Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 10 augustus 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 10 augustus 2023, nummer 2308-103
Datum: 21 augustus 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 21 augustus 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A., gedateerd 10 augustus 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 10 augustus 2023.
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: mevrouw A.;
bijgestaan door: mevrouw B., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Instelling: mevrouw C., psychiater;
mevrouw D., arts-assistent;
een verpleegkundige;
twee co-assistenten.
Klachtencommissie: mevrouw X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: mevrouw X.
Mevrouw X (toekomstig voorzitter klachtencommissie) was als toehoorder bij de zitting aanwezig.
Stukken
De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van mevrouw A..
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit tot
1) opname in een accommodatie;
2) toediening van medicatie. .
De commissie komt tot het oordeel dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn. Het verzoek van klaagster tot vergoeding van haar schade wordt afgewezen.
De feiten en omstandigheden
Bij beschikking van 27 juni 2023 heeft de Rechtbank E. (hierna: de rechtbank) ten aanzien van mevrouw A. een zorgmachtiging verleend voor – onder andere – het toedienen van medicatie en een opname in een accommodatie, voor de duur van zes maanden, dus tot en met 27 december 2023.
Ten aanzien van de noodzaak van verplichte zorg heeft de rechtbank overwogen dat bij mevrouw A. sprake is van (een vermoeden van) een psychotisch beeld, waardoor dreigende maatschappelijke teloorgang en verlies van de woning. De rechtbank heeft overwogen dat mevrouw A. de hulpverlening buiten de deur houdt, niet adequaat handelt rondom de verplichtingen van een uitkering (met intrekking of korting tot gevolg waardoor zij haar huur niet kan betalen en woning kan kwijtraken), en dat paranoïde wanen de overhand nemen. De rechtbank heeft verder overwogen dat de familie van mevrouw A. eerder heeft geprobeerd haar in zorg te krijgen maar dat dit niet is gelukt, en dat mevrouw A. zelf niet in staat is haar zorgelijke situatie te veranderen. Verplicht ingrijpen is volgens de rechtbank noodzakelijk om de benodigde zorg aan mevrouw A. te kunnen verlenen.
Op 3 augustus 2023 werd mevrouw A. vanwege het afhouden van ambulante zorg opgenomen op de afdeling High Intensive Care (HIC) van F. (hierna; de instelling).
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is mevrouw A. op 4 augustus 2023 en op 8 augustus 2023 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van beslissingen tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgevingen is onder meer ‘het opnemen in een accommodatie’ en ‘het toedienen van medicatie’ aangekruist als de aan haar te verlenen vormen van verplichte zorg.
Deze beslissingen vermelden dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is omdat mevrouw A. desorganisatie van zowel gedrag en spraak toont, als ook hallucinatoir gedrag en paranoïde wanen, waardoor zij eerder haar huurhuis bijna heeft verloren, haar huis heeft vervuild en geen bezoekregeling meer heeft met haar kinderen. Op de afdeling is sprake van ernstige psychotische symptomen waarbij mevrouw A. achterdochtig is, paranoïde wanen heeft, incoherent en angstig is en fors gedesorganiseerd. Psychotische symptomen zorgen op de afdeling voor forse lijdensdruk bij mevrouw A., aldus de zorgverantwoordelijke.
De behandelaar komt in een aparte beslissing van 9 augustus 2023 tot het oordeel dat mevrouw A. wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die zij nodig heeft.
De klacht
De klacht van mevrouw A. richt zich tegen de volgende handeling/beslissing van de instelling:
- de opname in de instelling;
- het toedienen van (antipsychotische) medicatie.
Schorsingsverzoek
Mevrouw A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen.
De instelling heeft de commissie vervolgens op 16 augustus 2023 (in het verweerschrift) geïnformeerd dat de verplichte zorg in de vorm van medicatietoediening nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de commissie. Ook heeft de instelling de commissie gemotiveerd geadviseerd de verplichte zorg in de vorm van een opname niet te schorsen. De commissie zal zich dan ook beperken tot een beslissing over het schorsingsverzoek inzake de opname.
