Klacht over beslissing op verzoek tot beëindiging verplichte zorg is niet-ontvankelijk


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken    

Betreft: BESLISSING

inzake de klacht van de heer A., gedateerd 1 juni 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 1 juni  2023, nummer 2306-65

Datum: 12 juni 2023

Inleiding

De Klachtencommissie is op 12 juni 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., gedateerd 1 juni 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 1 juni 2023. 

Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager: de heer A.;
Bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon. 

Instelling: de heer C., plaatsvervangend geneesheer-directeur.  

Klachtencommissie: mevrouw X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, psychiaterl;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad. 

Ambtelijk secretaris: de heer X.. 

Stukken

De klachtencommissie (hierna: de commissie) heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift;  
  2. het verweerschrift; 
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A.. 

Feiten en omstandigheden 

Aan de heer A. wordt verplichte zorg verleend krachtens een beschikking ‘machtiging tot het verlenen van verplichte zorg’ van de Rechtbank D. van 24 februari 2023. Deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 24 februari 2024. 

De heer A. heeft in mei 2023 een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur tot beëindiging van de verleende zorgmachtiging. Op 26 mei 2023 heeft de geneesheer-directeur hier schriftelijk afwijzend op beslist. 

Standpunten 

De heer A. bestrijdt het bestaan van ernstig nadeel. Er is geen sprake van  verwaarlozing. Ook bestaat er geen kans op terugval in ‘een gestoorde situatie’. De heer A. is heel goed in staat om te weten wat wel en wat niet goed voor hem is. Dat het hem zou ontbreken aan voldoende ziekte-inzicht klopt dus ook niet. Het verzoek tot beëindiging van verplichte zorg is daarom ten onrechte afgewezen. Als gevolg hiervan heeft de heer A. schade geleden. Naast een oordeel op de klacht verzoekt de heer A. de commissie daarom ook hem een schadevergoeding toe te kennen. 

De geneesheer-directeur is van mening dat het doel van verplichte zorg nog niet is bereikt en dat nog steeds wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg. Het verzoek is daarom terecht afgewezen. 

Beoordeling 

De commissie zal eerst beoordelen of de heer A. ontvankelijk is in zijn klacht en, indien en voor zover dat niet (geheel) het geval is, op welke onderdelen die niet-ontvankelijkheid betrekking heeft.

De klacht ziet op de afwijzende beslissing van de geneesheer-directeur (artikel 8:18 lid 7 Wvggz) op het verzoek tot beëindiging van verplichte zorg (8:18 lid 1 Wvggz). 

De Wvggz geeft in artikel 10:3 Wvggz een limitatieve opsomming van beslissingen waartegen een klacht kan worden ingediend. De klacht van de heer A. heeft geen betrekking op een beslissing die valt onder deze limitatieve opsomming. Immers, uit artikel 10:3 lid 1 onder n Wvggz volgt dat bij een toewijzende beslissing op een verzoek tot beëindiging van verplichte zorg alleen over de aan deze beslissing te verbinden voorwaarden of beperkingen alsmede over het intrekken van de toewijzende beslissing kan worden geklaagd. Gelet hierop zal de commissie de heer A. in deze klacht niet-ontvankelijk verklaren. 

Beslissing

De commissie: 

  • verklaart de heer A. in zijn klacht niet-ontvankelijk

De schriftelijke beslissing is op 19 juni 2023 naar betrokkenen verzonden.