Klacht tegen verschillende vormen van verplichte zorg


De klachtencommissie (hierna te noemen de commissie) heeft kennis genomen van de klacht van <naam klaagster>, (hierna te noemen klaagster), verblijvende op de HIC van GGNet te <naam woonplaats>. De klacht richt zich tegen het besluit tot het verlenen van verschillende vormen van verplichte zorg, genomen door <naam verweerster>, psychiater (hierna te noemen verweerster).

Verloop procedure

–              Klaagschrift van <naam klaagster>, ontvangen op 20 juni 2023;

–              Verweerschrift van <naam verweerster>, ontvangen op 28 juni 2023;

–              Dossierstukken, ontvangen op 28 juni 2023.

De commissie heeft met toestemming van klaagster inzage gehad in de stukken uit haar medische dossier die relevant zijn voor de beoordeling van de klacht.

Bij de klacht is een verzoek tot schorsing van de verplichte medicatie ingediend. Dit verzoek is

op 21 juni 2023 door de klachtencommissie behandeld en afgewezen; partijen zijn hiervan op

21 juni 2023 schriftelijk in kennis gesteld.

De hoorzitting heeft in hybride vorm plaatsgevonden op 5 juli 2023, waarbij klaagster en verweerster in de gelegenheid zijn gesteld een mondelinge toelichting te geven. Klaagster werd hierbij ondersteund door <naam patiëntenvertrouwenspersoon>, patiëntenvertrouwenspersoon. Verweerster werd ter zitting vergezeld door <naam algemeen arts>, algemeen arts en medebehandelaar van klaagster.

Het dictum van de uitspraak van de commissie is op 5 juli 2023 per brief en per e-mail aan partijen medegedeeld.

Ontvankelijkheid

De commissie oordeelt dat de klacht ontvankelijk is, op grond van art. 10.1 Wvggz jo. 10.3

sub f Wvggz en de klachtenregeling Wvggz van GGNet.

De klacht

De klacht richt zich tegen de volgende vormen van verplichte zorg.

  1. Opname in een accommodatie

Klaagster stelt dat zij niet manisch-psychotisch is en vindt de opname daarom onterecht. Klaagster is hardhandig door de politie opgehaald uit haar huis; zij heeft hier blauwe plekken aan overgehouden. Klaagster heeft het gevoel dat zij ontvoerd is en begrijpt niet waarom zij hier is. Ook maakt klaagster zich zorgen om haar huisdier, dat nu alleen thuis is en door niemand verzorgd wordt.

  1. Verplichte medicatie

Klaagster is van zichzelf altijd al druk geweest, dat hoort bij haar. Klaagster ontkent dat zij manisch-psychotisch ontregeld is en stelt dat zij daarom geen (anti-psychotische)medicatie nodig heeft. Daarnaast ervaart klaagster bijwerkingen van de medicatie: in plaats van dat zij zich door de medicatie rustiger voelt, voelt klaagster zich juist onrustig door de medicatie.

  1. Beperking bewegingsvrijheid

Klaagster mocht ten tijde van het indienen van de klacht alleen onder begeleiding de afdeling verlaten. Inmiddels mag zij ook op afspraak onbegeleid van de afdeling, maar klaagster is het ook hier niet mee eens; zij wil haar dagelijkse dingen kunnen doen maar wordt hier nu erg in beperkt.

  1. Aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten

De telefoon van klaagster is ingenomen en klaagster begrijpt niet waarom. Hierdoor kan zij haar contacten die zij vooral via social media heeft niet onderhouden en dit veroorzaakt stress.

Schadevergoeding

Klaagster is van mening dat zij niet manisch-psychotisch is. Zij is niet agressief en zorgt goed voor zichzelf. Er wordt daarom niet voldaan aan de vereisten voor het verlenen van verplichte zorg en dit zorgt voor gevoelens van stress en onmacht bij klaagster. Klaagster verzoekt daarom om vergoeding van de immateriële schade die zij als gevolg van de verleende verplichte zorg heeft geleden.

Het verweer

In het verweer is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.

  1. Opname in een accommodatie

Klaagster is op 4 juni 2023 opgenomen met een crisismaatregel. Er was een melding bij de politie binnengekomen dat klaagster met glas naar haar buren gooide. Eerder waren er al meer meldingen in verband met overlast vanuit de buurt binnengekomen over klaagster. De politie moest klaagster onder controle brengen met schilden, zij was niet voor rede vatbaar. De woning bleek smerig en verwaarloosd. Klaagster is uiteindelijk geboeid en met een spuugmasker op door de politie naar de HIC gebracht, waar zij werd opgenomen. Gezien het toestandsbeeld is een opname thans nog steeds noodzakelijk.

