Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., (met toestemming) ingediend door zijn zoon de heer AA., gedateerd 17 maart 2023, door de klachtencommissie in behandeling genomen op 21 maart 2023, nummer 2303-35
Datum: 3 april 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 3 april 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., (met toestemming) ingediend door zijn zoon de heer AA., gedateerd 17 maart 2023, door de klachtencommissie in behandeling genomen op 21 maart 2023.
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De heer A. heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de klachtencommissie.
Aanwezig
Klager: de heer A.;
bijgestaan door: de heer AA. (zoon van de heer A.);
mevrouw B. (de ex-partner van de heer A. en moeder van de heer AA.);
de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Instelling: mevrouw D., verpleegkundig specialist;
Via beeldbellen: de heer E., psychiater/directeur behandelzaken van J.;
mevrouw F., (vervangend) psychiater van ACT- Team (hierna ACT);
mevrouw D., arts van het ACT.
Klachtencommissie: de heer X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: mevrouw X.
Stukken
De klachtencommissie, hierna de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift van de heer AA.;
- de schriftelijke reactie met bijlagen van de heer E. vanuit J., gedateerd en ontvangen op 23 maart 2023;
- de schriftelijke reactie van het ACT-Team, gedateerd en ontvangen op 30 maart 2023;
- de schriftelijke reactie met bijlagen van mevrouw G. van de kliniek H., gedateerd en ontvangen op 30 maart 2023;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A..
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat
- geen sprake was van een vrijwillige opname waardoor de heer A. ten onrechte gedwongen opgenomen is geweest;
- er ten onrechte een zorgmachtiging is aangevraagd;
- er ten onrechte geen gehoor is gegeven aan het verzoek tot inzage in het medisch dossier;
- er wordt uitgegaan van onjuiste feiten en omstandigheden inzake de gezondheidstoestand en leefomstandigheden van de heer A. en zijn zoon;
- de zoon van de heer A. en de overige familieleden ten onrechte niet bij de behandeling van de heer A. zijn betrokken.
De commissie komt tot het oordeel dat het eerste, vierde en vijfde klachtonderdeel ongegrond zijn, dat het derde klachtonderdeel gegrond is en dat het tweede klachtonderdeel niet-ontvankelijk is en licht dit hieronder nader toe.
De feiten en omstandigheden
De heer A. is een 66-jarige man van Ghanese afkomst. De heer A. woont zelfstandig maar onder begeleiding van het Leger des Heils. Daarnaast wordt de heer A. ambulant behandeld door het ACT. De heer A. is gediagnosticeerd met een psychotische stoornis waarvoor hij onder toezicht van het ACT olanzapine inneemt. Daarnaast is er sprake van hypertensie, de ziekte van Parkinson en er zou (mogelijk) sprake zijn van een verstandelijke beperking.
Op 19 december 2022 is de heer A. door zijn huisarts verwezen naar de SEH van het ziekenhuis voor het uitsluiten van een somatische oorzaak in verband met -sinds een aantal weken daaraan voorafgaand- toenemend verward gedrag. Nadat op de SEH een somatische oorzaak is uitgesloten, is de psychiatrie gevraagd voor een beoordeling waarbij gedacht werd aan een psychotische decompensatie bij schizofrenie. Er was sprake van toenemend gevaarlijk gedrag (zoals in de kou buiten op de grond liggen) risico voor anderen (brandstichting) en algehele maatschappelijke teloorgang (zoals een slechte zelfzorg en het wonen in een vervuild huis) waarbij werd gedacht aan medicatie-ontrouw dan wel alcohol en/of cannabis als luxerende factor. Er werd overwogen om een zorgmachtiging aan te vragen, maar na overleg met de heer A. stemde hij op 20 december 2022 vrijwillig in met een opname, voor een verdere beoordeling. De heer A. is vervolgens van 20 december tot en met 29 december 2022 opgenomen geweest. Op 29 december 2022 heeft de heer A. ingestemd met de overplaatsing naar de kliniek H.. De heer A. is vervolgens op 25 januari 2023 zelf met ontslag gegaan; dit tegen het advies van zijn behandelaren in. Omdat er op dat moment geen acuut gevaar aanwezig leek, was er geen aanleiding om over te gaan tot een gedwongen opname. De medewerkers van het ACT hebben vervolgens wel op 1 februari 2023 besloten een zorgmachtiging aan te vragen, onder andere in verband met (mogelijke) maatschappelijke teloorgang op de lange(re) termijn. Tijdens de hoorzitting is opgemerkt dat er op 31 maart 2023 een zitting is geweest bij de Rechtbank, maar dat ten tijde van de hoorzitting nog niet duidelijk was of de zorgmachtiging wel of niet was afgegeven.