Schadevergoeding
Mevrouw A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal zij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
Mevrouw A. zegt dat zij geen psychische stoornis heeft. Het gaat goed met haar en ze heeft alleen wat problemen gehad met haar uitkering. Eind 2022 heeft zij twee afspraken gemist die noodzakelijk waren in het kader van haar uitkering. Dat was niet handig, want daardoor werd haar uitkering stopgezet. Zij had zelf het één en ander weer in orde willen maken, maar haar moeder en broertje vonden dat haar broertje dit moest doen. Ondanks dat mevrouw A. hem zei dat hij niet een nieuwe uitkering voor haar kon regelen, omdat alleen zijzelf dit kon doen, nam haar broertje dit toch op zich. Vervolgens heeft hij er negen maanden over gedaan om het daadwerkelijk te regelen. Daardoor raakte zij in de problemen met het betalen van de huur van haar huis.
Mevrouw A. benadrukt dat zij gezond is, nooit medicatie gebruikt en dat ook niet wil. Omdat zij geen psychische stoornis heeft en alleen haar uitkering tijdelijk was kwijtgeraakt, is er volgens haar ook geen reden haar medicatie te geven. Bovendien is ze bang voor bijwerkingen en wil ze liever geen medicatie waar ze ‘knock-out’ van gaat. Ook is ze bang voor injecties en de pijn daarvan.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat behandeling met een opname en met (antipsychotische) medicatie volstrekt noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Uit het verweerschrift en uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat de behandelaars van mening zijn dat mevrouw A. een psychose heeft waardoor zij meermaals ernstig in de problemen is gekomen. Zij heeft bijvoorbeeld de huur en elektriciteitsrekening van haar huis niet betaald, is de bezoekregeling met haar kind kwijtgeraakt, is afspraken met betrekking tot haar uitkering niet nagekomen en het huis van mevrouw A. was ernstig vervuild.
De behandelaars zeggen dat mevrouw A. hallucinatoir gedrag vertoont: ze is vrijwel de hele nacht wakker, staart in het luchtledige, praat met geesten en maakt hierbij wilde handgebaren. Ook heeft mevrouw A. wanen dat haar broer haar heeft verkracht via voodoo (en dus de vader van haar zoon is) om zo geld van pleegzorg te krijgen, en dat haar zus paragnost is en de hele familie bestuurt. De behandelaars zien ook dat mevrouw A. gedesorganiseerd is: ze wordt steeds afgeleid en begint dan weer opnieuw met dingen. In gesprekken verzandt ze in haar verhaal en herhaalt ze steeds dezelfde zinnen zodat een echt gesprek niet mogelijk is.
Er is door een ambulant team geprobeerd mevrouw A. in de thuissituatie te behandelen, maar die zorg heeft zij afgehouden. De behandelaars willen samen met mevrouw A. zoeken naar een antipsychoticum dat effectief is en het beste aansluit bij haar wensen ten aanzien van de bijwerkingen.
Het ernstige nadeel dat afgewend dient te worden bestaat volgens de behandelaars derhalve uit maatschappelijke teloorgang en ernstig psychisch letsel.
Overwegingen en oordeel
Mevrouw A. stelt zich, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat een opname in de instelling en de toediening van medicatie niet nodig zijn en dat zij niet lijdt aan een stoornis van de geestvermogens.
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken is volgens de commissie gebleken dat mevrouw A. lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Hoewel mevrouw A. de stoornis ontkent, heeft de commissie geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose.
Er is sprake van een groot risico op ernstig psychisch letsel van mevrouw A. zelf en maatschappelijke teloorgang indien geen verbetering in het toestandsbeeld van mevrouw A. optreedt. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van mevrouw A. als gevolg van haar psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft mevrouw A. zorg nodig.
De commissie is verder van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder opname in de instelling en toediening van (antipsychotische) medicatie kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is. De commissie vindt het begrijpelijk dat mevrouw A. zich zorgen maakt over de medicatie, de toedieningsvorm en de bijwerkingen daarvan, maar de behandelaars hebben toegezegd dat zij bij de keuze voor een middel zoveel als mogelijk met mevrouw A. zullen overleggen en met haar wensen rekening zullen houden.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
Schadevergoeding
Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het schorsingsverzoek inzake de opname af;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beslissing is op 22 augustus 2023 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 24 augustus 2023 aan betrokkenen verzonden.
Aanbeveling
De commissie beveelt de instelling aan om, bij een klacht waarin een schorsingsverzoek is opgenomen, de commissie binnen drie werkdagen een separaat advies te geven over dit verzoek. De klachtencommissie kan dan zo spoedig mogelijk een beslissing op het schorsingsverzoek nemen.