Klacht over diagnose, opname in de accommodatie en toedienen medicatie; niet-ontvankelijk en ongegrond


 

KLACHTENCOMMISSIE PATIENTEN PARNASSIA GROEP RIJNMOND

Beslissing van DATUM naar aanleiding van de op DATUM bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep ingekomen klacht van

NAAM,

geboren op DATUM, te PLAATS;

thans verblijvende bij INSTELLING, Kliniek NAAM;

bijgestaan door: NAAM, patiëntenvertrouwenspersoon.

k l a g e r

-tegen-

NAAM, psychiater (zorgverantwoordelijke),

NAAM, arts in opleiding tot psychiater,

verbonden aan INSTELLING.

v e r w e e r d e r s

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken, waarvan de commissie kennis heeft genomen:

– het klaagschrift van 9 januari 2023;

– het verweerschrift 17 januari 2023;

– de relevante stukken uit het medisch dossier.

 

Klager heeft de commissie toestemming verleend om mede op basis van relevante stukken uit het dossier uitspraak te doen.

De klacht is behandeld ter zitting van DATUM, alwaar zijn gehoord: klager, bijgestaan door NAAM, patiëntenvertrouwenspersoon, en namens verweerders NAAM.

 

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, stelt de commissie de volgende feitelijke gang van zaken vast.

De rechtbank Rotterdam heeft op DATUM een zorgmachtiging verleend, geldend tot en met

DATUM. De rechtbank heeft bepaald dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:

– het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;

– het beperken van de bewegingsvrijheid;

– het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het nakomen van afspraken met het ambulant behandelteam;

– het opnemen in een accommodatie.

 

Op DATUM heeft de zorgverantwoordelijke de beslissing genomen tot het verlenen van verplichte zorg, inhoudende:

– het toedienen van medicatie;

– het verrichten van medische controles;

– het beperken van de bewegingsvrijheid;

– het opnemen in een accommodatie.

 

Voordat deze beslissing tot het verlenen van verplichte zorg is genomen, heeft de zorgverantwoordelijke zich op de hoogte gesteld van de actuele gezondheidstoestand van klager en is de voorgenomen beslissing met klager besproken.

 

3. DE KLACHT EN HET STANDPUNT VAN KLAGER

Klager heeft in het klaagschrift naar voren gebracht dat hij tegen de verplichte opname in de accommodatie is. Ter onderbouwing stelt klager dat de opname niet nodig is, omdat hij geen psychose heeft. Klager geeft aan zich geïsoleerd te voelen op de afdeling en het opgenomen zijn geeft hem een naar gevoel. In tegenstelling tot wat de behandelaren beweren denkt klager wel degelijk terug te kunnen naar zijn moeder en niet te begrijpen, waarom hij de kans niet krijgt om dat te bewijzen. Als hij weer bij zijn moeder zou wonen, zou hij ook zijn medicatie innemen. Klager betoogt tegen het wonen in een BW te zijn.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de wettelijke criteria voor het verlenen van verplichte zorg voldaan is. Dit standpunt wordt als volgt toegelicht.

Klager verblijft sinds DATUM gedwongen in de instelling wegens een psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie. Deze diagnose is gebaseerd op het beloop van de afgelopen jaren en het beeld waarmee klager zich dan steeds presenteert: een floride psychotisch toestandsbeeld met hallucinaties, formele en inhoudelijke denkstoornissen en desorganisatie. Ook zijn er negatieve symptomen aanwezig zoals onder andere affect vervlakking en initiatiefverlies. Er is tevens sprake van chronisch cannabisgebruik.

Omdat er sinds JAARTAL sprake is van zeer lange opnames met elke keer een zeer ernstig toestandsbeeld met hoge lijdensdruk en traag herstel alsmede door afwezigheid van ziektebesef en ziekte-inzicht blijkt ambulante behandeling zeer moeilijk, worden mogelijkheden van zorg onderzocht waardoor klager geholpen kan worden met de continuïteit van medicatie-inname. De moeder van klager is erg betrokken, maar heeft ook de zorg als (te) zwaar ervaren, daarom worden vervolgopties als verblijf op een langdurige behandelafdeling en of BW onderzocht met als doel te komen tot langere relatief stabiele periodes voor klager en ontlasting van zijn moeder in de zorgtaken, zodat zij alleen ‘moeder’ hoeft te zijn en geen behandelrol op zich hoeft te nemen.

Het herstel begint nu pril op te treden, er is in de kliniek sprake van een wankel evenwicht. Nu met ontslag gaan, geeft een hoge kans op recidief van het ernstig psychotisch toestandsbeeld, omdat de kans groot is dat klager in de thuissituatie door gebrek aan ziektebesef en inzicht weer zal stoppen met medicatie.

