Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A, gedateerd 12 januari 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 12 januari 2023, nummer 2301-05
Datum: 23 januari 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 23 januari 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A, gedateerd 12 januari 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 12 januari 2023.
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De heer A heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de klachtencommissie.
Aanwezig
Klager: de heer A;
bijgestaan door: de heer B, patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Instelling: mevrouw C, psychiater van D;
E, medewerker van afdeling M.
(via beeld-bellen) de heer F, psychiater van Kliniek G;
mevrouw H, semi-arts van Kliniek G.
Klachtencommissie: mevrouw I, voorzitter, jurist;
mevrouw J, lid, psychiater;
mevrouw K, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: mevrouw L
Stukken
De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift van de heer A;
- de schriftelijke reactie van mevrouw C, ontvangen op 18 januari 2023;
- de schriftelijke reactie van de heer F, gedateerd en ontvangen op 20 januari 2023;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A.
De heer A heeft de commissie toestemming verleend voor inzage in zijn medisch dossier indien en voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de klacht.
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat de heer A zich niet kan vinden in het besluit tot opname, separatie en de toediening van medicatie in kliniek G, onderdeel van X en de klacht is ook gericht tegen de toediening van medicatie in M van D, onderdeel van X. De commissie komt tot het oordeel dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is en licht dit hieronder toe.
De feiten en omstandigheden
De heer A is een alleenstaande 28-jarige man die woonachtig is in [begeleid wonen]. De heer A is gediagnosticeerd met een psychotische ontregeling in het kader van schizofrenie. Hij is in het verleden meerdere keren (gedwongen) opgenomen geweest waarbij verschillende soorten antipsychotica zijn gestart; deze werden echter na verloop van tijd gestaakt in verband met de bijwerkingen.
De heer A is begin 2021 opgenomen geweest in Kliniek N, onderdeel van X, waar hij is ingesteld op amisulpride 400 mg. Na zijn ontslag uit de instelling is de heer A weer teruggekeerd naar zijn woning in [begeleid wonen] en werd hij ambulant behandeld door FACT W. De situatie is lange tijd stabiel gebleven, waarschijnlijk doordat de heer A de voorgeschreven medicatie onder toezicht innam. De heer A was werkzaam als maaltijdbezorger en omdat het voor hem niet goed mogelijk was om op bepaalde tijden thuis te zijn, is op enig moment in overleg met zijn ambulante behandelaren besloten de medicatie in eigen beheer aan de heer A te geven. Hierna verslechterde het toestandsbeeld van de heer A snel, waarbij het vermoeden bestaat dat hij zijn medicatie niet dagelijks innam. De heer A is vervolgens na een aantal incidenten in [begeleid wonen] op 31 december 2022 onder een crisismaatregel gedwongen opgenomen in kliniek G. Vrijwel direct na de opname was sprake van diverse incidenten op de afdeling waarna de heer A enige tijd gesepareerd is geweest en hij medicatie toegediend heeft gekregen. Vervolgens is de heer A op 9 januari 2021 overgeplaatst naar de M van D. De behandelaar van de heer A heeft gezien het toestandsbeeld van de heer A op de afdeling op 10 januari 2023 besloten tot toediening van medicatie.
De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel tot het toepassen van verplichte zorg is verleend door de Rechtbank N in haar beschikking gedateerd 3 januari 2023, tot en met 24 januari 2023. De machtiging vermeldt als toegestane vormen van verplichte zorg, voor zover hier van belang:
- opname in een accommodatie
- insluiten
- toediening van medicatie
De beslissingen tot verplichte zorg zijn de heer A meegedeeld en de zogenoemde aanzeggingsbrieven daaromtrent zijn gedateerd 31 december 2022 en 5, 10 en 11 januari 2023. De verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 van de Wvggz wordt volgens de aanzeggingsbrief onder andere verleend in de vorm van:
- opname in een accommodatie
- insluiting/separatie
- toediening van medicatie
De beslissing inzake redelijke waardering belangen ter zake van zorg is gedateerd 31 december 2022. De behandelaar komt op basis van onderzoek tot het oordeel dat de heer A wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft.
De klacht
De klacht van de heer A richt zich tegen de volgende beslissingen van de instellingen:
- opname in een accommodatie
- insluiting/separatie
- toediening van medicatie
Schorsingsverzoek
De heer A heeft de commissie verzocht de bestreden beslissingen te schorsen. De instelling heeft de commissie vervolgens op 13 januari 2023 gemotiveerd geadviseerd de uitvoering van de beslissing tot toediening van medicatie en opname niet te schorsen. De commissie heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 16 januari 2023, het schorsingsverzoek afgewezen.
Schadevergoeding
De heer A wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
De heer A heeft opgemerkt dat hij het niet eens is met de opname in de kliniek G. De opname was niet nodig. Er is namelijk niets met hem aan de hand. Het is volgens hem dan ook mogelijk dat hij wordt verward met een ander persoon. Eenmaal op de afdeling voelde hij zich niet op zijn gemak; hij hoorde daar niet thuis en zijn medepatiënten deden vervelend tegen hem. Zo werden er door medepatiënten sigaretten van hem afgepakt en lokten zij hem uit met nare opmerkingen. Daarnaast was er sprake van veel geluidsoverlast op de afdeling. De heer A heeft toen gevraagd of hij naar een andere ruimte kon worden gebracht zodat hij rust had. Er was volgens de heer A geen sprake van -zoals in het verweerschrift staat beschreven- grensoverschrijdend gedrag of van incidenten op de afdeling. Hij heeft in dat kader opgemerkt dat hij wel eens grapjes maakt en mogelijk zijn deze dan verkeerd geïnterpreteerd door zijn behandelaren of de medewerkers van de afdeling. Hij heeft in ieder geval geen overlast op de afdeling veroorzaakt en niemand bedreigd. Hij is dan volgens hem ook niet tegen zijn wil opgesloten geweest.
