Klacht tegen verplichte medicatie (en tegen bejegening door zorgmedewerkers) is ongegrond


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken    

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van mevrouw A. , gedateerd 19 september 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 19 september 2023, nummer 2309-118

Datum: 2 oktober 2023

Inleiding

De klachtencommissie is op 2 oktober 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A. , gedateerd 19 september 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 19 september 2023, tegen B. 

Het betreft een klacht op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig in de zitting:

Klaagster: mevrouw A. ;
Bijgestaan door: mevrouw C, patiëntenvertrouwenspersoon (pvp);
een tolk in de Engelse taal.

Instelling: mevrouw D., psychiater.

Klachtencommissie: mevrouw X., voorzitter, jurist;
de heer X., lid, psychiater;
mevrouw X., lid, voorgedragen door de Cliëntenraad. 

Ambtelijk secretaris: de heer X.

Stukken

De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift;
  2. de aanvullende klaagschriften; 
  3. het verweerschrift;
  4. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van mevrouw A

Samenvatting

Klaagster heeft klachten ingediend tegen het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg en over de bejegening door het zorgpersoneel. De commissie oordeelt dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. Het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen.

De feiten en omstandigheden

Bij beschikking van 8 september 2023 heeft de Rechtbank J. ten aanzien van mevrouw A. een zorgmachtiging verleend, geldend tot en met 8 maart 2024, voor verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder “het toedienen van medicatie” (hierna: de beschikking). 

In de beschikking heeft de rechtbank vastgesteld dat mevrouw A. lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft geen gegronde reden om aan de diagnose van de artsen, die ter zake deskundig worden geacht, te twijfelen. 

Ter uitvoering van de bovengenoemde beschikking verblijft mevrouw A. bij de zorgaanbieder B (hierna: de instelling). 

Op of omstreeks 31 augustus 2023 werd aan mevrouw A. – toen nog op grond van een door de rechtbank verleende machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel – ingrijpmedicatie toegediend.  

Op 6 september 2023 is door de zorgverantwoordelijke, aan mevrouw A. een mededeling, als bedoeld in artikel 8:9 lid 2 Wvggz, uitgereikt, waarin aan mevrouw A. enerzijds wordt kenbaar gemaakt dat aan haar depotmedicatie zal worden toegediend en anderzijds dat zij zal worden ingesloten in de EBK. In de toelichting op de beslissing tot het toepassen van verplichte zorg staat het volgende vermeld (letterlijk overgenomen): 

zij was dreigend en agressief aanwezig op de afdeling daarom heeft zij ingrijpmedicatie gekregen te weten cisordinol acutard en is zij naar de ebk gebracht. Besloten wordt dat zij ook depotmedicatie zal krijgen zodat medicatietrouw gegarandeerd wordt en ontslag eerder plaats kan vinden.” 

De klacht en het standpunt van klaagster 

Mevrouw A. heeft in deze klachtenprocedure verschillende klachtonderdelen benoemd (genummerd 1 tot en met 4). 

Klachtonderdeel 1 

Op donderdag 31 augustus 2023 kreeg mevrouw A. een injectie waarvan zij meer dan 24 uur buiten bewustzijn is geweest. Er was op dat moment geen sprake van ernstig gevaar voor haar gezondheid. Er was dus ook geen noodzaak voor het geven van deze zware medicatie. Mevrouw A. heeft de X-e nationaliteit en meent dat haar gevoelens van stress en angst onterecht worden aangezien voor gevoelens van paranoïde en agitatie. 

Klachtonderdeel 2

Mevrouw A. is het niet eens met het feit dat zij wordt behandeld met depotmedicatie, welke behandeling helemaal niet nodig is omdat er geen sprake is van een psychische stoornis. Wel ervaart zij gevoelens van stress en onrust. Daarnaast ondervindt ze veel pijnklachten van de depotmedicatie. 

