliniek D.)
mevrouw E., arts-assistent (bij kliniek D.);
mevrouw F., psychiater (ambulant);
de heer G., spv-er (ambulant).
Klachtencommissie: de heer X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: mevrouw X.
Stukken
De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A..
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot
1) opname;
2) (toediening van) medicatie. .
De commissie komt tot het oordeel dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn.
De feiten en omstandigheden
De commissie gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De heer A. is een 59-jarige man. In het zorgplan staat vermeld – voor zover van belang – dat de heer A. sinds 2013 bekend is in de psychiatrie. Hij is toen enige tijd gedwongen opgenomen geweest in verband met psychotische klachten. In 2017 is de heer A. zes maanden opgenomen geweest in kliniek D., onderdeel van H., onder andere omdat hij zijn buren had bedreigd. De heer A. is in eerste instantie vrijwillig opgenomen, later was dit op basis van een rechterlijke machtiging. Na een behandeling met medicatie kon hij met ontslag. Sinds januari 2023 wordt de heer A. (weer) ambulant begeleid door Zorgtoeleiding.
Medio juni 2023 werd gezien door Zorgtoeleiding dat de heer A. toenemende psychotische klachten kreeg en dat hij dreigende uitspraken deed. De heer A. is vervolgens op 22 juni 2023 op grond van een crisismaatregel gedwongen opgenomen, eerst op een crisisafdeling, en vanaf 5 juli 2023 op de gesloten afdeling van kliniek D..
Bij beschikking van 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank J. ten aanzien van de heer A. een (aansluitende) zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden. Volgens deze zorgmachtiging zijn onder andere het opnemen in een accommodatie en (het toedienen van) medicatie toegestane vormen van verplichte zorg.
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is de heer A. (laatstelijk) op 1 augustus 2023 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is onder meer ‘het opnemen in een accommodatie’ en ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vormen van verplichte zorg.
De behandelaar komt in deze beslissingen verder tot het oordeel dat de heer A. wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft. Er is op dit moment geen vertegenwoordiger. H. zal zoeken naar een passende wettelijk vertegenwoordiger.
De klacht
De klacht van de heer A. richt zich tegen de volgende handeling/beslissing van de instelling:
- de opname
- de toediening van (antipsychotische) medicatie.
Schorsingsverzoek
De heer A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen. De instelling heeft de commissie vervolgens op 9 augustus 2023 geïnformeerd dat de verplichte zorg in de vorm van medicatie nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de commissie. Bij afzonderlijke beslissing gedateerd 9 augustus 2023 heeft de klachtencommissie het schorsingsverzoek ten aanzien van de medicatie toegewezen.
Schadevergoeding
De heer A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
De heer A. heeft verteld dat hij het niet eens is met de opname, dat hij geen behandeling wil en dat hij geen medicatie nodig heeft. Hij heeft geen stoornis, hij is niet ziek en hij wil dan ook graag zo snel als mogelijk terug naar zijn woning. Hij heeft zijn leven op orde. Hij heeft twee banen; hij bezorgt bloemen en hij haalt spullen op voor een kringloopwinkel. Daarnaast bezoekt hij regelmatig xxx.
De heer A. heeft verder opgemerkt dat hij in 2017 enige tijd opgenomen is geweest in een kliniek en dat hij toen enkele dagen medicatie heeft genomen. Hierna mocht hij direct met ontslag. Sindsdien is hij nooit meer opgenomen geweest en heeft hij geen medicatie voorgeschreven gekregen. Dat hoeft nu dus ook niet.
De heer A. heeft verder aangegeven dat hij nu al circa zeven weken in de kliniek D. is opgenomen. Hij heeft geen medicatie genomen, er zijn geen incidenten geweest en hij houdt zich aan de afspraken, ook met betrekking tot zijn verlof. Zijn opname is kennelijk geregeld door zijn ambulante behandelaren van Zorgtoeleiding, maar volgens de heer A. was hier geen reden voor. Het enige wat op dat moment speelde, was dat de wijkagent – met wie hij regelmatig contact heeft – op vakantie was en dat hij toen tegen zijn ambulante behandelaar heeft verteld dat hij zich bedreigd voelde. Hij heeft namelijk last van een groep mannen. Deze mannen zijn, evenals hij, afkomstig uit M. en zij volgen hem en vallen hem al jaren lastig. Zij zijn volgens de heer A. jaloers op hem omdat hij een woning, twee banen en twee auto’s heeft. Zij hebben onder andere geprobeerd zijn laptop en telefoon te hacken en zijn bankpas te stelen; zij hebben één van zijn auto’s beschadigd, zij vallen hem op seksueel gebied lastig en zij hebben aangegeven dat zij zijn overleden zus hebben vermoord. Dit alles maakt dat de heer A. zich soms iets onrustig voelt, maar dat is volgens hem geen reden om hem op te (laten) nemen. Het is daarnaast niet zo dat hij dreigend is geweest; de mannen bedreigen hem en zij stelen of vernielen zijn spullen. Hij heeft aangifte tegen deze groep mannen gedaan bij de wijkagent. De heer A. wil, zodra hij met ontslag is, weer zelf in overleg treden met de wijkagent en de problemen oplossen. Hier heeft hij verder geen hulp bij nodig.