Over de aangeboden medicatie heeft de heer A opgemerkt dat ook in dat verband kennelijk sprake is geweest van een misverstand. Hij wilde wel iets nemen maar niet de medicatie die zijn behandelaar hem op dat moment aanbood. Dat is namelijk een middel waar de heer A veel bijwerkingen van ervaart. Vervolgens heeft hij haloperidol toegediend gekregen maar daar ondervindt de heer A ook veel bijwerkingen van, zoals spierspanningen en op Parkinson lijkende symptomen.
De heer A is het er verder niet mee eens dat hij nu op de M van D verblijft. Hij hoort daar niet thuis. Daarnaast ervaart hij problemen met de hoogte van de dosering van de haloperidol die hij nu krijgt toegediend. Zo is hij moe, loopt hij mank, kan hij niet snel praten en ervaart hij klachten van sexuele aard. De heer A wil dan ook geen, of in ieder geval een lagere dosering van de medicatie. Verder wil hij weer zo snel mogelijk terug naar zijn woning in het [begeleid wonen], ook omdat hij dan zijn werkzaamheden als bezorger/koerier weer op kan pakken. Mocht hij niet met ontslag kunnen dan wil hij in ieder geval weer terug naar kliniek G. Hij heeft namelijk onlangs zijn huidige behandelaar op de M horen zeggen dat zij hem dood wil maken met de medicatie. De heer A voelt zich op de M dan ook niet op zijn gemak en hij wil er weg.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat een opname in de instelling, separatie en toediening van medicatie volstrekt noodzakelijk waren en zijn ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Uit het verweerschrift en uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat de heer A op 31 december 2022 gedwongen is opgenomen in verband met een psychotische ontregeling bij schizofrenie. De ontregeling is vermoedelijk geluxeerd door medicatieontrouw nadat hij de medicatie (amisulpride) in eigen beheer had gekregen. Hierna werd een verslechtering van het toestandsbeeld waargenomen en vertoonde de heer A onder andere dreigend gedrag jegens zijn woonbegeleiders en medebewoners. Op de afdeling van kliniek G vertoonde de heer A vervolgens (be)dreigend gedrag waarin hij niet te corrigeren was. De heer A is aanvankelijk in een gesloten BVK geplaatst maar vanaf 3 januari 2023 was separatie noodzakelijk. In het verlengde hiervan heeft de behandelaar opgemerkt dat de heer A dit kennelijk niet als een behandeling onder dwang heeft opgevat maar dat hem dit wel als zodanig is aangezegd. Verder heeft de heer A vanaf het begin van de separatie zijn vaste antipsychoticum (amilsulpride) aangeboden gekregen maar hij heeft dit steeds geweigerd. Daarom is een ander antipscychoticum (haloperidol) in een lage dosering voorgesteld. Nadat de heer A ook deze medicatie weigerde en zijn toestandsbeeld verslechterde is besloten tot toediening van deze medicatie onder dwang. Aanvankelijk leek haloperidol 2.5 mg een effectieve dosis, leidend tot een verbeterde samenwerking en tot de eerste deseparatie. Maar op de afdeling bleek al snel dat deze dosis niet voldoende was waarna de dosis werd opgehoogd en er opnieuw een separatie volgde. Hierop is ook besloten de heer A op 9 januari 2023 over te plaatsen naar de M van D, een afdeling waar meer veiligheid kan worden geboden.
Op 9 januari 2023, de dag van de overplaatsing, kwam de heer A op de afdeling M rustig over. In de dagen die volgden kwam de psychose echter meer en meer naar boven. Op 10 januari 2023 is in verband met psychotische uitspraken en paranoïde ideeën de haloperidol verhoogd naar 5 mg. In verband met onvoldoende effect is de haloperidol op 13 januari 2023 verhoogd naar 10 mg. Verder is opgemerkt dat de opname nodig is om de heer A beter in te stellen op medicatie en te zorgen dat hij weer naar een reguliere opnamekliniek kan worden overgeplaatst. Ten aanzien van de door de heer A genoemde bijwerkingen is opgemerkt dat deze niet worden waargenomen door de medewerkers van de afdeling. Hier is aan toegevoegd dat de heer A de aangeboden Akineton (tegen de bijwerkingen) steeds heeft geweigerd. Tot slot is opgemerkt dat het doel van de behandelaren is de opname van de heer A zo kort als mogelijk te laten duren.
Overwegingen en oordeel
De heer A stelt zich, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat een opname, separatie en toediening van medicatie in kliniek G niet nodig waren en dat de toediening van medicatie op de M van D niet nodig is.
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verteld is volgens de commissie gebleken dat de heer A lijdt aan een psychotische ontregeling bij schizofrenie. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose.
Er is verder sprake van een groot risico op bedreiging en/of gevaarlijk gedrag jegens zijn omgeving indien geen verbetering in zijn toestandsbeeld optreedt. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van de heer A als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft de heer A zorg nodig.
De commissie is van oordeel dat de behandelaren in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder opname in een instelling, separatie en toediening van medicatie kon en kan worden afgewend. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende behandeling het ernstige nadeel had kunnen wegnemen en/of kan wegnemen.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
Schadevergoeding
Nu de klacht ongegrond zal worden verklaard, is er naar het oordeel van de commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af
Deze beslissing is op 24 januari 2023 telefonisch aan de betrokkenen meegedeeld.