Gegronde uitspraak tegen verplichte overplaatsing. Schadevergoeding toegekend van € 100,00.


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken   

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 3 oktober 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 3 oktober 2023, nummer 2310-123

Datum: 23 oktober 2023

Inleiding

De Klachtencommissie is op 23 oktober 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A., gedateerd 3 oktober 2023, bij de Klachtencommissie binnengekomen op 3 oktober 2023, tegen B.. 

Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Mevrouw A. heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de Klachtencommissie. 

Naar het oordeel van de Commissie heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat de beslissing tot overplaatsing niet geschorst kan worden ter voorkoming van ernstig nadeel. De Commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het verzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 5 oktober 2023, het schorsingsverzoek afgewezen.

(Bij afzonderlijke beslissing van 5 oktober 2023 is het verzoek om schorsing door de klachtencommissie afgewezen.) 

Aanwezig  

Klager: mevrouw A.;
Bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon. 

Instelling: mevrouw D., psychiater (FACT E.).

Klachtencommissie: mevrouw X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad. 

Ambtelijk secretaris: de heer X.

Stukken

De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift;
  2. het verweerschrift;
  3. een afschrift van de beschikking van de rechtbank F. van 1 december 2022;
  4. een afschrift van de overplaatsingsbeslissing van 11 oktober 2023; 
  5. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van mevrouw A.

Mevrouw A. heeft de commissie toestemming verleend voor inzage in haar medisch dossier indien en voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de klacht.

Samenvatting

Mevrouw A. heeft een klacht ingediend tegen de beslissing om de zorgverantwoordelijkheid over te dragen aan een andere zorgaanbieder als bedoeld in artikel 8:16 Wvggz. De commissie komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is vanwege ontoereikende motivering.  Het verzoek tot schadevergoeding wordt aangehouden. 

De feiten en omstandigheden

Bij beschikking van 1 december 2022 heeft de rechtbank F. ten aanzien van mevrouw A. een zorgmachtiging verleend, geldend tot en met 1 december 2023 (hierna: de beschikking). 

Mevrouw A. is gediagnosticeerd met een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, alsmede een stoornis in cannabisgebruik. 

Zorgverlener is zorgaanbieder B., G. (hierna te noemen: de zorgaanbieder); als zorgverantwoordelijke is bij de onderhavige beslissing betrokken psychiater D. (hierna: de zorgverantwoordelijke) en geneesheer-directeur, H. (hierna: de geneesheer-directeur). 

Op 11 oktober 2023 heeft de geneesheer-directeur op de voet van artikel 8:16 Wvggz besloten per 10 oktober 2023 de uitvoering van de zorgmachtiging over te dragen aan een andere zorgaanbieder, te weten J., afdeling K. te L (hierna: J.). J heeft zich bereid verklaard tot het overnemen van de zorg.

Op 10 oktober 2023 is mevrouw A. overgeplaatst naar J.. 

De klacht en het standpunt van klager 

Mevrouw A. bestrijdt niet dat zij geen baat heeft bij een stabiele en effectieve behandeling zoals die nu door J.geboden wordt, maar zij vindt dat een doelmatige behandeling ook mogelijk zou moeten zijn in de regio F.. Zij stelt dat er niet voldoende rekening is gehouden met haar voorkeuren. Als gevolg van de overplaatsing naar J. zal haar contact met familie en tweelingzusjes aanzienlijk verslechteren. Zij staat open voor een behandeling, maar dan wel in de regio F.. 

Schadevergoeding 

Mevrouw A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij een gegrondverklaring van haar klacht zal zij dit met een nieuw document onderbouwen. 

Het standpunt van verweerder

Door de zorgverantwoordelijke is – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht. Mevrouw A. is sinds 2021 in behandeling bij FACT E. in verband met manischpsychotische ontregelingen waarvoor zij meermaals in een gedwongen kader opgenomen is geweest. Sinds januari 2023 woont mevrouw A. bij M.. In de afgelopen jaren is het ondanks de nauwe samenwerking tussen M., FACT, opnameklinieken, familie en mentor, niet mogelijk gebleken om binnen de regio F. een veilige en effectieve behandelsetting te creëren. Bij mevrouw A. is sprake van een patroon waarin mevrouw A. wordt opgenomen, wordt ingesteld op medicatie, zij zich onttrekt aan behandeling, zich niet houdt aan afspraken met het ambulante behandelteam, zij stopt met het innemen van medicatie, en weer opgenomen wordt. De hulpverleners zijn er niet in geslaagd haar toestand te verbeteren. Zij gleed steeds verder af, en er was sprake van ernstiger gebruik, ernstiger verwaarlozing, vele vermissingen, politiecontacten en seksueel overdraagbare aandoeningen. Om dit patroon te doorbreken is een stabiele en effectieve behandeling nodig die gericht is op zowel de behandeling van de psychotische klachten als haar verslaving. Zonder deze behandeling zal mevrouw A. zich blijven begeven in zeer risicovolle situaties waarin geweld tegen haar gebruikt wordt en zij ook geweld naar anderen gebruikt. Daarnaast heeft mevrouw A. het afgelopen jaar verschillende seksueel overdraagbare aandoeningen gehad en gebruikt zij diverse drugs, waaronder cocaïne en heroïne. Ook is zij meermaals in aanraking gekomen met de politie. Mevrouw A. noemt begrijpelijkerwijs dat ze door de overplaatsing naar J. minder contact kan hebben met haar moeder en zusjes. Dit is invoelbaar en verdrietig. De opname beoogt echter dat zij weer een nieuwe start kan maken waarin ze toekomt aan zaken zoals familie, opleiding en werk. 