De klacht
De klacht van de heer A. richt zich tegen de volgende beslissingen/handelingen van de instellingen:
- er was geen sprake van een vrijwillige opname waardoor de heer A. ten onrechte gedwongen opgenomen is geweest;
- er is ten onrechte een zorgmachtiging aangevraagd;
- er is ten onrechte geen gehoor gegeven aan het verzoek tot inzage in het medisch dossier;
- er wordt uitgegaan van onjuiste feiten en omstandigheden inzake de gezondheidstoestand en leefomstandigheden van de heer A. en zijn zoon;
- de zoon van de heer A. en de overige familieleden zijn ten onrechte niet bij de behandeling betrokken.
Schorsingsverzoek
De heer A. heeft de commissie verzocht de uitvoering van de beslissing inzake de aanvraag van de zorgmachtiging te schorsen. Aangezien de klachtencommissie een klacht over de zorgmachtiging als zodanig volgens artikel 10:6 lid 2 Wvggz niet-ontvankelijk moet verklaren, kan zij niet beslissen over het schorsingsverzoek daaromtrent.
Schadevergoeding
De heer A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
Ad 1)
Door of namens de heer A. is toegelicht dat hij niet vrijwillig opgenomen is geweest, zowel in J. als in H. Volgens de heer A. blijkt dit onder andere uit het feit dat hij op de gesloten afdeling opgenomen is geweest en dat hij niet onbegeleid met verlof mocht. Daarnaast wordt in de verslagen melding gemaakt van het feit dat hij twee keer ‘is gevlucht’. De zoon van de heer A. vraagt zich in dit verband af hoe er sprake kan zijn van ‘vluchten’, als zijn vader vrijwillig opgenomen was. Verder heeft de heer A. volgens zijn zoon meerdere keren aangegeven dat hij uit de kliniek en naar huis wilde. De heer A. is dan ook ten onrechte gedwongen opgenomen geweest en er is verzuimd hiervoor een juridische titel aan te vragen.
Ad 2)
Er is volgens de heer A. geen enkele aanleiding dan wel noodzaak (geweest) om een zorgmachtiging aan te vragen, en zeker niet voor een mogelijke toekomstige (gevaarlijke) situatie. In dat kader is opgemerkt dat de informatie die hiervoor gebruikt wordt onjuist is. Het gaat naar omstandigheden namelijk goed met de heer A. en een (gedwongen) opname of (gedwongen) zorg is niet nodig. Daarenboven hebben de zoon van de heer A. en diens ex-partner het huis van de heer A. na zijn ontslag uit de instelling helemaal schoongemaakt en zij houden in de gaten of het goed gaat met de heer A.. In het verlengde hiervan is opgemerkt dat (de familie van) de heer A. van mening is dat zij ten onrechte niet bij de aanvraag zijn betrokken. Zo hebben zij noch de aanvraag, noch de medische informatie die hieraan ten grondslag lag, ontvangen. Pas tijdens de zitting bij de Rechtbank hebben zij via hun advocaat de stukken gekregen die de advocaat wel opgestuurd heeft gekregen.
Ad 3)
Door of namens de heer A. is op 7 december 2022 voor het eerst schriftelijk gevraagd om inzage in het medisch dossier. Het verzoek hiertoe is ondertekend door de heer A. en zijn zoon. Zowel de heer A. als zijn zoon worden echter herhaaldelijk en door verschillende medewerkers van het ACT niet serieus genomen in dit verzoek en zij worden steeds van het kastje naar de muur gestuurd. Ten tijde van het indienen van de klacht en ook tijdens de hoorzitting is gebleken dat er (nog) steeds geen inzage is gegeven in de medische gegevens. De (zoon van de) heer A. is het hier niet mee eens en vindt dat de heer A. hierdoor in zijn belangen is geschaad.
