Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 19 april 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 20 april 2023, nummer 2304-45
Datum: 1 mei 2023
Inleiding
De Klachtencommissie is op 1 mei 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., gedateerd 19 april 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 20 april 2023.
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Bij een afzonderlijke beslissing van 20 april 2023 heeft de klachtencommissie het verzoek om schorsing van de behandeling met Clozapine toegewezen. Op 27 april 2023 is de behandeling met Clozapine gestart ter voorkoming van (onmiddellijk) ernstig nadeel.
Aanwezig
Klager: de heer A.;
Bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon;
de moeder van de heer A..
Instelling: mevrouw C., psychiater;
een groepsbegeleider van de afdeling.
Klachtencommissie: mevrouw X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater, werkzaam bij X;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: X.
Stukken
De klachtencommissie (hierna: de commissie) heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A..
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot toediening van medicatie (clozapine). De commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.
De feiten en omstandigheden
Bij beschikking van 26 januari 2023 heeft de rechtbank D. ten aanzien van de heer A. een zorgmachtiging verleend, waarin onder andere ‘het toedienen van medicatie’ is opgenomen als vorm van verplichte zorg. De zorgmachtiging geldt tot en met 26 juli 2023.
Ter uitvoering van voornoemde zorgmachtiging verblijft de heer A. bij E..
Op 19 april 2023 heeft de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 8:9 Wvggz een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg genomen onder andere ten aanzien van het toedienen van medicatie. In de kolom ‘Motivering’ vermeldt de zorgverantwoordelijke:
“Medicatie is van belang om u psychisch te stabiliseren. Hierbij horen ook de volgens de richtlijn geadviseerde laboratorium- en bloedspiegelcontroles. De tot nu toe ingezette medicatie was verplicht, maar we hebben steeds geprobeerd om een werkend middel te vinden dat ook voor u acceptabel is. Deze zoektocht heeft niet tot verbetering geleid, en tot veel medicatieweigering. Er is op 19-4 gekozen voor toevoegen van verplichte behandeling met clozapine, in de vorm van injectie of orale medicatie.”
De klacht en het standpunt van klager
De heer A. verzoekt de commissie zijn klacht tegen het toedienen van medicatie gegrond te verklaren. Tevens verzoekt de heer A. hem op grond van artikel 10:11 Wvggz een schadevergoeding toe te kennen. Ter toelichting op zijn klacht heeft de heer A. – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende aangevoerd.
De beslissing waartegen de klacht zich richt, houdt in dat aan de heer A. behandeling zal worden gegeven, bestaande uit dwangbehandeling met clozapine.
De heer A. bestrijdt het bestaan van een psychische stoornis die hem ernstig nadeel doet veroorzaken. Een behandeling met medicatie is daarom niet nodig, laat staan een behandeling met clozapine waarvan hij bovendien ernstige bijwerkingen ondervindt. In de afgelopen periode is de heer A. behandeld met meerdere soorten antipsychotica waardoor hij zich een proefkonijn voelt. Ter zitting zegt de moeder van de heer A. dat zij weliswaar vertrouwen heeft in de psychiatrie, in die zin dat zij inziet dat een behandeling nodig is, maar zich wel afvraagt waarom de medicatie niet aanslaat. Ook vindt zij dat de behandeling niet alleen moet bestaan uit het toedienen van medicatie, die bovendien gepaard gaat met forse bijwerkingen. De patiëntenvertrouwenspersoon stelt aan de orde dat ondanks de positieve beslissing van de klachtencommissie op het schorsingsverzoek, de behandeling gestart is. De patiëntenvertrouwenspersoon wil daarom weten waarom de beslissing van de klachtencommissie op de klacht niet kon worden afgewacht.
