Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 17 april 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 17 april 2023 nummer 2304-42
Datum: 24 april 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 24 april 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., gedateerd 17 april 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 17 april 2023.
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: de heer A.;
bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp);
de ouders en broer van de heer A..
Instelling: mevrouw C., psychiater;
D., verpleegkundige.
Klachtencommissie: mevrouw X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater, voorgedragen door X;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: X.
Stukken
De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift
- de schriftelijke reactie van mevrouw C., psychiater, gedateerd 19 april 2023, ontvangen op 20 april 2023.
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A.
De heer A. heeft de commissie toestemming verleend voor inzage in zijn medisch dossier indien en voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de klacht.
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot toediening van medicatie, insluiting, beperking van de bewegingsvrijheid, uitoefening van toezicht, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten.
De commissie komt tot het oordeel dat het klachtonderdeel inzake het onderzoek van de verblijfsruimte (formeel) gegrond is; de overige klachtonderdelen zijn ongegrond. De commissie wijst daarnaast het verzoek tot schadevergoeding af.
De feiten en omstandigheden
De heer A. is sinds 2 maart 2023 met een crisismaatregel, gevolgd door een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, opgenomen op de E. en later in F. Er was bij hem sprake van een manisch-psychotische ontregeling met verbale agressie in de thuissituatie, vermoedelijk geluxeerd door therapieontrouw, slaapdeprivatie en cannabisgebruik.
Bij ‘kennisgeving mondelinge uitspraak beslissing verplichte zorg’ van 11 april 2023 heeft de Rechtbank G. (hierna: de rechtbank) ten aanzien van de heer A. een zorgmachtiging verleend voor – onder andere – het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, voor een periode van zes maanden, dus tot en met 11 oktober 2023.
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is de heer A. op 2 maart 2023, 4 maart 2023, 9 maart 2023, 11 maart 2023, 14 maart 2023, 16 maart 2023 en 13 april 2023 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van respectievelijk de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel en de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgevingen is onder meer het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten aangekruist als de aan hem te verlenen vorm van verplichte zorg, en deze beslissingen zijn gemotiveerd.
De behandelaar komt in al deze beslissingen tot het oordeel dat de heer A. wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft. Vanaf de beslissing van 9 maart 2023 heeft steeds overleg plaatsgevonden met de moeder van de heer A., als zijn vertegenwoordiger.
De klacht
De klacht van de heer A. richt zich tegen de volgende beslissingen van de instelling:
- toediening van medicatie (lithium en diazepam);
- insluiten (kamerprogramma en EBK- Extra Beveiligde Kamer);
- beperking van de bewegingsvrijheid (geen vrijheden buiten de afdeling);
- uitoefenen van toezicht (24 uur per dag cameratoezicht in zijn kamer);
- onderzoek van zijn kamer op gevaarlijke voorwerpen (onder meer aanstekers);
- aanbrengen van een beperking in de vrijheid het eigen leven in te richten (het innemen van de telefoon voor het grootste deel van de dag en de gehele nacht).
Schorsingsverzoek
De heer A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissingen te schorsen.
Schadevergoeding
De heer A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
De heer A. zegt dat hij het niet eens is met zijn opname. Het H-team heeft hem onterecht opgenomen. Sindsdien is hij in de kliniek zijn tijd aan het verdoen.
De heer A. weigert sinds 20 april 2023 zijn diazepam. Vanaf die dag is deze medicatie niet meer verplicht, dus hij neemt het niet meer in. Hij werd er suf van, ging er veel door slapen en zijn geheugen ging achteruit. De lithium wordt momenteel afgebouwd. De heer A. zegt dat hij zich momenteel veel beter voelt en dat hij eraan toe is om naar huis terug te gaan. Hij mist zijn ouders en zijn broertje.
Over de beperkingen door het kamerprogramma, de EBK, het niet van de afdeling af mogen en de inname van de telefoon zegt de heer A. dat hij niet begrijpt waarom hij zulke zware beperkingen heeft. Hij mag maar vier keer per dag voor maximaal een uur per keer over zijn telefoon beschikken. Hierdoor kan hij niet met zijn familie communiceren. Ook worden zijn spullen afgenomen en mag hij slechts vier keer per dag naar de afdeling. Volgens hem wordt hij niet rustiger van de opgelegde beperkingen. Hij zegt dat de vrijheden inmiddels wel steeds worden uitgebreid. Zo mag de heer A. intussen ook af en toe naar de tuin. Hij zou echter ook graag willen wandelen onder begeleiding. En hij wil dus graag naar huis.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat alle bestreden vormen van verplichte zorg volstrekt noodzakelijk waren en/of zijn ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat de heer A. aan het begin van zijn opname in de instelling rusteloos was, alle medicatie weigerde, mensen bedreigde en dag en nacht iedereen belde. Met de ouders van de heer A. is toen besloten zijn telefoongebruik en prikkels te beperken. Langzamerhand wordt de heer A. nu steeds rustiger, maar hij is nog steeds heel druk, hij praat heel veel en reageert overal op.
Uit het verweerschrift blijkt verder dat de heer A. sinds 4 maart 2023 een kamerprogramma heeft, waarbij het daarnaast een aantal keren noodzakelijk is geweest hem in te sluiten in de EBK. Redenen daarvoor waren het vertonen van grensoverschrijdend gedrag, dreiging naar medepatiënten (“dan sla ik je in elkaar”), te dichtbij medewerkers en medecliënten komen, zich overal mee bemoeien, continu roken, roken op de eigen kamer, twee keer brand stichten op de eigen kamer, niet slapen, met iedereen bellen en zijn ouders bedreigen via de telefoon. De heer A. komt ook niet tot gerichte activiteiten en blijft manisch. De behandelaars ervaren dat verplichte rust de heer A. goed doet. Hij slaapt nu in de nachten. Zijn ouders vertellen dat hij ook gerichter met hen kan telefoneren.