Ad 4)
Uit de gegevens waar de heer A. en/of zijn zoon wel de beschikking over hebben gehad en/of uit de aanvraag voor de zorgmachtiging waar zij via hun advocaat de beschikking over hebben gekregen, is gebleken dat de behandelaren onjuiste gegevens hebben gehanteerd en/of dat er onjuiste gegevens zijn gebruikt. Zo is er bij de heer A. geen sprake van zogenoemde zwakbegaafdheid dan wel een verstandelijke beperking dus daar hoeft geen onderzoek naar te worden gedaan. Verder hebben noch vader, noch diens zoon verslavingsproblemen en heeft de zoon van de heer A. nooit langer dan drie dagen bij hem in huis gewoond .Overall wordt de zoon van de heer A. steeds ten onrechte ‘zwart gemaakt’ in diverse stukken en/of wordt er uitgegaan van feitelijke onjuistheden.
Ad 5)
Tot slot is gesteld dat de familie ten onrechte niet wordt betrokken bij de behandeling van de heer A. en/of dat zij in het ongewisse worden gelaten, en dit terwijl ze juist een goede invloed op de gezondheidstoestand van de heer A. hebben. Daarnaast worden ze ten onrechte niet uitgenodigd voor (behandel)gesprekken.
De pvp heeft in zijn algemeenheid opgemerkt dat er door de behandelaren kennelijk vraagtekens worden geplaatst bij de wilsbekwaamheid van de heer A.. De pvp hoopt dat hier snel duidelijkheid over wordt gegeven.
Het standpunt van verweerders
Uit de verweerschriften met de bijlagen en uit hetgeen ter zitting is besproken blijkt het navolgende:
Ad 1)
De behandelaren hebben toegelicht dat op diverse momenten aan de heer A. is gevraagd en dat is geconstateerd dat hij vrijwillig meewerkte aan de opname en de (medicamenteuze) behandeling, zowel in J. als in H. Dit blijkt ook uit het medisch dossier. Hier is nog aan toegevoegd vanuit de kliniek H. dat de heer A. vrijheden onder begeleiding had maar dat dit kwam door zijn -in ieder geval op dat moment- zwakke conditie en zijn beperkte mobiliteit. Daarnaast is er volgens de behandelaren kennelijk sprake geweest van miscommunicatie want als de familie van de heer A. gevraagd had of ze met hem naar buiten mochten, was dit verzoek gehonoreerd. Er wordt wel erkend dat het beter was geweest om niet te spreken van ‘vluchten’ maar eerder over ‘het buiten de afspraak om niet terug komen op de afdeling’
Ad 2)
De behandelaren hebben toegelicht dat de heer A. eind januari 2023 tegen het advies van zijn behandelaren in met ontslag uit de kliniek H. is gegaan. Hoewel er op dat moment geen sprake was van een crisissituatie, werd het toen wel noodzakelijk geacht een zorgmachtiging aan te vragen. Hierbij is in aanmerking genomen dat er in de toekomst mogelijk weer sprake kan zijn van gevaarlijk gedrag, leidend tot risico voor de heer A. zelf en voor derden en/of maatschappelijke teloorgang.
