Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 26 april 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 26 april 2023 nummer 2304-49
Datum: 8 mei 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 8 mei 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., gedateerd 26 april 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 26 april 2023.
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: de heer A.;
bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Instelling: mevrouw C., psychiater;
begeleider van de afdeling.
Klachtencommissie: de heer X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater, voorgedragen door X;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: X.
Stukken
De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift
- de schriftelijke reactie van mevrouw C., psychiater, ontvangen op 1 mei 2023.
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A..
De heer A. heeft de commissie toestemming verleend voor inzage in zijn medisch dossier indien en voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de klacht.
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot
1) toediening van medicatie
2) insluiting in extra beveiligde kamer (EBK) direct bij opname in kliniek
3) inname communicatiemiddelen
4) kamerprogramma
5) beperking bezoek
De commissie komt tot het oordeel dat klachtonderdelen 1, 2, 3 en 4 ongegrond zijn, en dat klachtonderdeel 5 (formeel) gegrond is. Het verzoek van klager tot vergoeding van zijn schade wordt afgewezen.
De feiten en omstandigheden
Bij beschikking van 18 januari 2023 heeft de Rechtbank D. (hierna: de rechtbank) ten aanzien van de heer A. een aansluitende zorgmachtiging verleend voor – onder andere – het toedienen van medicatie, insluiting (in geval van opname, en telkens maximaal twee weken) en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, voor de duur van twaalf maanden, dus tot en met 18 januari 2024.
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is de heer A. op 17 april 2023 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is onder meer het toedienen van medicatie en insluiting en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten aangekruist als de aan hem te verlenen vormen van verplichte zorg.
De beslissing van 17 april 2023 vermeldt dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is om het manisch-psychotisch toestandsbeeld van de heer A. goed te kunnen behandelen. De zorgverantwoordelijke schrijft dat de heer A. – omdat hij bekend is met verbale en fysieke agressie tijdens opname – wordt opgenomen in de afzondering zodat de behandelaars een veilige inschatting kunnen maken van zijn toestandsbeeld over een bepaalde periode. Ook zal de heer A. worden beperkt in telefoongebruik en computergebruik omdat hij, ondanks afspraken, de veiligheid van de zorgmedewerkers in gevaar heeft gebracht door informatie over deze medewerkers digitaal te verspreiden. Hij heeft eerder berichten gepost op social media en om maatschappelijke teloorgang te voorkomen wordt de beperking ingezet, volgens de zorgverantwoordelijke.
De behandelaar komt in deze beslissing tot het oordeel dat de heer A. wilsbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft, maar dat tevens sprake is van levensgevaar voor betrokkene en/of ernstig nadeel voor anderen en/of gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
De klacht
De klacht van de heer A. richt zich tegen de volgende handeling/beslissing van de instelling:
1) toediening van medicatie: steeds wisselende antipsychotica
2) separatie in EBK direct na overplaatsing vanuit E. naar de instelling
3) inname communicatiemiddelen
4) kamerprogramma
5) beperking bezoek: de vriendin van de heer A. en haar moeder mogen niet langskomen en zijn ook geweigerd bij de zitting van de rechtbank op de afdeling.
Schorsingsverzoek
De heer A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing inzake de medicatie, de inname van de communicatiemiddelen en de beperking van zijn bezoek te schorsen.
Naar het oordeel van de commissie heeft de instelling voldoende aannemelijk gemaakt dat deze beslissing niet geschorst kan worden. De commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 2 mei 2023, het schorsingsverzoek afgewezen.