Overwegingen en oordeel

Op grond van artikel 8:16 Wvggz, voor zover hier van belang, kan de geneesheer-directeur de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg op grond van een zorgmachtiging aan een andere zorgaanbieder, de geneesheer-directeur of zorgverantwoordelijke toewijzen. Op grond van het tweede lid van dit artikel dient de geneesheer-directeur de beslissing schriftelijk gemotiveerd aan betrokkene mee te delen. 

De beslissing van de geneesheer-directeur van 11 oktober 2023, vermeldt als motivering van de beslissing: ‘behandelaffiniteit’. 

Zowel uit de stukken als uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken staat voor de commissie vast dat mevrouw A. baat heeft bij een langdurige opname in een gestructureerde omgeving waar haar intensieve zorg kan worden geboden en die aansluit bij haar zorgbehoeftes. Gebleken is ook dat de eerdere behandelingen niet het gewenste effect hebben gebracht en dat dit ook niet te verwachten valt. Ter zitting verklaart mevrouw A. dat zij zelf ook inziet dat behandeling zoals die thans door J. geboden wordt, noodzakelijk is. Uit de beschikbare informatie blijkt voor de commissie tevens dat er weinig tot geen mogelijkheden zijn om mevrouw A. in de eigen regio te behandelen. In zoverre acht de commissie de overplaatsing naar J. verdedigbaar. 

De commissie is evenwel van oordeel dat de beslissing van 11 oktober 2023 – die overigens ná de overplaatsing op 10 oktober 2023 is opgesteld – ontoereikend is gemotiveerd en zal de klacht om die reden toch gegrond verklaren en de beslissing vernietigen. In geval van een overplaatsing vanuit F. naar J. waarbij mevrouw A. op grote afstand van haar familie wordt geplaatst, mag een daarop toegesneden motivering van de overplaatsing worden verwacht. Dit geldt temeer nu de overplaatsing kennelijk voor een zeer lange periode wordt beoogd. In dergelijke situaties kan niet worden volstaan met een mededeling dat overplaatsing plaatsvindt op grond van ‘behandelaffiniteit’. De besluitvorming zal langs de lijnen van de doelmatigheid, subsidiariteit en proportionaliteit moeten plaatsvinden, waarbij uit het oogpunt van zorgvuldigheid de wensen en voorkeuren van mevrouw A. in de afweging worden betrokken. 

De commissie geeft de geneesheer-directeur op grond van artikel 10:6 lid 4 en lid 5 Wvggz opdracht om binnen een week na dagtekening van deze beslissing een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen de commissie heeft overwogen.  

De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding 

Nu de klacht tegen de beslissing van 11 oktober 2023 gegrond zal worden verklaard, zal de commissie hebben te oordelen over het verzoek om aan mevrouw A. een schadevergoeding toe te kennen. De behandeling hiervan zal worden aangehouden in afwachting van de ontvangst van de schriftelijke onderbouwing van dit verzoek en de zienswijze van de zorgaanbieder daarop.  

De beslissing

De commissie: 

  • verklaart de klacht gegrond
  • vernietigt de bestreden beslissing van 11 oktober 2023; 
  • houdt de gevolgen van de beslissing van 11 oktober 2023 in stand
  • geeft de geneesheer-directeur de opdracht om binnen een week na dagtekening van deze beslissing  een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen de commissie overwogen heeft; 
  • houdt de behandeling van het verzoek tot schadevergoeding aan en stelt mevrouw A. in de gelegenheid de verlangde onderbouwing van het verzoek in te zenden. 

De schriftelijke beslissing is op 31 oktober 2023 aan betrokkenen verzonden. 

 

Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken 

BESLISSING 

op het verzoek tot schadevergoeding met kenmerk 2310-123S van

mevrouw A., thans verblijvende bij zorgaanbieder J., afdeling K. te L.,
bijgestaan door de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp). 

Als verweerder is aangemerkt:
Zorgaanbieder B., G., vertegenwoordigd door mevrouw N., jurist. 

De procedure

Op 23 oktober 2023 heeft de klachtencommissie een beslissing gegeven op de klacht van mevrouw A. van 3 oktober 2023, met kenmerk 2310-123. Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de commissie naar die beslissing. De behandeling van het verzoek tot schadevergoeding heeft de klachtencommissie aangehouden. 

