Klacht tegen verschillende vormen van verplichte zorg


De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van mevrouw <naam klaagster>, (hierna te noemen klaagster), wonende te <naam woonplaats>. De klacht richt zich tegen het besluit verlenen verplichte zorg door middel van opname in een accommodatie, medicatie en beperking communicatiemiddelen, genomen door de heer <naam verweerder>, psychiater (hierna te noemen verweerder).

Verloop procedure

–              Klachtenformulier van <naam klaagster>, ontvangen op 1 mei 2023;

–              Toelichting/verduidelijking van de klacht van <naam klaagster>, ontvangen op 3 mei 2023;

–              Verweerschrift van <naam verweerder>, ontvangen op 9 mei 2023;

–              Dossierstukken van <naam verweerder>, ontvangen op 9 mei 2023.

De commissie heeft met toestemming van klaagster inzage gehad in de stukken uit haar medische dossier die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.

Bij de klacht is een verzoek tot schorsing van de opname en de medicatie. Dit verzoek is op

9 mei 2023 door de klachtencommissie behandeld en afgewezen; partijen zijn hiervan schriftelijk en per e-mail in kennis gesteld.

De hoorzitting heeft in hybride vorm plaatsgevonden op 16 mei 2023, waarbij klaagster en verweerder in de gelegenheid zijn gesteld een mondelinge toelichting te geven. Klaagster werd hierbij ondersteund door de heer <naam patiëntenvertrouwenspersoon>, patiëntenvertrouwenspersoon. Daarnaast was een verpleegkundige van de afdeling aanwezig als toehoorder.

Het dictum van de uitspraak van de commissie is op 17 mei 2023 per brief en per e-mail aan partijen medegedeeld.

Ontvankelijkheid

De commissie oordeelt dat de klacht ontvankelijk is, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3

sub f Wvggz en de klachtenregeling Wvggz van GGNet.

De klacht

Klacht richt zich tegen de verplichte zorg door middel van opname in een accommodatie, medicatie en beperking van communicatiemiddelen.

Klaagster is het niet eens met de gestelde diagnose en ontkent dat er sprake is van een schizo-affectieve stoornis. Zij heeft geen last van psychoses en ook is er geen sprake van dat zij maatschappelijk teloor zou gaan. Klaagster is het daarom niet eens met de toegepaste verplichte zorg.

Klaagster kan goed voor zichzelf zorgen, zij kan er niet tegen om gesloten opgenomen te zijn. Daarnaast is er een alternatief mogelijk: klaagster wil ambulante begeleiding accepteren en is bereid afspraken te maken met het FACT-team. Een opname is dan ook onnodig.

Klaagster neemt de voorgeschreven medicatie in omdat zij bang is dat zij depotmedicatie toegediend krijgt als zij de medicatie weigert. Klaagster wil dat de medicatie wordt afgebouwd, zij is van mening dat zij geen medicatie nodig heeft. Voordat klaagster werd opgenomen had zij de medicatie bijna afgebouwd onder begeleiding van de psychiater in Doetinchem. Sinds zij is opgenomen, heeft verweerder de medicatie alleen maar weer opgehoogd, terwijl was toegezegd dat de medicatie weer zou worden afgebouwd.

De telefoon van klaagster is verschillende keren ingenomen, de laatste keer was op 1 mei 2023. Klaagster mocht na de inname alleen onder begeleiding bellen. Klaagster vindt dit onterecht en onnodig. Klaagster stelt dat zij haar telefoon nodig heeft om haar zaken te regelen en contacten te onderhouden, zij is met haar telefoon niemand tot last. Inname van de telefoon is daarom een te ingrijpende maatregel voor haar.

Schadevergoeding

Klaagster verzoekt om de schade die zij als gevolg van de toegepaste verplichte zorg heeft geleden, te vergoeden. Klaagster verzoekt om bij gegrondheid van de klacht, haar schade nader te mogen onderbouwen.

Het verweer

In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.

Verweerder licht toe dat klaagster is opgenomen met een crisismaatregel vanwege manische ontregeling bij een schizo-affectieve stoornis. Er was sprake van ernstig nadeel in de vorm van maatschappelijke teloorgang en gevaar voor zichzelf en voor anderen. Klaagster veroorzaakte overlast in de buurt waarbij de politie meerdere keren betrokken werd. Klaagster stabiliseerde onvoldoende waardoor er aansluitend op de (voortgezette) crisismaatregel een zorgmachtiging werd aangevraagd, die ook is toegekend. Nog altijd wordt gewerkt aan stabilisatie van het toestandsbeeld: klaagster veroorzaakt overlast in de buurt tijdens verloven, is ongeoorloofd afwezig, belt veelvuldig met hulpverlenersinstanties, is ontremd jegens personeel en groepsgenoten en klaagster is ook agressief geweest richting verpleging.