Schadevergoeding
De heer A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
De heer A. zegt dat hij – na zijn overplaatsing vanuit E. naar F. (hierna: de instelling) op 17 april 2023 – in de instelling direct werd gesepareerd in een EBK, gevolgd door een kamerprogramma. Ook werden direct zijn communicatiemiddelen ingenomen en werd zijn medicatie gewijzigd. Hij krijgt vanaf 17 april 2023 Cisordinol en Acutard, terwijl hij in E. Acemap kreeg. De heer A. is het niet eens met de continue wisseling van medicatie en zegt dat dit juist gevaarlijk voor hem is. Hij stelt bovendien geen medicatie nodig te hebben omdat hij stabiel is en niet psychotisch is. Hij is slechts één keer psychotisch geweest in het verleden. Als hij toch medicatie moet krijgen heeft hij een voorkeur voor Acemap omdat hij met deze medicatie kan sporten (hij is sporter) en met de Cisordinol niet, vanwege de bijwerkingen.
De heer A. zegt dat zijn vriendin K. hem niet op mag komen zoeken. Hij wil haar toegevoegd hebben aan zijn toegestane en gescreende bezoekers, maar krijgt dat niet voor elkaar. Haar is, samen met haar moeder, ook de toegang geweigerd toen ze de hoorzitting van de rechtbank (op de afdeling) wilde bijwonen. Op de opmerking van de behandelaars dat de heer A. zijn maximaal aantal toegestane bezoekers (drie) al heeft bereikt zegt hij dat hij niet begrijpt waarom de naam van één van zijn vriendinnen op de lijst is terechtgekomen, waardoor er nu geen plaats meer is voor K.
De heer B. benoemt dat alle vormen van verplichte zorg bij binnenkomst in de instelling direct preventief zijn toegepast en vraagt zich af of dit proportioneel is.
De heer A. benadrukt dat hij graag naar huis zou willen of anders wil worden overgeplaatst naar G, omdat hij daar woont. Over bedreigingen jegens medewerkers van klinieken zegt de heer A. dat hij slechts één psychiater heeft bedreigd, dat hij daarvan heeft geleerd en dit niet meer zal doen. De raps die hij in de vorige kliniek heeft gemaakt met namen van behandelaars erin zijn volgens hem niet als bedreiging bedoeld, maar als uitlaatklep voor zijn frustratie dat hij zich niet gehoord voelt en afspraken niet nagekomen worden. Het maken van muziek ontspant hem, en dit heeft hij de betrokken medewerkers ook geprobeerd uit te leggen.
Het standpunt van verweerder
De behandelaar heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat alle vormen van verplichte zorg die vanaf 17 april 2023 (preventief) zijn toegepast, volstrekt noodzakelijk waren ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Uit het verweerschrift en uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat de heer A. bekend is met een schizo-affectieve stoornis en een stoornis in middelengebruik, en dat hij in de afgelopen drie jaren meerdere keren verplicht opgenomen is geweest. Hierbij is steeds sprake geweest van afdelingsontwrichtend gedrag en bedreigingen jegens medewerkers. Om die redenen wordt de heer A. ook steeds overgeplaatst naar andere afdelingen en/of klinieken. Bij opname in de instelling (op 17 april 2023) maakte de heer A. direct kenbaar dat hij het niet eens was met zijn opname in F. en pleitte hij voor een behandeling zonder medicatie. Hierom, en vanwege de eerder getoonde forse agressie en het ontwrichtende gedrag, heeft de behandelaar preventief de verplichte zorg aangezegd en heeft zij besloten de heer A. eerst in de afzonderingsruimte te plaatsen. Op die manier kon de veiligheid van de heer A. en van zijn omgeving worden gewaarborgd, en kon er vanuit daar met kleine stappen vooruitgang worden geboekt. De heer A. heeft slechts één dag in de EBK verbleven, en mocht de volgende dag naar zijn kamer, waar hij een kamerprogramma kreeg. Dit kamerprogramma is inmiddels afgebouwd.