Klachtonderdeel 3

Het medisch personeel (de verpleegkundigen) dreigen mevrouw A. met medicatie terwijl ze die helemaal niet nodig heeft. Eenmaal heeft een verpleegkundige haar geprobeerd te slaan. Toen zij hier haar beklag over wilde doen werd haar te kennen gegeven dat er op de  afdeling camera’s hangen en dat het opgenomen materiaal na 24 uur wordt vernietigd. Later bleek dat er helemaal geen camera’s op de afdeling hangen. De betreffende verpleegkundige heeft dus tegen haar gelogen. 

Klachtonderdeel 4

Van de verpleging krijgt mevrouw A. steeds lorazepam zonder dat daarvoor een noodzaak bestaat. Mevrouw A. is van mening dat de verpleging geen toestemming heeft om haar iedere keer lorazepam te geven. 

Schorsingsverzoek 

Mevrouw A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen. 

De instelling heeft de commissie vervolgens op 25 september 2023 geïnformeerd dat de verplichte zorg nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de commissie na de hoorzitting. De commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.

Schadevergoeding

Mevrouw A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal zij dit met een nieuw document onderbouwen

Het standpunt van verweerder

De zorgverantwoordelijke heeft, samengevat, het volgende aangevoerd. 

Op 30 augustus 2023 kreeg mevrouw A. per injectie zuclopentixol (Acutard) toegediend in een dosering van 75 mg vanwege snel oplopende agitatie en spanningen. Zij dreigde ook met suïcide als de verpleging haar niet hielp om naar land X te komen. Voor de rust en gezondheid van mevrouw A., maar ook voor de veiligheid van medepatiënten is besloten tot het toedienen van medicatie. Er was geen sprake van bewusteloosheid. 

Mevrouw A. zwerft al jaren door Europa met als uiteindelijke doel te emigreren naar land X omdat zij zich niet veilig voelt in het land van herkomst. Door de X-e immigratiedienst wordt de situatie echter niet als onveilig gekwalificeerd. Bij mevrouw A. levert dit veel stress op. Vanuit een psychose is mevrouw A. erg achterdochtig waarvoor zij al meerdere keren gedwongen opgenomen is geweest. Zij meent bijvoorbeeld dat anderen haar uitlachen en recent durfde zij de afdeling niet op te komen. Het lukt mevrouw A. momenteel niet om voor zichzelf te zorgen en om haar plan om naar X te emigreren uit te voeren. Sinds het gebruik van zuclopentixol gaat het beter met mevrouw A.: ze komt meer op de afdeling, kan een gesprek voeren zonder te schelden en kan beter haar zaken organiseren. Aangezien mevrouw A. niet beschikt over een vaste verblijfplaats is gekozen voor depotmedicatie om adequate inname van medicatie te garanderen. Mevrouw A. bleef ageren tegen injecties. Om haar daarin tegemoet te komen, is er geswitcht naar penfluridol. Hier verzet zij zich niet tegen. 

Mevrouw A. komt regelmatig in conflict met de verpleging. Mede hierom krijgt mevrouw A. ook lorazepam voorgeschreven. Adequate inname is van belang om te voorkomen dat agitatie en spanningen weer oplopen. De verpleging blijft daarom de lorazepam aan mevrouw A. aanbieden. Inmiddels wordt mevrouw A. behandeld met promethazine waartegen zij zich niet verzet. Uit het dossier blijkt niet dat mevrouw A. is geslagen door een verpleegkundige. Er zijn dus geen camerabeelden. 

Overwegingen en oordeel

De klachtonderdelen 

Mevrouw A. klaagt dat zij op 30 augustus 2023 medicatie toegediend heeft gekregen terwijl de noodzaak daarvoor ontbrak. Als gevolg van de medicatie is zij enige tijd buiten bewustzijn geweest. Ook het toedienen van depotmedicatie is niet nodig, omdat er geen sprake is van een psychische stoornis op grond waarvan behandeling noodzakelijk is. Mevrouw A. klaagt verder dat het verplegend personeel haar lorazepam blijft aanbieden en dat zij door hen wordt verplicht het in te nemen, terwijl zij geen lorazepam nodig heeft. Tot slot klaagt mevrouw A. dat een verpleegkundige haar geprobeerd heeft te slaan.  