Ad 3)
Op 7 december 2022 heeft het ACT een brief van de heer A. ontvangen met als onderwerp: verzoek om inzage persoonsgegevens. In reactie is op 14 februari 2023 onder andere -kort samengevat- aangegeven dat de zorgaanbieder op grond van de wet- en regelgeving geen informatie (zonder toestemming van een cliënt) kan verstrekken aan de eerste contactpersoon, niet zijnde de vertegenwoordiger van de cliënt. Vervolgens is op 16 februari 2023 gebeld met de zoon van de heer A.. Tijdens het telefoongesprek heeft hij aangegeven dat zijn vader een brief heeft ondertekend en dat hij daarmee het dossier van zijn vader kan opvragen. Gezien de twijfel over de wilsbekwaamheid van de heer A. is op dat moment, ter zorgvuldige beoordeling van het verzoek, besloten om tijdens een huisbezoek bij de heer A. na te gaan of hij kan overzien waarvoor hij getekend heeft. Tijdens het huisbezoek bleek de heer A. niet te kunnen vertellen waarvoor hij getekend had. Hierna is besloten de zoon van de heer A. geen inzage te geven in het medisch dossier van zijn vader. Hier is aan toegevoegd dat de behandelaren voornemens zijn binnenkort opnieuw langs te gaan bij de heer A. om opnieuw te beoordelen of de heer A. wilsbekwaam is ten aanzien van het delen van de medische gegevens met zijn zoon. Tijdens de hoorzitting is tevens opgemerkt dat er binnenkort op dit punt (weer) een bemiddelingsgesprek zal worden belegd met de heer A., diens zoon, medewerkers van het ACT en de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder.
Ad 4)
De behandelaren hebben allereerst opgemerkt dat niet duidelijk is welke feiten en/of omstandigheden niet juist in het dossier zouden zijn opgetekend. In het verlengde hiervan is opgemerkt dat in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de medewerkers van het ACT zich bij het beoordelen van de gezondheidstoestand en de leefomstandigheden van hun cliënten baseren op eigen observaties en soms ook op waarnemingen van derden, zoals bijvoorbeeld begeleiding van de woonvorm, familieleden, de huisarts, de thuiszorg etc. etc. Tijdens de hoorzitting is hier aan toegevoegd dat in het dossier soms wordt gesproken over ‘de zoon’, terwijl dan niet duidelijk was of dit de heer AA. of diens broer betrof. Deze passages zijn onlangs uit het dossier verwijderd.
Ad 5)
De behandelaren hebben opgemerkt dat zij het vervelend vinden om te horen dat de zoon van de heer A. van mening is dat hij niet bij de behandeling van zijn vader is betrokken. Vanuit de J. is in dit kader opgemerkt dat er op diverse momenten contact is geweest met de zoon van de heer A.. Hij is op bezoek geweest bij zijn vader en hij is betrokken bij het beleid. En ondanks dat hij bepaalde zorgen aan de medewerkers van J. heeft meegegeven, is toen niet geconstateerd dat de zoon zich niet kon vinden in het behandelbeleid. Uit de status van de heer A. blijkt verder dat er in de maanden juni 2022 tot en met 2023 op de volgende momenten contact is geweest tussen het ACT en een zoon van de heer A., waarbij het merendeel telefonische contacten betreft, te weten op 8 juni 2022, 6, 7, 17, 20, 22 en 29 december 2022 en 17 januari 2023.
Overwegingen en oordeel
De heer A. stelt zich, gelet op zijn klaagschrift en de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat de opname in J. en in de kliniek H. niet vrijwillig was. Daarnaast klaagt hij over het feit dat ten onrechte een zorgmachtiging is aangevraagd; er geen gehoor is gegeven aan het verzoek tot inzage in het medisch dossier; er wordt uitgegaan van onjuiste feiten en omstandigheden inzake de gezondheidstoestand en leefomstandigheden van de heer A.; en dat de zoon van de heer A. en de overige familieleden ten onrechte niet bij de behandeling zijn betrokken.
Ad 1)
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verteld is volgens de commissie gebleken dat er bij de opname van de heer A. op de SEH van het ziekenhuis reeds plannen bestonden om, gezien diens gevaarlijk gedrag en het daarbij behorende risico voor zichzelf en anderen, een zorgmachtiging aan te vragen. Echter, bij navraag hierover aan de heer A. werd duidelijk dat hij akkoord was met een vrijwillige opname. Blijkens de relevante rapportages is dit meerdere keren aan hem gevraagd waarna de vrijwilligheid door de heer A. werd bevestigd, zowel op de afdeling SEH van het ziekenhuis over de voorgenomen opname in J. alsook ten tijde van de overplaatsing van J. naar de kliniek H. De behandelaren hebben daarom op dat moment besloten geen crisismaatregel of zorgmachtiging aan te vragen. De commissie heeft geen reden om de verslaglegging hieromtrent in twijfel te trekken.
