Klacht verplichte opname en medicatie ZM


DE KLACHTENCOMMISSIE VAN PARNASSIA GROEP REGIOKAMER NOORD-HOLLAND
HEEFT HET VOLGENDE OVERWOGEN EN GEOORDEELD OMTRENT DE KLACHT VAN:
hierna: klaagster,
thans verblijvende

tegen

psychiater (zorgverantwoordelijke),
arts-assistent,
hierna tezamen te noemen: de verweerders
verbonden aan de zorgaanbieder

 

PROCEDURE
Bij brief van 14 augustus 2020 heeft klaagster zich met bijstand van de
patientenvertrouwenspersoon gewend tot de Klachtencommissie van Parnassia Groep
Regiokamer Noord-Holland (de commissie) met twee klachten. De commissie verklaart de
klachten ontvankelijk in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het klaagschrift van 14 augustus 2020;
– een notitie ter toelichting bij het klaagschrift van 20 augustus 2020;
– het verweerschrift, van 25 augustus 2020;
– de stukken uit het medische dossier indien en voor zover van belang voor de beoordeling van
de klacht;

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2020. Bij die gelegenheid zijn
de navolgende personen met videoverbinding gelijktijdig gehoord, omdat het houden van een
fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was: klaagster, bijgestaan door de
patientenvertrouwenspersoon, de verweerder (arts-assistent) en een waarnemend psychiater.
Verweerder (zorgverantwoordelijke) is niet ter zitting verschenen.

 

1. DE FEITEN
Op 29 juni 2020 is door de rechtbank Noord-Holland ten aanzien van klaagster een zorgmachtiging
afgegeven voor de duur van zes maanden wegens een psychische stoornis die heeft geleid tot
onmiddellijk ernstig nadeel. Op grond van deze maatregel is klaagster op 21 juli 2020 opgenomen
in de instelling.

Blijkens de aan de zorgmachtiging ten grondslag gelegde medische verklaring lijdt klaagster aan
een psychische stoornis, in het schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Als
gevolg van deze stoornis veroorzaakt klaagster onmiddellijk ernstig nadeel.
Op 2 juli 2020 heeft de zorgverantwoordelijke op basis van artikel 8:9 Wvggz een beslissing
genomen tot het verlenen van verplichte zorg ter uitvoering van de zorgmachtiging wegens de
noodzaak tot het afwenden van ernstig nadeel en om de geestelijke gezondheid te stabiliseren en
te herstellen voor de duur van de maatregel. In de schriftelijke beslissing zijn de in artikel 3:2 lid 2
sub a, b, en j genoemde vormen van verplichte zorg aangekruist.
Op 22 juli 2020 heeft de zorgverantwoordelijke besloten tot het verlenen van verplichte zorg in de
vorm van beperken van de bewegingsvrijheid (3:2 lid 2 sub b) en opname in een accommodatie
(3:2 lid 2 sub j) ter afwending van ernstig nadeel.

Bij beslissing van 18 augustus 2020 heeft de commissie het een door klaagster gedaan verzoek tot
schorsing van de beslissing tot opname in een accommodatie tot aan de uitspraak afgewezen.
Klaagster heeft een mondelinge aanzegging tot uitvoering van verplichte zorg in de vorm van
medicatie ontvangen van de zorgverantwoordelijke.

 

2. DE KLACHT EN HET STANDPUNT
De aan de commissie voorgelegde klacht heeft betrekking op de volgende beslissingen:
1. de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een
accommodatie (art. 3:2 lid 2 sub j)
2. de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van medicatie (art. 3:2 lid 2 sub
a);

ad 1 Klaagster verzet zich tegen de aan haar opgelegde opname omdat niet is voldaan aan alle
eisen die de Wvggz aan de uitvoering van verplichte zorg stelt, omdat de zorgverantwoordelijke
nog steeds geen duidelijke diagnose heeft gesteld en daardoor niet voldoet aan de eisen van
proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

ad 2 Volgens klaagster is bij het nemen van de beslissing tot toediening van medicatie niet voldaan
aan alle eisen die de Wvggz aan de uitvoering van verplichte zorg stelt. Meer in het bijzonder
wordt door en namens klaagster gesteld dat de zorgverantwoordelijke de beslissing genomen
heeft zonder zich op de hoogte te stellen van de actuele gezondheidstoestand. Door de
zorgverantwoordelijke is daarnaast niet of niet juist geoordeeld over de aanwezigheid van
voldoende gerelateerd nadeel. Volgens klaagster voldoet de beslissing niet aan de eisen van
proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

Volgens klaagster is een behandeling met medicatie (antipsychotica) niet nodig omdat er geen
sprake is van een psychische stoornis van waaruit ernstig nadeel voortvloeit. Zij veroorzaakt geen
ernstig nadeel noch voor zichzelf noch voor haar kinderen. Ze valt niemand lastig en op de
afdeling is zij rustig en vriendelijk aanwezig. Soms is klaagster cynisch en fel in het contact maar
dat komt omdat ze onterecht is opgenomen en niet bij haar kinderen kan zijn, zoals het hoort.

3. HET VERWEER
Verweerders hebben schriftelijk aan de commissie en ter zitting het volgende naar voren
gebracht.

Klaagster, vanaf 2007 bekend in de psychiatrie, werd op 21 juli 2020 opgenomen met een
zorgmachtiging via het ambulante team in verband met een paranoïde psychose met als ernstig
dreigend nadeel maatschappelijke teloorgang, verwaarlozing van haar zelf en haar kinderen, en
ook psychische schade voor de kinderen (ze houdt deze thuis van school). Spirit en Jeugdzorg zijn
langdurig betrokken. Er is meerdere keren getracht klaagster ambulant te begeleiden maar dit is
door haar afgehouden.