De pvp heeft desgevraagd opgemerkt dat de heer A. zich in de kliniek goed aan alle afspraken houdt en dat zich geen enkel incident heeft voorgedaan. De heer A. wil dan ook graag nog één keer de kans krijgen om te laten zien dat het zonder medicatie goed met hem blijft gaan. Hij is ook bereid om, als hij met ontslag gaat, afspraken te maken met zijn begeleider van xxx en met de ambulante behandelaren van Zorgtoeleiding. Hij zal zo nodig hulp van hen vragen en accepteren. In dat kader heeft de pvp verder aangegeven dat de heer A. eraan hecht om op te merken dat hij de laatste paar jaren regelmatig verhuisd is naar een andere opvanglocatie, maar dat hier steeds een valide reden voor was. De heer A. is uit M. gekomen, is toen opgevangen in N., daarna in O. en vervolgens heeft hij op twee locaties in P. gewoond. Dit kwam door een andere woningvoorkeur en/of omdat het goedkoper was. Het is volgens de heer A. niet zo, zoals de instelling heeft opgemerkt, dat dit te maken zou hebben met problemen in de opvanglocaties.
Tot slot heeft de heer A. herhaald dat hij graag zo spoedig mogelijk met ontslag wil.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat zowel de opname van de heer A. in de instelling als de medicatie volstrekt noodzakelijk zijn ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Uit het verweerschrift en uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat de heer A. sinds 2013 bekend is in de psychiatrie en dat hij in 2017 opgenomen is geweest in kliniek D.. De heer A. is gediagnosticeerd met een ongespecificeerde psychotische stoornis. Hoewel de heer A. na 2017 niet opgenomen is geweest, is hij wel (regelmatig) begeleid door een ambulant team en vrijwel steeds werd gezien dat de heer A. spanning en grote lijdensdruk ervoer. Hierbij was steeds sprake van buren of een groep mannen die hem lastig zouden vallen. De heer A. is, volgens zijn behandelaren, mede als gevolg hiervan, ook een aantal keer verhuisd naar een andere opvanglocatie.
De heer A. is sinds medio juni 2023 op grond van een crisismaatregel gedwongen opgenomen vanwege een – zo lijkt het – acute verergering van zijn chronisch psychotische klachten. De psychiater van kliniek D. heeft toegelicht dat de ambulante behandelaren en de medewerkers van xxx zagen dat er bij de heer A. sprake was van toenemende lijdensdruk, irritatie en dwingend gedrag op de woonlocatie. Hierbij gaf de heer A. aan dat hij de mensen van de hierboven genoemde groep mannen gericht neer zou gaan schieten. Op het moment dat tijdens een gesprek hierover met zijn ambulante behandelaren, de heer A. desgevraagd aangaf dat op een schaal van één tot tien, de spanning die hij ervoer negen was en het niet mogelijk bleek om veiligheidsafspraken te maken om de bedreigende plannen die de heer A. kennelijk had te voorkomen, werd geen andere mogelijkheid gezien dan over te gaan tot een gedwongen opname. Daarnaast is er sprake van aanhoudend risico op maatschappelijke teloorgang. Zo zoekt de heer A., kennelijk vanuit een paranoïde waan, steeds contact met de politie zonder dat dit leidt tot een oplossing van de door hem ervaren problemen. Verder is er volgens de behandelaren sprake van evidente lijdensdruk omdat de heer A. zich kennelijk steeds bedreigd voelt.
Ten aanzien van de medicatie is opgemerkt dat het noodzakelijk wordt geacht om de heer A., gezien zijn psychische klachten, te behandelen met haloperidol. Hierover is opgemerkt dat dit in het verleden, toen de heer A. deze medicatie voorgeschreven heeft gekregen, in korte tijd tot een verbetering van zijn klachten en toestandsbeeld heeft geleid. Omdat de heer A. tijdens de huidige opname direct aangaf dat hij de voorgeschreven medicatie niet vrijwillig wilde innemen, is eerst geprobeerd een gesprek met de politie te faciliteren met als doel te kijken of de achterdocht en spanning bij de heer A. hierdoor minder zou worden. Dit gesprek is echter afgezegd omdat de heer A. aangaf dat hij niet wilde dat zijn (ambulante) behandelaren hierbij aanwezig zouden zijn. Aangezien de heer A. toen al zes weken was opgenomen en er geen verbetering in zijn toestandsbeeld zichtbaar was, is besloten over te gaan tot het aanzeggen van verplichte zorg in de vorm van medicatie.
Het ernstige nadeel dat afgewend dient te worden bestaat volgens de behandelaren uit maatschappelijke teloorgang en een groot risico op ernstig nadeel voor derden, onder andere gezien zijn bedreigende uitspraken. Daarnaast loopt de heer A. ook het risico dat hij agressie van derden over zich afroept.
Overwegingen en oordeel
De heer A. stelt zich, gelet op de inhoud van het klaagschrift en de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat een opname niet nodig is en dat hij niet lijdt aan een psychotische stoornis waardoor hij geen antipsychotische medicatie nodig heeft.
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken is volgens de commissie gebleken dat de heer A. lijdt aan een psychische stoornis. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose.
Er is sprake van een risico op maatschappelijke teloorgang en een risico op ernstig nadeel voor derden, als ook voor de heer A. zelf, indien geen verbetering in het toestandsbeeld van de heer A. optreedt. Deze situatie deed zich ook voor op 22 juni 2023, ten tijde van de opname in de instelling. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van de heer A. als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel had en heeft de heer A. zorg nodig.
De commissie is verder van oordeel dat de behandelaren in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder opname in de instelling en (toediening van) antipsychotische medicatie kon en kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel kan wegnemen.
Tot slot is de heer A. conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd over de (voorgenomen) gedwongen behandeling.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht in beide onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
Beslissing
De commissie:
- verklaart beide klachtonderdelen ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beslissing is op 28 augustus 2023 telefonisch aan alle betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 4 september 2023 aan betrokkenen verzonden.