Voor de aangehaalde stukken verwijst de commissie naar de eerder genoemde beslissing van 23 oktober 2023. Daarnaast heeft de klachtencommissie kennisgenomen van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding en de schriftelijke reactie daarop van de zorgaanbieder. 

De klachtencommissie heeft op 15 november 2023 het verzoek tot schadevergoeding in raadkamer behandeld. Dit betekent dat de klachtencommissie op grond van de stukken het verzoek heeft beoordeeld. 

Samenvatting

Klager heeft een verzoek tot het vergoeden van schade ter hoogte van € 800 ingediend. De commissie wijst het verzoek tot schadevergoeding ten laste van de zorgaanbieder, gevestigd te F. toe en stelt de schadevergoeding vast op een bedrag van € 100,– 

De feiten 

Voor de weergave van de feiten verwijst de commissie naar de uitspraak van 23 oktober 2023.

Het verzoek en het standpunt van klager

De commissie heeft in haar uitspraak van 23 oktober 2023 geoordeeld dat de beslissing tot overplaatsing als bedoeld in art. 8:16 Wvggz ten onrechte niet op schrift is gesteld.  Mevrouw A. vraagt de commissie daarom haar onder verwijzing naar het onderzoeksrapport van de Universiteit van Amsterdam “Schadevergoeding vragen aan de klachtencommissie als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg; wat is billijk?” (2019) een schadevergoeding ter hoogte van € 800,– ten laste van de zorgaanbieder toe te kennen. Daartoe wordt het volgende – samengevat – aangevoerd. Als gevolg van normovertredend handelen heeft mevrouw A. immateriële schade geleden, die er niet was geweest als overeenkomstig de geldende normering was gehandeld. Aangezien de beslissing tot overplaatsing als bedoeld in art. 8:16 Wvggz pas ná de overplaatsing is opgesteld, heeft mevrouw A. langer dan nodig immateriële schade geleden. In de woorden van mevrouw A. is sprake (geweest) van ervaren/gevoelens van onmacht, spanning en frustratie. 

Het standpunt van verweerder

De zorgaanbieder voert verweer dat strekt tot afwijzing van het verzoek tot schadevergoeding. Voor zover nodig wordt hieronder op de opmerkingen in het verweerschrift nader ingegaan. 

Overwegingen en oordeel

Op grond van artikel 10:11 Wvggz verzoekt mevrouw A. de commissie haar een schadevergoeding toe te kennen. 

De commissie is van oordeel dat nu niet voldaan is aan de eisen van artikel 8:16 lid 2 Wvggz en mevrouw A. stelt dat zij daarvan nadeel heeft ondervonden, zij, analoog aan de uitspraak van de Hoge Raad hieromtrent (HR 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1806, r.o. 4.4) recht heeft op een schadevergoeding naar billijkheid. In zodanig geval is immers aannemelijk dat mevrouw A. daarvan nadeel ondervonden heeft, in de vorm van onder andere spanning en frustratie. In het onderhavige geval heeft de mevrouw A. naar het oordeel van de commissie bovendien ook zelf voldoende aannemelijk gemaakt dat zij last heeft gehad van gevoelens van onmacht, spanning en frustratie.

Namens mevrouw A. is gesteld dat voor het begroten van de schade mede aansluiting moet worden gezocht bij de – forfaitaire – bedragen zoals genoemd in het onderzoeksrapport van de Universiteit van Amsterdam. Nu het forfaitair stelsel onvoldoende steun vindt in de jurisprudentie ziet de commissie geen aanleiding om voor de begroting aan te sluiten op het forfaitair stelsel en zal daarom een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toekennen. 

De commissie houdt bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding rekening met de ernst van de onrechtmatigheid, waaronder het pas na de overplaatsing op schrift stellen van de bestreden beslissing, en vooral met de gevolgen hiervan voor mevrouw A.. Uit de reactie van de zorgaanbieder blijkt dat per abuis aanvankelijk het verkeerde formulier is uitgereikt. Hoewel zij inmiddels een nieuwe beslissing met een deugdelijke motivering heeft ontvangen en in de reactie van de zorgaanbieder op het verzoek om schadevergoeding excuses zijn aangeboden voor de gang van zaken, acht de commissie op grond van bovenstaande overwegingen en op grond van bestaande jurisprudentie een vergoeding ten bedrage van € 100,- redelijk en billijk. 

De beslissing

De commissie: 

  • wijst toe het verzoek tot schadevergoeding ten laste van de zorgaanbieder ten bedrage van € 100,–   en; 
  • wijst af het meer of anders verzochte. 

Deze beslissing is gegeven door: mw. X, voorzitter en jurist, mw. X psychiater, mw.X, voorgedragen door Cliëntenraad, bijgestaan door X, ambtelijk secretaris, en vastgesteld op 15 november 2023.