Verweerders bestrijden de stelling dat de beslissingen tot het verlenen van verplichte zorg niet
voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke eisen.

Daartoe wordt met betrekking tot de opname aangevoerd dat de actuele gezondheidstoestand
ten tijde van het nemen van de beslissing wel degelijk is beoordeeld. Verweerder stelt dat er een
zorgelijke situatie bestaat waarbij de kinderen mager zijn en al langere tijd niet naar school gaan,
ook veroorzaakt klaagster overlast voor haar buren door onder andere in de nacht te bonken op
de deuren. Vanwege het afhouden van zorg en ontbreken van zicht op hoe het met de kinderen
gaat, was opname noodzakelijk.

In tegenstelling tot wat klaagster betoogd heeft, is er wel degelijk sprake van ernstig nadeel dat
voortvloeit uit een stoornis, namelijk een paranoïde psychose. Deze diagnose is door meerdere
psychiaters onderschreven in de periode nadat klaagster de hulpdiensten had ingeschakeld omdat
zij dacht vergiftigd te worden. Na somatisch onderzoek werd haar opname aangeboden, waaraan
zij niet mee wilde werken. Ook wilde klaagster niet meewerken aan ambulante zorg thuis of hulp
van jeugdzorg. Gedurende opname is klaagster erg cynisch en afwijzend in contact. Zij laat niets
los van wat er door haar heen gaat.

Verweerder stelt dat het instellen op anti-psychotica noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te
wenden.

4. DE BEOORDELING
1: de beslissing tot opname in de accommodatie
Bij beslissing van 2 juli 2020 is door de zorgverantwoordelijke aan de geneesheer-directeur
medegedeeld dat ten aanzien van klaagster – onder meer – is besloten tot het verlenen van
verplichte zorg in de vorm van opname in de accommodatie.

Naar het oordeel van de commissie hebben verweerders terecht de noodzaak aanwezig geacht
om klaagster op te nemen als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 onder b Wvggz. Met betrekking tot de
noodzaak tot deze beperking wijst de commissie allereerst naar de medische verklaring van 26
mei 2020 waaruit valt op te maken dat klaagster bij de beoordeling zeer afwijzend in contact was.
Haar houding leek achterdochtig en angstig. Volgens de onafhankelijke psychiater bestond er een
ernstig vermoeden dat aan het gedrag van klaagster een psychotisch toestandsbeeld ten
grondslag lag. Dit vermoeden was mede gebaseerd op de psychotische symptomen die klaagster
de maanden voorafgaand aan de opname vertoonde, zoals het horen van stemmen en de waan
dat zij en haar kinderen werden blootgesteld aan chemische stoffen. Verder is gebleken dat
klaagster ter uitvoering van de zorgmachtiging naar de instelling is overgebracht waarbij politieassistentie noodzakelijk was en de woning moest worden open gebroken.

Bij deze stand van zaken is het volgens de commissie niet verantwoord klaagster naar huis te laten
gaan. De commissie betrekt in haar oordeel het ernstig nadeel voor de kinderen van klaagster dat
er mede uit bestaat dat er onder invloed van haar stoornis sprake zal zijn van verdergaande
maatschappelijke en sociale teloorgang.

2: de beslissing tot toedienen van medicatie
Bij beslissing van 2 juli 2020 is door de zorgverantwoordelijke aan de geneesheer-directeur
medegedeeld dat ten aanzien van klaagster is besloten tot het verlenen van verplichte zorg in de
vorm van medicatie ter uitvoering van de zorgmachtiging.

Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de
geestelijke gezondheid dusdanig te herstellen dat betrokkene haar autonomie zoveel mogelijk
herwint, kan de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 8:9 lid 1 Wvggz als uiterst middel –
mits voldaan aan de wettelijke vereisten – beslissen tot het verlenen van verplichte zorg. De
beslissing tot het verlenen van verplichte zorg moet tevens voldoen aan de beginselen van
proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

De commissie heeft op basis van de stukken geen reden om te twijfelen aan het feit dat klaagster
lijdt aan een psychische stoornis. Als gevolg van deze stoornis veroorzaakt klaagster ernstig nadeel
waardoor de dringende noodzaak bestaat tot het verlenen van verplichte zorg ter afwending van
dat ernstig nadeel. Hoewel klaagster heeft betoogd dat geen sprake is van ernstig nadeel ziet de
commissie in de stukken duidelijke aanwijzingen van het tegendeel. Het ernstig nadeel is volgens
de commissie voornamelijk gelegen in maatschappelijke teloorgang en psychische schade voor
haarzelf en haar kinderen en naar het oordeel van de commissie heeft de instelling zich het op het
begrijpelijke standpunt kunnen stellen dat dit ernstig nadeel afgewend dient te worden.
De commissie is verder van oordeel dat de beslissing tot toediening van medicatie als
proportioneel, subsidiair en doelmatig moet worden beschouwd in die zin dat er voor klaagster
geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn en dat het verlenen van
verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig en naar verwachting effectief is. Er is geen
sprake van omstandigheden die tot een ander oordeel zou moeten leiden.

Voorts is de commissie van oordeel dat door verweerders voldoende aannemelijk is gemaakt dat
de zorgverantwoordelijke bij het nemen van de beslissing zich op de hoogte heeft gesteld van de
actuele gezondheidstoestand van klaagster.

DE BESLISSING
De Klachtencommissie van Parnassia Groep regiokamer Noord-Holland
verklaart
1. de klacht met betrekking tot opname in de accommodatie ongegrond;
2. de klacht met betrekking tot het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg
ongegrond.