Verweerder ziet medicatie als noodzakelijk middel om klaagster weer zo snel mogelijk te kunnen stabiliseren. Stabilisatie is nodig om het ernstig nadeel af te kunnen wenden en om vervolgstappen ten aanzien van vrijheden, verloven en dergelijke te kunnen zetten. Tot op heden is het niet gelukt om overeenstemming te vinden voor vrijwillige inname van de medicatie. In het verleden werd gezien dat klaagster beter in samenwerking is met medicatie, waardoor verweerder behandeling met medicatie proportioneel, subsidiair en doelmatig acht.

Wanneer de spanning oploopt heeft klaagster de neiging om verschillende hulpdiensten en ambulante behandelaren te bellen, waarbij zij  aan de telefoon schreeuwt. Op die momenten wordt de telefoon van klaagster ingenomen. De telefoon van klaagster wordt alleen ingenomen wanneer er meldingen van overlast binnenkomen. Het is niet gelukt om hierover afspraken te maken met klaagster. De inname van de telefoon is telkens kortdurend, de volgende dag krijgt klaagster haar telefoon weer terug en klaagster kan tijdens de inname onder begeleiding de voor haar belangrijke telefoongesprekken voeren.

Overwegingen en conclusies

De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.

De commissie overweegt dat er door de rechter op 23 februari 2023 met betrekking tot klaagster een zorgmachtiging is afgegeven voor de duur van een half jaar, vanwege een psychiatrische stoornis (schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type) en daar uit voortkomend risico op ernstig nadeel (ernstig psychische schade en verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, oproepen van agressie van anderen). Op basis hiervan is behandeling van de psychische stoornis mogelijk, ook als klaagster daar niet vrijwillig aan mee wil werken en/of niet mee instemt.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis. Hoewel klaagster de stoornis en/of de diagnose ontkent (klaagster is het niet eens met de diagnose), heeft de commissie geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Klaagster heeft geen ziektebesef en ziekte inzicht en geeft aan dat behandeling niet nodig is.

De commissie is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder een (gedwongen) opname én toediening van (antipsychotische) medicatie kon en kan worden afgewend. Verweerder heeft hierin volgens de bij deze diagnose behorende richtlijnen en de behandelstandaard gehandeld, passend bij het actuele ziektebeeld.

De commissie constateert op basis van hetgeen in de rapportages wordt vermeld en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gekomen, dat verweerder wel degelijk met klaagster in gesprek is gegaan over de medicatie, de uitkomst van die gesprekken is echter niet geweest zoals klaagster hoopte of wenste.

De commissie is verder van oordeel dat klaagster niet heeft aangetoond dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van het besluit om de telefoon in te nemen. Veelvuldig bellen met hulpverlenende instanties veroorzaakt onrust en chaos bij de instanties. Daarnaast is dergelijk gedrag ook schadelijk voor klaagster zelf. De commissie constateert dat de telefoon slechts dan wordt ingenomen als klaagster een grens over gaat (veelvuldig hulpverlenersinstanties bellen en schreeuwen aan de telefoon) en dit is steeds kortdurend. De commissie ziet geen aanwijzingen dat verweerder hierin onzorgvuldig heeft gehandeld.

De commissie ziet veel boosheid en verdriet bij klaagster vanwege de opname. Hoewel klaagster dit niet zo ziet, is de verplichte zorg ingegeven om klaagster te beschermen tegen ernstig nadeel (bijvoorbeeld voorkomen dat zij dakloos raakt). De commissie overweegt verder dat zonder adequate medicatie er voor klaagster een aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de zin van art. 1:1 lid 2 en art. 8:9 lid 4 sub b Wvggz zal blijven bestaan. De commissie acht het besluit tot verplichte zorg met medicatie inhoudelijk juist en ook proportioneel, subsidiair en doelmatig.

Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de beslissing tot opname, de behandeling met medicatie en de inname van de telefoon voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen en dat de klachten ongegrond moeten worden verklaard.

Schadevergoeding

Er is naar oordeel van de commissie geen sprake van een grond voor het toekennen van een schadevergoeding.

Oordeel

De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen de klacht ongegrond.

Op 16 mei 2023 vastgesteld door de commissie:

De heer mr. J. Blok, voorzitter;

De heer G.V.J. Thomas, psychiater;

Mevrouw L. Vermaas, algemeen lid op voordracht van de Cliëntenraad.

Namens de commissie:

 

i.o.

Mw. M.T. Averesch-Wilbrink

ambtelijk secretaris

 

Verzonden d.d. 23 mei 2023

 

  

 

Tegen een uitspraak van de klachtencommissie kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming van de uitspraak.