Klacht tegen besluit intrekken zelfstandige vrijheden


De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van <naam klager> (hierna te noemen klager), wonende te <woonplaats>. De klacht is gericht tegen het besluit om de zelfstandige vrijheden van klager in te trekken, genomen door <naam psychiater>, psychiater. In verband met afwezigheid van <naam behandelend psychiater>, treden de waarnemend psychiater, <naam waarnemend psychiater> en verpleegkundig specialist <naam verpleegkundig specialist> op als verweerders (hierna te noemen verweerders). <naam verpleegkundig specialist> is tevens de behandelcoördinator van <naam klager>.

Verloop procedure

–             Klachtenformulier van <naam klager>, ontvangen op 15 april 2022;

–             Verweerschrift met bijlagen van <naam verpleegkundig specialist>, ontvangen op

25 april 2022.

De commissie heeft met toestemming van klager inzage gehad in de stukken uit zijn medische dossier die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.

De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2022, waarbij klager en verweerders in de gelegenheid zijn gesteld een mondelinge toelichting te geven. Klager werd hierbij ondersteund door <naam pvp 1> en <naam pvp 2>, patiëntvertrouwenspersoon (hierna te noemen pvp).

Het dictum van de uitspraak van de commissie is op 29 april 2022 per e-mail en per brief aan partijen medegedeeld.

Ontvankelijkheid

De commissie oordeelt dat de klacht ontvankelijk is, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3

sub f Wvggz en de klachtenregeling Wvggz van GGNet.

De klacht

De klacht richt zich tegen het besluit om de zelfstandige vrijheden van klager voor de duur van zes weken in te trekken.

Op 25 maart 2022 heeft klager tijdens zijn verlof drie uur gewandeld en is hij met de taxi weer teruggegaan naar de instelling. Klager wist dat hij eigenlijk maar een half uur weg mocht en dat hij niet van het terrein af mocht. Klager is het echter niet eens met de consequenties die daaraan zijn verbonden. Klager is tenslotte uit zichzelf weer teruggekomen en bij de blaastest bij terugkomst is er geen alcohol gemeten: er was dus geen sprake van ernstig nadeel. De afspraken betroffen daarnaast eenzijdige afspraken waar klager geen inspraak in had.

Klager herkent zich ook niet in de diagnoses die in het behandelplan worden genoemd en stelt dat hij geen psychische zorg nodig heeft. Klager is van mening dat hij voor zichzelf kan zorgen. De dingen die in de beschrijvende diagnose in het behandelplan worden benoemd, ervaart klager als confronterend. Het zou fijn zijn als dit anders geformuleerd zou worden.

Klager mag sinds het voorval voor zes weken niet meer onbegeleid naar buiten. Klager stelt dat hij hieronder lijdt; het voelt voor hem als een straf en hij mist zijn vrijheid. Daarnaast kon hij nu ook met koningsdag niet weg.

Ter zitting wordt tot slot nog aangevoerd dat de art. 8.9 brief te laat is aangereikt en dat deze niet voldoet op een aantal essentiële punten. Zo wordt er verwezen naar de zorgmachtiging terwijl in de art. 8.9 brief specifiek moet worden omschreven welke vorm van verplichte zorg wordt toegepast, waarom en voor hoe lang.

Schadevergoeding

Ter zitting wordt, bij gegrondverklaring van de klacht verzocht om de schade die klager als gevolg hiervan heeft geleden, te vergoeden.

Het verweer

In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.

Klager is een patiënt met een lange psychiatrische voorgeschiedenis. Er is sprake van een ernstige autismespectrumstoornis, schizofrenie, vermoedelijk cognitieve achteruitgang bij oorspronkelijk hoge intelligentie en daarnaast chronisch middelengebruik. Klager functioneert op het niveau van een drie-jarige.

Recent is klager binnen <naam afdeling> overgeplaatst van groep 4 naar groep 7. Op groep 4 kon klager de zelfstandige vrijheden goed aan. Vanaf het begin van de opname op groep 7 zijn de vrijheden langzaam opgebouwd. Sinds die tijd is de stabiliteit die er was op groep 4, gaan wankelen. Klager is teruggevallen in drugs en alcoholgebruik, waarbij er een toename van verwardheid (psychose) en grensoverschrijdend gedrag (zoals een kusje willen geven aan de verpleging) werd gezien. Klager heeft geen ziektebesef/ziekte-inzicht en herkent zich niet in de toename van verwardheid en grensoverschrijdend gedrag bij alcohol- en drugsgebruik. Daarnaast is de medicatie die klager gebruikt, zeer gevaarlijk in combinatie met alcoholgebruik.

Door de onttrekkingen zagen de behandelaren het toestandsbeeld verslechteren. Klager ging zich sneller onttrekken en daarbij ook meer alcohol en drugs gebruiken. Hierdoor ontstaat er ernstig nadeel door de toename van verwardheid en daarbij toename op risicovol gedrag. In het verleden heeft dat geresulteerd in een geweldsincident en maatschappelijke teloorgang. Er is met klager afgesproken dat bij een volgende onttrekking of terugval in alcohol en/of middelengebruik, zijn zelfstandige vrijheden voor zes weken zouden worden ingetrokken.