Ten aanzien van de vrijheden onder begeleiding is volgens de commissie ook voldoende uitgelegd dat dit te maken had met de – in ieder geval op dat moment- zwakke conditie dan wel beperkte mobiliteit van de heer A.. Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de behandelaren er van uit mochten gaan dat er sprake was van een vrijwillige opname en dat er derhalve geen zorgmachtiging is aangevraagd. Dit klachtonderdeel oordeelt de commissie ongegrond.
Ad 2)
De klachtencommissie dient een klacht over de zorgmachtiging als zodanig volgens artikel 10:6 lid 2 Wvggz niet-ontvankelijk te verklaren. Het tweede klachtonderdeel over de aanvraag van de zorgmachtiging is dan ook niet-ontvankelijk. Volledigheidshalve merkt de commissie op dat tijdens de hoorzitting is gesproken over de procedure voor het aanvragen van een zorgmachtiging. De commissie hecht er wel aan op te merken dat het aanvragen van een zorgmachtiging een zelfstandige beslissing is van de behandelaar van een cliënt waar de familie van de cliënt niet noodzakelijkerwijs (direct) bij betrokken hoeft te worden.
Ad 3)
De commissie is, alles in ogenschouw nemend, van oordeel dat de medewerkers van het ACT niet voldoende voortvarend dan wel niet voldoende zorgvuldig hebben gehandeld ten aanzien van het verzoek van (de zoon van) de heer A. tot inzage in het (medisch) dossier. Door of namens de heer A. is op 7 december 2022 een verzoek tot inzage ingediend en de instelling heeft hier pas op 16 februari 2023 op gereageerd. Ook al hadden de medewerkers van de instelling kennelijk twijfels of de heer A. op de hoogte was van het verzoek en/of hij in dit opzicht wilsbekwaam is, dan nog is dit volgens de commissie geen rechtvaardiging voor het feit dat het 10 weken heeft geduurd voordat de heer A. een reactie op diens verzoek kreeg. De commissie komt tot het oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is.
Volledigheidshalve merkt de commissie in dit kader nog op dat zij de medewerkers van het ACT adviseert de heer A. en diens zoon beter te informeren over de mogelijkheden voor het vertegenwoordigen van een cliënt. Mochten zij zich namelijk op het standpunt (blijven) stellen dat zij de heer A. in dit opzicht wilsonbekwaam achten, dan ligt het volgens de commissie op de weg van de behandelaren van het ACT om dan (de zoon van) de heer A. te adviseren over de mogelijkheden tot het aanwijzen van een wettelijk vertegenwoordiger voor wie inzage in het medisch dossier dan wel mogelijk is.
Ad 4)
De commissie is het niet eens met de stelling van de heer A. dat er wordt uitgegaan van onjuiste feiten en omstandigheden inzake de gezondheidstoestand en leefomstandigheden van zowel hemzelf als van zijn zoon. Daarnaast werd tijdens de hoorzitting duidelijk dat mogelijke onjuistheden in het dossier reeds zijn verwijderd. De commissie komt tot het oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Ad 5)
De commissie is het, gezien de regelmatige contacten van de behandelaren met de heer AA., met name in december 2022, niet eens met de stelling van de heer A. dat zijn zoon en de overige familieleden ten onrechte niet bij zijn behandeling zijn betrokken. De commissie komt tot het oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Schadevergoeding
Hoewel het derde klachtonderdeel gegrond is verklaard, is er geen grondslag voor een toekenning van een schadevergoeding door de commissie, aangezien dit klachtonderdeel niet ziet op een zogenoemd Wvvgz-klachtonderdeel. De commissie verwijst de heer A. in dit verband naar (de klachtenfunctionaris van) de instelling.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klachtonderdelen één, vier en vijf ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel twee niet-ontvankelijk;
- verklaart klachtonderdeel drie gegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af (en verwijst de heer A. hiervoor naar (de klachtenfunctionaris van) de instelling).