Volgens de behandelaars is het cameratoezicht noodzakelijk vanwege het continue telefoneren in de nacht en het ongeoorloofd roken en gebruiken van aanstekers. Met de telefoon houdt de heer A. zichzelf ook steeds wakker. Met aanstekers steekt hij sigaretten aan en heeft hij twee keer brand gesticht. Als de begeleiding in de veronderstelling was dat telefoon en aansteker ingeleverd waren, kwam er opeens een nieuwe telefoon of aansteker tevoorschijn. Om die reden wordt samen met de heer A. ’s avonds zijn kamer nagekeken en worden zijn spullen in een afgesloten kast gelegd.
Het ernstige nadeel dat afgewend dient te worden bestaat volgens de behandelaars derhalve uit onder meer risico op maatschappelijke teloorgang, zelfverwaarlozing (de heer A. verwaarloosde zijn diabetes mellitus) en op gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Overwegingen en oordeel
De heer A. stelt zich, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat de bestreden vormen van verplichte zorg niet nodig zijn.
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken is volgens de commissie gebleken dat de heer A. lijdt aan een psychische stoornis, te weten een bipolaire I stoornis. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose.
Er is sprake van een groot risico op onder meer maatschappelijke teloorgang, zelfverwaarlozing (verwaarloosde diabetes mellitus), op de situatie dat de heer A. met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept dan wel dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is indien geen verbetering in het toestandsbeeld van de heer A. optreedt. Deze situatie deed zich ook de afgelopen weken voor. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van de heer A. als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft de heer A. zorg nodig.
De commissie is verder van oordeel dat de behandelaars – vanwege het dreigende en ontremde gedrag van de heer A., waarbij hij herhaaldelijk dreigend is geweest tegen zijn familie (telefonisch), medewerkers van de afdeling en medecliënten, en waarbij hij meerdere keren voor gevaarlijke situaties heeft gezorgd door onder meer brand te stichten in zijn (bad)kamer – in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van de medicatie, insluiting, beperking van de bewegingsvrijheid, toezicht, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte en het aanbrengen van een beperking in de vrijheid het eigen leven in te richten (de inname van de telefoon voor het grootste deel van de dag) kan en kon worden afgewend en dat deze vormen van verplichte zorg alle evenredig en naar verwachting effectief zijn. De behandelaars hebben naar het oordeel van de commissie tevens voldoende duidelijk gemaakt dat zij zowel de medicatie als de beperkingen die de heer A. zijn opgelegd, op geleide van het beeld afbouwen, waarmee zij aan de eisen voor uitvoering van verplichte zorg hebben voldaan.
Het geheel overziend oordeelt de commissie dat alle klachtonderdelen in zoverre ongegrond zijn.
De behandeling dient echter ook, zoals hierboven reeds is opgemerkt, op grond van artikel 8:9 Wvggz plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. De commissie heeft in dat kader kennisgenomen van de beslissingen van 2 maart 2023, 4 maart 2023, 9 maart 2023, 11 maart 2023, 14 maart 2023, 16 maart 2023 en 13 april 2023 waarin, voor zover relevant, het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene, en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten zijn aangekruist als te verlenen vormen van verplichte zorg. Het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte is evenwel niet aangekruist. De commissie oordeelt dit (vijfde) klachtonderdeel dan ook gegrond.
Voor zover de heer A. ter zitting heeft bedoeld zijn klacht uit te breiden met een klacht over zijn opname, dan is dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk. Ter zitting bleek namelijk ook dat de heer A. zijn klacht hierover niet tegen de huidige instelling wil richten maar tegen het team dat tot zijn opname heeft besloten. Hij kan een eventuele klacht hierover met een nieuw klaagschrift bij de klachtencommissie indienen.
Schadevergoeding
Hoewel het vijfde klachtonderdeel gegrond is verklaard, ziet de commissie geen aanleiding een nadere onderbouwing van de mogelijke, door de heer A. geleden schade te vragen. De reden dat dit klachtonderdeel door de commissie gegrond is verklaard komt door het enkele feit dat er ten onrechte geen ‘kruisje’ is gezet in de schriftelijke beslissingen bij het kopje ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en voorwerpen’. De commissie is echter van mening dat de heer A. hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. Hij heeft immers meerdere schriftelijke beslissingen ontvangen waarmee hem gemotiveerd een aantal vormen van verplichte zorg is aangezegd en hij is tevens deugdelijk geïnformeerd over de mogelijkheid een klacht in te dienen. De commissie wijst het verzoek tot schadevergoeding dan ook af.
Schorsingsverzoek
Naar het oordeel van de commissie had de instelling voldoende aannemelijk gemaakt dat de vormen van verplichte zorg niet geschorst konden worden. De commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen, maar heeft dat gezien het korte tijdsbestek tussen het moment van indienen van de klacht en de hoorzitting, niet vóór de hoorzitting aan de heer A. kunnen mededelen.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klachtonderdelen 1, 2, 3, 4 en 6 ongegrond
- verklaart klachtonderdeel 5 gegrond
- wijst het schorsingsverzoek af
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af