Vervolgens heeft klager zich bij de eerste dag van de zelfstandige vrijheden onttrokken. Hierop hebben de behandelaren de afspraak doorgevoerd met als doel om in die zes weken het patroon te doorbreken en klager weer in het patroon van groep 4 te krijgen, waarbij hij stabiel was en ook vooruit ging.

Tijdens gesprekken komen de zelfstandige vrijheden steeds weer naar voren. Klager geeft in die gesprekken ook aan dat hij een borrel wil drinken. Dat is een reden waarom de behandelaren vasthouden aan de zes weken beperkingen. In die periode wordt er zoveel mogelijk meegedacht en ondersteund in de kwaliteit van leven voor klager. Begeleide vrijheden zijn in principe akkoord. In dit kader wordt er dagelijks gewandeld met klager en wordt er ook meerdere keren per week met hem gefietst. Daarnaast is er een zwembroek voor klager aangeschaft, zodat hij samen met zijn persoonlijk begeleider kan gaan zwemmen. De intentie is om na de zes weken de zelfstandige vrijheden weer te starten en deze stapsgewijs op te bouwen.

Verweerders erkennen dat zij vergeten zijn om klager op 25 maart 2022 de beslissing met betrekking tot de verplichte zorg in een formele schriftelijke art. 8.9 brief mee te delen. Deze brief is op

22 april 2022 alsnog aan klager overhandigd. Wat betreft de beschrijvende diagnose in het behandelplan worden de opmerkingen van de pvp ten aanzien van de beschrijvende diagnose meegenomen als goede tip. Het is echter aan de behandelaar om daar vorm aan te geven. Er kan een goede reden voor zijn voor de formulering zoals deze nu gehanteerd wordt.

Overwegingen en conclusies

De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.

Met betrekking tot de beslissing om klager zijn zelfstandige vrijheden direct in te trekken, wordt overwogen dat verweerders hiertoe op goede gronden hebben besloten. Klager heeft zich in het verleden eerder onttrokken. Er waren daarom afspraken gemaakt met betrekking tot de zelfstandige vrijheden. Klager heeft deze afspraken direct bij de eerste mogelijkheid geschonden.

Verweerders hebben de voorgeschiedenis, het gebrek aan ziektebesef bij klager en het daaruit voortvloeiende gedrag bij de beslissing betrokken, en op basis hiervan een risico inschatting gemaakt. Samen met het toegenomen alcohol- en drugsgebruik en de daarmee samenhangende gedragsverandering (toename in psychose, grensoverschrijdend gedrag e.d.), leek het risico dat klager zich opnieuw zou onttrekken en het gevaar zou lopen op maatschappelijke teloorgang, reëel.

De commissie overweegt hierbij dat klager zich bewust was van de afspraak dat hij slechts een half uur naar buiten mocht en niet van het terrein af mocht. Desondanks is klager op 25 maart 2022 het terrein afgegaan om drie uur lang te wandelen. Het feit dat klager uit zichzelf weer terugkeerde naar de instelling doet hier niets aan af: klager heeft zelf, bewust de afspraken geschonden.

De commissie is daarnaast van oordeel dat verweerders zich voldoende hebben ingezet om ervoor te zorgen dat klager in de periode van zes weken voldoende begeleide activiteiten buiten kan ondernemen (zoals het wandelen en fietsen). Ook wordt er gewerkt aan de mogelijkheid voor klager om met zijn persoonlijk begeleider te gaan zwemmen. De commissie ziet betrokkenheid bij verweerders om te zoeken naar passende oplossingen voor klager om begeleide activiteiten te kunnen doen en ook om weer het patroon en de stabiliteit terug te krijgen die klager bij groep 4 had. De commissie ziet geen aanwijzingen dat verweerders tekortgeschoten zijn of hierin onzorgvuldig hebben gehandeld.

Gebleken is evenwel dat de beslissing met betrekking tot het intrekken van de zelfstandige vrijheden pas op 22 april 2022 schrift is gesteld omdat en nadat er een klacht was ingediend over het intrekken van de zelfstandige vrijheden. Hiermee is het vormverzuim op 25 maart 2022 hersteld en krijgt het verzuim daardoor geen rechtsgevolg in de zin dat deze niet de rechtsgeldigheid van het besluit tot toepassen van verplichte zorg aantast. Het besluit kan in stand blijven.

De commissie acht het intrekken van de zelfstandige vrijheden op grond van bovenstaande in onderhavig geval inhoudelijk juist en zal de klacht daarom ongegrond verklaren.

Schadevergoeding

Nu de klacht ongegrond wordt verklaard, is er naar oordeel van de commissie geen sprake van een grond voor het toekennen van een schadevergoeding.

Oordeel

De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen de klacht ongegrond.

 

Op 29 april 2022 vastgesteld door de commissie:

Dhr. mr. J. Blok, voorzitter;

Dhr. G.V.J. Thomas, psychiater;

Mw. I. van de Gevel, algemeen lid, op voordracht van de Cliëntenraad.

Namens de commissie:

i.o.

Mw. M.T. Averesch-Wilbrink

ambtelijk secretaris

Verzonden d.d. 6 mei 2022

 

Tegen een uitspraak van de klachtencommissie kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming van de uitspraak.