Vanwege bovengenoemde redenen en vanwege de door haar geconstateerde achterdocht bij de heer A. heeft de behandelaar ook besloten de medicatie te wijzigen van Acemap (die hij in E. kreeg) naar Cisordinol (depot) en Cisordinol-Acutard. Met deze medicatie is zijn psychisch toestandsbeeld verbeterd: er is minder sprake van achterdocht en discussies of strijd met medewerkers. De behandelaar zegt dat zij de heer A. later op de dag (8 mei 2023) opnieuw zal beoordelen, en dat de orale Cisordinol kan worden afgebouwd als de achterdocht minder is geworden. Het depot zal nodig blijven. De behandelaar zegt ook dat het toestandsbeeld van de heer A. in zoverre verbeterd is dat hij naar een andere kliniek kan worden overgeplaatst. Later op de dag (8 mei 2023) is er een zorgafstemmingsgesprek met de behandelaars van G., waarbij deze uitstroom zal worden besproken. In een reguliere opnamekliniek van G. zullen dan de beperkingen in de vrijheden moeten worden afgebouwd.
Volgens de behandelaar was de inname van de communicatiemiddelen van de heer A. nodig om ervoor te zorgen dat hij tot rust kon komen en om te voorkomen dat hij bedreigende raps (over behandelaars) op Spotify zou zetten, zoals hij in de vorige kliniek had gedaan. Omdat het psychisch toestandsbeeld van de heer A. geleidelijk aan verbeterde, kreeg hij vanaf 24 april 2023 voor één uur per dienst zijn mobiele telefoon weer in eigen beheer. Dit werd en wordt op geleide van het beeld verder uitgebreid.
De behandelaar legt uit dat K. en haar moeder op de dag van de hoorzitting van de rechtbank inderdaad zijn geweigerd op de afdeling omdat zij zich bij de receptie hadden voorgedaan als zorgmedewerkers en zo op de afdeling waren toegelaten. Toen bleek dat zij geen zorgmedewerkers waren, is hen de toegang tot de afdeling en de hoorzitting ontzegd. Verder heeft de heer A., net als de andere cliënten, drie personen mogen doorgeven die hem op deze afdeling (voor kortdurend verblijf) mogen bezoeken. Voor bezoek aan de heer A. zijn zijn vader en twee vriendinnen gescreend en deze hebben hem ook allemaal al bezocht. In beginsel kan er dan geen andere bezoeker meer worden gescreend en toegelaten. Nu tijdens de hoorzitting van de klachtencommissie blijkt dat de heer A. van mening is dat hij slechts twee van deze drie personen had doorgegeven en dat de derde op bezoek kwam zonder dat hij hiervan op de hoogte was, zegt de behandelaar toe na te vragen of het mogelijk is K. alsnog te screenen en haar in plaats van één van de andere drie bezoekers van de heer A. toe te staan op bezoek te komen.
Het ernstige nadeel dat met de verplichte zorg afgewend dient te worden bestaat volgens de behandelaars onder meer uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, de situatie dat de heer A. met hinderlijk gedrag agressie van een ander oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Overwegingen en oordeel
De heer A. stelt zich, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat een behandeling met medicatie, insluiting, inname van communicatiemiddelen en beperking van bezoek niet nodig is en dat hij niet lijdt aan een stoornis van de geestvermogens.
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken is volgens de commissie gebleken dat de heer A. lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizo-affectieve stoornis. Hoewel de heer A. de stoornis ontkent, heeft de commissie geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose.
Er is sprake van onder meer een groot risico op ernstig lichamelijk letsel van de heer A. zelf of van derden en op de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is indien geen verbetering in het toestandsbeeld van de heer A. optreedt. Deze situatie deed zich ook voor op 17 april 2023. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van de heer A. als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft en had de heer A. zorg nodig.
De commissie is van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder insluiting (de EBK en het kamerprogramma), de inname van de communicatiemiddelen, en de toediening van (andere) antipsychotische medicatie kan en kon worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is dan wel in het verleden doelmatig is gebleken. Hoewel de commissie de vraag van klager over de proportionaliteit van deze vormen van verplichte zorg -nu deze vanaf binnenkomst in de instelling (17 april 2023) al direct preventief werden toegepast- gerechtvaardigd vindt, is zij van oordeel dat het gezien de redenen van de vele overplaatsingen van de heer A. in de periode voorafgaand aan de opname in de instelling, verklaarbaar is dat de behandelaars kozen voor preventieve maatregelen. De behandelaar heeft naar het oordeel van de commissie voldoende duidelijk gemaakt dat het in het verleden anders is geprobeerd, maar dat dit niet veilig was voor de medewerkers. De commissie is van oordeel dat het proportioneel en subsidiair is dat dit keer de vormen van verplichte zorg preventief zijn ingezet. Gezien het verbeterde toestandsbeeld van de heer A. en zijn (mogelijk) snelle uitstroom naar een reguliere kliniek is dit beleid ook doelmatig gebleken. Deze vier klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.