  1. Verplichte medicatie

Klaagster was bij aankomst achterdochtig en dreigend in het contact richting de medewerkers op de HIC. Klaagster stelde dat zij door de politie was verkracht en dat haar man de koning van Duitsland is. Vanwege het toestandsbeeld en het daaruit voortvloeiende gevaar, is de dienstdoende arts gestart met 10mg olanzapine.

Verweerster ontmoette klaagster drie dagen later (op 7 juni 2023) voor het eerst. De dagen hieraan voorafgaand is zij telefonisch door collega’s geconsulteerd en heeft de inzet van verplichte zorg gefiatteerd. Geconstateerd werd dat sprake was van achterdocht jegens verschillende mensen en instanties (o.a. buren, politie, rechtbank), klaagster was afwerend en devaluerend in het contact. Er was geen contactgroei en geen gesprek mogelijk. Verweerster concludeerde op basis hiervan dat er sprake was van een psychotisch beeld met manische kenmerken, klaagster heeft geen ziektebesef. Verweerster heeft de dosering opgehoogd naar 20mg olanzapine.

Inmiddels is klaagster milder in contact, rustiger en kan iets beter haar verhaal doen. Klaagster heeft een paar keer de olanzapine via injectie gekregen, maar neemt de medicatie nu (onder protest) oraal in.

  1. Beperking bewegingsvrijheid

Aanvankelijk had klaagster geen vrijheden, omdat de inschatting was dat zij direct naar huis zou gaan. Ook liet klaagster nog veel agitatie zien. Inmiddels is het beeld milder en er werd gestart met begeleide vrijheden. Dit ging goed, waarop de vrijheden inmiddels zijn uitgebreid naar zelfstandige vrijheden.

  1. Aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten

Er kwamen klachten binnen als klaagster haar eigen telefoon of internet gebruikte. Klaagster was dreigend en agressief richting haar echtgenoot. Daarop is besloten haar telefoon- en internetgebruik te beperken. Klaagster kan wel onder toezicht gebruik maken van telefoon en internet.

Inmiddels in het toestandsbeeld verbeterd en op de dag van de hoorzitting is besloten dat klaagster haar telefoon weer in eigen beheer terug zal krijgen.

Overwegingen en conclusies

De commissie komt, gelet op de stukken en het besprokene tijdens de hoorzitting, tot de volgende overwegingen en conclusies.

Algemeen

De commissie overweegt dat er door de Rechtbank op 6 juni 2023 met betrekking tot klaagster een voortzetting van de crisismaatregel is afgegeven voor de duur van drie weken, vanwege onmiddellijke dreiging van ernstig nadeel, veroorzaakt door het gedrag van klaagster als gevolg van een psychische stoornis. Verweerster heeft verklaard dat er inmiddels een zorgmachtiging is aangevraagd om de verplichte zorg ook na het verstrijken van de looptijd van de crisismaatregel voort te kunnen zetten en dat de rechter daartoe eerdaags langskomt. De commissie gaat er voorshands vanuit dat deze machtiging zal worden verstrekt en aansluitend als juridische basis voor de verplichte zorg zal kunnen dienen.  Op basis hiervan is het verlenen van diverse vormen van zorg mogelijk, ook als klaagster daar niet vrijwillig aan mee wil werken en/of niet mee instemt. De commissie is van oordeel dat de diverse vormen van onvrijwillige zorg die -in samenhang- worden toegepast en ingezet, noodzakelijk, proportioneel, subsidiair en doelmatig zijn. Dit wordt hieronder verder uitgelegd.

Klaagster vertelt over veel nare gebeurtenissen in haar leven. Hoewel klaagster dit niet zo ziet, is de commissie van oordeel dat verweerster oog heeft voor de situatie van klaagster en wat er nodig zal zijn voor een veilige terugkeer naar een eigen thuis te zijner tijd. De verplichte zorg is noodzakelijk enerzijds voor de veiligheid op de afdeling in het hier en nu, maar dient ook om klaagster in de toekomst te behoeden voor (verdere) maatschappelijke teloorgang (vervuilde woonomgeving, burenruzies, vervreemd geraakt van echtgenoot, sociaal isolement) en de schadelijke gevolgen van het onbehandeld laten van de aanwezige psychiatrische ziekte.

  1. Opname in een accommodatie en 2. medicatie

Op grond van de overgelegde stukken acht de commissie het voldoende aannemelijk dat bij klaagster sprake is van een psychische stoornis. Hoewel klaagster de stoornis en/of de diagnose ontkent (klaagster is het niet eens met de diagnose) en geen GGZ behandelvoorgeschiedenis heeft, heeft de commissie geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. Klaagster heeft geen ziektebesef en -inzicht en ontbeert probleeminzicht en heeft geen vrijwillige hulp- of zorgvraag.