De commissie overweegt als volgt. De wet stelt aan de uitvoering van verplichte zorg een groot aantal inhoudelijke en formele eisen. Uit artikel 3:3 en 3:4 van de Wvggz volgt dat verplichte zorg verleend kan worden indien het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel en: 

  1. er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn; 
  2. er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn; 
  3. het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en 
  4. redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. 

Tijdens de mondelinge behandeling heeft A. verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen de huidige behandeling met medicatie, te weten promethazine (in plaats van lorazepam) en penfluridol (in plaats van cisordinol). Het pijnpunt ligt – voor wat klachtonderdelen 1, 2 en 3 betreft – vooral op de toediening van zuclopentixol op 30 augustus 2023 en op de toediening van cisordinol en lorazepam in de periode daarna. Naar het oordeel van de commissie voldoet de beslissing tot het toepassen van verplichte zorg evenwel aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Uit de overgelegde stukken blijkt voldoende dat het aanzeggen en verlenen van de verplichte zorg op 30 augustus 2023 in verhouding stond tot het doel waarvoor deze werd ingezet, namelijk het stabiliseren van het toestandsbeeld van mevrouw A. en het afwenden van ernstig nadeel. Bovendien moest voorkomen worden dat mevrouw A. moest worden ingesloten in de EBK. Mevrouw A. heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die leiden tot een ander oordeel. De stelling dat mevrouw A. na het toedienen van de medicatie enige tijd het bewustzijn verloren heeft, althans buiten bewustzijn is geraakt, vindt geen steun in de stukken. Dat mevrouw A. erg veel pijn had door de medicatie, wordt door de zorgverantwoordelijke niet, althans niet met zoveel woorden ontkend. Om die reden heeft de zorgverantwoordelijke er ook voor gekozen om te switchen naar een ander medicijn. 

Evenmin heeft mevrouw A. feiten en omstandigheden aangevoerd die maken dat de commissie van oordeel is dat er voor het toedienen van depotmedicatie (cisordinol) geen noodzaak bestond. Uit de stukken blijkt immers voldoende dat mevrouw A. is gediagnosticeerd met een psychische stoornis waarvoor behandeling met antipsychotica geïndiceerd is. De commissie is dan ook van oordeel dat de zorgverantwoordelijke de beslissing op juiste gronden genomen heeft. De klachten zullen daarom ongegrond worden verklaard. 

In het derde klachtonderdeel beklaagt mevrouw A. zich over de bejegening van de verpleging. Mevrouw A. stelt dat een verpleegkundige haar geprobeerd heeft te mishandelen. In het licht van het gemotiveerde verweer, bevatten de stukken naar het oordeel van de commissie geen aanwijzingen dat daadwerkelijk sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag van een verpleegkundige. Ook de stelling van mevrouw A. dat er over het gebruik van camera’s gelogen zou zijn, vindt geen steun in de stukken. De commissie betreurt het dat mevrouw A. het kennelijk wel als zodanig ervaren heeft. Het klachtonderdeel hierover zal echter ongegrond worden verklaard. 

Tot slot klaagt mevrouw A. over de behandeling met lorazepam. Voor zover mevrouw A. bedoeld heeft te klagen over het ontbreken van voldoende noodzaak voor een dergelijke behandeling, is de commissie van oordeel dat de noodzaak daarvan voldoende gebleken is. Dat bij mevrouw A. niet altijd sprake was van snel oplopende spanningen en agitatie leidt niet tot een ander oordeel. De zorgverantwoordelijke heeft namelijk voldoende gemotiveerd uiteengezet dat behandeling met lorazepam ook noodzakelijk is om te voorkómen dat bij mevrouw A. de spanningen hoog oplopen. Dit betekent dat de commissie klachtonderdeel 4 eveneens ongegrond zal verklaren. 

De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding 

Nu de commissie de klacht in al haar onderdelen ongegrond zal verklaren, is er geen aanleiding voor het toekennen van de verzochte schadevergoeding. De commissie zal het verzoek tot schadevergoeding dan ook afwijzen. 

De beslissing

De commissie: 

  • verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af

Deze beslissing is op 3 oktober 2023 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 16 oktober 2023 aan betrokkenen verzonden.