Over de beperking van het bezoek merkt de commissie op dat deze vorm van verplichte zorg volgens de zorgmachtiging niet is toegestaan en ook niet is aangekruist in de ‘beslissing verlenen verplichte zorg’ van 17 april 2023. In beginsel is deze vorm van verplichte zorg dan ook niet toegestaan. Op grond van artikel 8:11 Wvggz kan de zorgverantwoordelijke echter ook beslissen tot verlenen van verplichte zorg waar de zorgmachtiging niet in voorziet, voor zover dit tijdelijk ter afwending van een noodsituatie noodzakelijk is. De commissie is van oordeel dat een dergelijke situatie zich voordeed op de dag van de hoorzitting van de rechtbank, toen K. en haar moeder zich als zorgmedewerkers voordeden en zo de afdeling betraden, waarna hen de toegang is geweigerd. Uit de stukken blijkt niet dat deze toegepaste vorm van verplichte zorg daarna ook daadwerkelijk met een motivering op schrift is gesteld en aan de heer A. is uitgereikt, zoals artikel 8:13 Wvggz vereist. Vanwege dit formele gebrek (aan een niet ten onrechte genomen beslissing) is dit klachtonderdeel gegrond.
De commissie stelt vast dat de beperking van het bezoek van K. ná het incident/de noodsituatie geen vorm van verplichte zorg is, maar een gevolg van het beleid op de afdeling waarbij slechts drie bezoekers per persoon zijn toegestaan. Het is de commissie niet duidelijk geworden hoe het heeft kunnen gebeuren dat de drie toegestane en gescreende bezoekers van de heer A. kennelijk niet de drie zijn die hij zelf graag had willen zien. Omdat de commissie dit niet heeft kunnen vaststellen kan dit klachtonderdeel niet gegrond zijn. De commissie beveelt de instelling wel aan om K. alsnog te screenen en, na goedkeuring, één van de drie huidige toegestane bezoekers van de heer A. te vervangen door K..
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klachtonderdelen 1, 2, 3 en 4 ongegrond moeten worden verklaard, en klachtonderdeel 5 gegrond.
Schadevergoeding
Hoewel het vijfde klachtonderdeel vanwege een formeel gebrek gegrond wordt verklaard, ziet de commissie geen aanleiding een nadere onderbouwing van de mogelijke door de heer A. geleden schade te vragen. De reden dat dit klachtonderdeel door de commissie gegrond wordt verklaard, is dat er ten onrechte geen schriftelijke beslissing na de noodsituatie (op valse gronden en ongescreend binnentreden van afdeling door K. en haar moeder) aan de heer A. is uitgereikt. De commissie is echter van mening dat de heer A. hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. Hij heeft immers een andere schriftelijke beslissing ontvangen waarmee hem gemotiveerd een aantal vormen van verplichte zorg is aangezegd en hij is daardoor deugdelijk geïnformeerd over de mogelijkheid een klacht in te dienen. De commissie wijst het verzoek tot schadevergoeding dan ook af.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klachtonderdelen 1, 2. 3. en 4 ongegrond
- verklaart klachtonderdeel 5 gegrond
wijst het verzoek tot schadevergoeding af
Deze beslissing is op 9 mei 2023 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 16 mei 2023 verstuurd.
Ambtshalve opmerking
De commissie beveelt de instelling aan om K., de (ex-)vriendin van de heer A., alsnog te screenen en, na goedkeuring, één van de drie huidige toegestane bezoekers van de heer A. te vervangen door K..