Het standpunt van verweerder
De zorgverantwoordelijke vindt – kort en zakelijk weergegeven – een behandeling met clozapine wel nodig. Om in de behandeling van de heer A. stappen te zetten, heeft de psychiater ervoor gekozen te switchen naar clozapine. De afgelopen periode is de heer A. behandeld met meerdere soorten antipsychotica, zonder veel effect. Om uit de impasse in de behandeling te komen, is een behandeling met clozapine op dit moment de meest aangewezen behandeling. De heer A. is sinds 2018 bekend met een psychotische kwetsbaarheid waarvoor hij meerdere keren in een gedwongen kader opgenomen is geweest. Naast een schizoaffectieve stoornis, is sprake van een stoornis in cannabisgebruik. De heer A. vindt zelf dat sprake is van een ADHD. Dit maakt – onder andere – dat de heer A. niet bereid is mee te werken aan zijn behandeling. In december 2022 werd de heer A. opnieuw gedwongen opgenomen, in welk kader hij met meerdere antipsychotica is behandeld. Er trad echter geen verbetering op in het toestandsbeeld. Wel is de heer A. minder expansief. Ook heeft de heer A. al geruime tijd geen middelen gebruikt. De psychose, waarvan nog steeds sprake is, heeft de afgelopen periode op de afdeling op onvoorspelbare momenten tot ernstige agressie geleid: van brandstichting tot (non)verbale agressie richting anderen (waaronder zijn moeder). De medewerkers voelden zich zodanig onveilig dat op enig moment de assistentie van politie moest worden ingeroepen. Op 27 april 2023 is de behandeling met de clozapine gestart ter voorkoming van ernstig nadeel en verdere escalatie. Het bleek onverantwoord om de uitspraak van de klachtencommissie af te wachten. Bij deze omstandigheden, waarbij de heer A. niet meewerkt met zijn behandeling, is een terugkeer naar huis niet mogelijk. De psychiater erkent dat een behandeling met medicatie gepaard kan gaan met bijwerkingen. Maar de bijwerkingen treden vooral op bij klassieke antipsychotica. De verwachting is dat de heer A. minder (forse) bijwerkingen zal ondervinden van clozapine. De behandeling zal niet alleen bestaan uit medicatie. Maar alvorens de heer A. – bijvoorbeeld – kan gaan sporten, zal hij eerst moeten worden ingesteld op medicatie. De zorgverantwoordelijke zal, tot slot, bij de ambulant behandelaar nagaan of er, gezien de wens van de heer A. en zijn moeder, een second opinion kan worden aangevraagd.
De beoordeling
De heer A. stelt dat er geen grond is voor het hem tegen zijn wil toedienen van de medicatie (clozapine). De heer A. betwist het bestaan van een psychische stoornis en ernstig nadeel. Verder vraagt de heer A. de commissie hem een schadevergoeding ten laste van de zorgaanbieder toe te kennen. Bij een gegrondverklaring van de klacht zal de heer A. het verzoek om schadevergoeding nader onderbouwen.
De zorgverantwoordelijke vindt dat de behandeling met clozapine – kort gezegd – de enige manier is om uit de impasse in de behandeling te komen.
De commissie slaat bij de beoordeling van de klacht acht op het volgende juridisch kader. Uit artikel 3:3 Wvggz volgt dat de zorgverantwoordelijke een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 lid 2 Wvggz kan nemen wanneer – mits wordt voldaan aan de vereisten van artikel 8:9 lid 1 Wvggz – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Deze beslissing moet bovendien voldoen aan de algemene beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid in die zin dat er (1) geen mogelijkheden zijn voor zorg op basis van vrijwilligheid, (2) er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven zijn met het beoogde effect, (3) het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is en (4) redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Anders dan door en namens de heer A. is betoogd, volgt naar het oordeel van de commissie uit de stukken en hetgeen partijen ter zitting over en weer verklaard hebben, dat de toepassing van verplichte zorg, te weten het toedienen van medicatie, noodzakelijk is om het toestandsbeeld te stabiliseren, om zo het ernstig nadeel voor de heer A. zelf en anderen te doen afwenden. De heer A. bestrijdt weliswaar het bestaan van een stoornis die hem ernstig nadeel doet veroorzaken, maar uit de stukken blijkt voldoende het tegendeel. De zorgverantwoordelijke heeft verklaard dat de heer A. de afgelopen periode met meerdere soorten antipsychotica is behandeld waarbij een positief effect op het toestandsbeeld uitbleef. De behandeling is hierdoor in een impasse gekomen. Om die impasse te doorbreken is behandeling met clozapine vereist, aldus de zorgverantwoordelijke. De commissie begrijpt dat de behandeling gepaard gaat of kan gaan met (ernstige) bijwerkingen, maar de commissie begrijpt óók dat de heer A. in vergelijking met eerdere antipsychotica hiervan minder bijwerkingen zal ervaren. Voor de commissie is voldoende duidelijk geworden dat sprake is van een behandeling die past binnen de wetenschappelijk daarvoor gestelde richtlijnen en als zodanig voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Hierbij neemt de commissie mee dat er geen zicht is op andere manieren van behandelen die binnen een redelijke termijn tot een oplossing kunnen leiden: er is immers in de afgelopen periode binnen de instelling geen vooruitgang geboekt in de behandeling van de heer A.. Met de heer A. is de commissie het eens dat de behandeling niet alleen moet bestaan uit medicatie, maar dat de heer A. ook baat heeft bij voldoende beweging (sport). Tegelijkertijd begrijpt de commissie dat de behandeling allereerst gericht is op stabilisatie van het toestandsbeeld.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht tegen het toedienen van medicatie ongegrond is.
Schadevergoeding
Omdat de door de heer A. ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er naar het oordeel van de commissie geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding. De commissie zal het verzoek om een schadevergoeding afwijzen.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
De beslissing is op 2 mei 2023 telefonisch aan alle betrokkenen doorgegeven.
De schriftelijke beslissing is op 9 mei 2023 verzonden.