De commissie is van oordeel dat verweerster in casu in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder een (gedwongen) opname én toediening van (antipsychotische) medicatie kon worden afgewend. Verweerster heeft hierbij volgens de bij deze diagnose behorende richtlijnen en de behandelstandaard gehandeld, passend bij het actuele ziektebeeld. De commissie constateert dat de keuze voor het soort medicatie en de dosering daarvan, zorginhoudelijk goed is onderbouwd door verweerster.

De commissie overweegt verder dat zonder opname en adequate behandeling met medicatie er voor klaagster een aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de zin van art. 1:1 lid 2 en art. 8:9 lid 4 sub b Wvggz zal blijven bestaan. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

  1. Beperking bewegingsvrijheid

Met betrekking tot de beslissing om klaagster te beperken in haar bewegingsvrijheid, wordt overwogen dat er een risicoschatting is gemaakt en dat verweerster hiertoe op goede gronden heeft besloten. Het toestandsbeeld en de houding van klaagster ten opzichte van de opname en behandeling worden bij het toekennen van bewegingsvrijheid betrokken. De commissie overweegt dat de beperkingen regelmatig worden geëvalueerd en worden uitgebreid wanneer de situatie dat toelaat. Inmiddels heeft klaagster zelfstandige vrijheden die verder kunnen worden opgebouwd. De commissie acht de beperking bewegingsvrijheid in onderhavig geval juist en zal dit onderdeel van de klacht om deze redenen ongegrond verklaren.

  1. Beperkingen in de vrijheid om het eigen leven in te richten (beperking communicatiemiddelen)

Met betrekking tot de beperking in de vrijheid het eigen leven in te richten (inname van de eigen telefoon), overweegt de commissie op basis van de dossierstukken en datgene wat tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht, dat daartoe een noodzaak bestond. Er kwamen klachten binnen nadat klaagster haar eigen telefoon (en/of internet) had gebruikt. Zij was via haar telefoon in elk geval dreigend en verbaal agressief richting haar echtgenoot. Klaagster liep door dit gedrag het risico zichzelf en/of anderen (verdere) schade toe te brengen. De commissie acht het aannemelijk dat er geen minder ingrijpende oplossing was dan klaagster haar eigen telefoon in te nemen. Wel werd haar de mogelijkheid geboden om desgewenst via de afdelingstelefoon contact met de buitenwereld te onderhouden. Nu het beeld rustiger is en er afspraken te maken zijn, is inmiddels besloten om klaagster haar telefoon weer in eigen beheer te geven. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

Overweging ten overvloede

De commissie constateert dat de beslissing omtrent de verplichte zorg een omissie vertoont doordat in het besluit ex. art. 8.9 Wvggz (of een aanvulling daarop) deze laatstgenoemde vorm van verplichte zorg (de tijdelijke inname van de telefoon) niet specifiek is omschreven.

Gezien de noodzaak van ook deze toepassing, samenhang bezien met de andere vormen van verplichte zorg (die wel in het art. 8.9 besluit zijn opgenomen), én het feit dat klaagster toegang behield tot de afdelingstelefoon en haar telefoon thans (op korte termijn) weer zal terugkrijgen, ziet de commissie geen aanleiding om aan deze omissie gevolgen te verbinden. Dat álle vormen van verplichte zorg die worden toegepast onverwijld op schrift gesteld dienen te worden  in een besluit ex. art. 8.9 Wvggz dat aan de patiënten wordt uitgereikt, acht de commissie bij verweerster gevoeglijk bekend. Het feit dat de verplichte zorg in het weekend wordt toegepast en niet alle systemen en medewerkers beschikbaar zijn, laat deze verplichting onverlet.

Oordeel

De commissie acht op grond van bovenstaande overwegingen de klacht op alle onderdelen: ongegrond.

Schadevergoeding

Nu de klachten ongegrond zijn verklaard, is er geen aanleiding het schadeverzoek toe te kennen.

Op 5 juli 2023 vastgesteld door de commissie:

Mw. mr. L. Bos, voorzitter;

Dhr. G.V.J. Thomas, psychiater;

Mw. I. van de Gevel, algemeen lid op voordracht van de Cliëntenraad.

Namens de commissie:

i.o.

Mw. M.T. Averesch-Wilbrink

ambtelijk secretaris

 

 

Tegen een uitspraak van de klachtencommissie kan op grond van art. 10:7 Wvggz beroep worden ingesteld bij de Rechtbank binnen zes weken na kennisneming

van de uitspraak.