5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

 

De commissie overweegt als volgt.

Voor zover de klacht zich richt tegen de diagnose dat bij klager sprake is van een psychische stoornis dient deze niet ontvankelijk te worden verklaard. Art 10:3 van de Wvggz geeft immers een limitatieve opsomming van de gevallen waarin een klacht op grond van deze wet kan worden ingediend, en daarin wordt niet de mogelijkheid genoemd om te klagen over een diagnose.

De commissie verklaart dit klachtonderdeel niet ontvankelijk.

Voorts richt de klacht zich tegen de uitvoeringsbeslissing van DATUM tot verplichte opname in een accommodatie. De commissie overweegt dienaangaande als volgt.

Uit de stukken en uit de mondelinge klachtbehandeling blijkt dat klager vanaf JAARTAL bekend is met de diagnose schizofrenie. In verband daarmee hebben in het verleden diverse opnames plaatsgevonden. Tijdens de opname die liep vanaf DATUM tot medio DATUM gaf behandeling met clozapine een positief effect te zien. Nadat klager was gestopt met clozapine volgde vanaf DATUM tot DATUM een nieuwe opname waarin klager opnieuw, met positief effect, werd ingesteld op clozapine, die hij, na afloop van die opname, ambulant nam. Op een gegeven moment stopte hij daarmee echter, dit maal vanwege een (later onjuist gebleken) advies van een cardioloog. Dit leidt wederom tot psychotisch gedrag van klager. Op DATUM vindt daarom weer opname plaats, die door de bestreden uitvoeringsbeslissing van DATUM een verplicht karakter krijgt. Deze opname duurt tot op heden voort.

Naar het oordeel van de commissie volgt hieruit dat klager zorg in de vorm van het nemen van clozapine behoeft, iets wat hij eigenlijk zelf ook onderkent. De vraag is nu of erop vertrouwd kan worden dat hij in een ambulante situatie op dit punt medicatietrouw zal zijn en blijven. Gezien de ervaringen in het verleden bestaat daaraan een zodanig ernstige twijfel bij de commissie dat zij van oordeel is dat op dit moment niet te ontkomen valt aan verplichte opname in een accommodatie. De commissie neemt hierbij mede in aanmerking dat, naar de behandelaar ter zitting heeft verklaard, klager al heel snel decompenseert als hij niet tijdig clozapine neemt, en dat, als decompensatie zich voordoet, het lang duurt voordat herstel intreedt. De commissie acht de onderhavige beslissing dan ook terecht genomen en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Ter zitting heeft de pvp nog aangevoerd dat zijns inziens de in de bestreden beslissing gegeven motiveringen onvoldoende, want te summier, zijn, en dat daardoor onvoldoende is voldaan aan de wettelijke plicht om de patiënt te informeren.

De commissie overweegt hierbij als volgt. Toegegeven kan worden dat deze motiveringen summier zijn. Daaruit volgt echter niet dat aan klager onvoldoende informatie is verschaft. Degene die een uitvoeringsbeslissing neemt voert immers, voorafgaand aan die beslissing, een gesprek daarover met de patiënt, waarin ook de reden voor die beslissing aan de orde komt (art 8:9 lid 1, aanhef en onder b van de Wvggz). De commissie heeft geen reden om aan te nemen dat dat gesprek in dit geval niet heeft plaats gevonden. Zij gaat er daarom van uit dat klager voldoende is ingelicht over het hoe en waarom van de genomen beslissingen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Buiten de klacht om merkt de commissie het volgende op. In de onderhavige beslissing is als vorm van verplichte zorg mede opgenomen: beperking van de bewegingsvrijheid. Als motivering daarvoor is gegeven: inherent aan gesloten opname. Dat is niet juist. Opname in een accommodatie enerzijds en beperking van de bewegingsvrijheid anderzijds zijn twee afzonderlijke, van elkaar te onderscheiden vormen van verplichte zorg, die ook afzonderlijk moeten worden gemotiveerd. Dat is hier ten onrechte niet gebeurd.

 

6. BESLISSING

 

De Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep regio Rijnmond:

– verklaart klachtonderdeel 1 niet ontvankelijk;

– verklaart klachtonderdeel 2 en 3 ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. NAAM, voorzitter, drs. NAAM, psychiater niet-praktiserend, mr. NAAM, lid tevens niet-ambtelijk waarnemend secretaris en schriftelijk vastgesteld op DATUM.

 

  1. NAAM, mr. NAAM,

voorzitter                                                                                 niet-ambtelijk waarnemend secretaris

De voorzitter is verhinderd te ondertekenen.