Klachtencommissie acht zich niet bevoegd in klacht over medicatie


Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake                                     : [klager]

Klachtnummer                         : KC22-027

Instelling                                 : Pro Persona

Datum ontvangst klacht          : 1 juni 2022

Schorsingsverzoek                   : n.v.t.

Hoorzitting                              : 9 juni 2022

Datum uitspraak                      : 13 juni 2022

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[klager] (oom klager/vertegenwoordiger)

 

[verweerster] (verweerster)

[verweerder] (verweerder)

 

[voorzitter] (voorzitter klachtencommissie)

[lid 1] (psychiater)

[lid 2] (lid)

 

[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Klacht

Verplichte medicatie

 

Procesverloop

De commissie heeft op 1 juni 2022 een klacht ontvangen inzake toegediende medicatie als onderdeel van de verplichte zorg. Dezelfde dag zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht. Het verweerschrift is op 7 juni 2022 per mail naar betrokkenen gezonden.

De digitale hoorzitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2022. Klager was niet aanwezig bij de hoorzitting en heeft zich laten vertegenwoordigen door een familielid. Tijdens de hoorzitting hebben beide partijen hun standpunt kunnen toelichten. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de volledige uitspraak uiterlijk op 15 juni 2022 schriftelijk naar partijen gezonden zal worden.

Klager heeft geen toestemming gegeven voor inzage in zijn medisch dossier. Derhalve zijn alleen de ingediende klacht, het verweerschrift en de informatie vanuit de hoorzitting betrokken bij de behandeling van de klacht.

 

Termijn

Het klaagschrift bevat klachten tegen verplichte zorg als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klacht heeft betrekking op een beslissing waarvan het gevolg actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen twee weken na ontvangst van de klacht een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 15 juni 2022.

 

Feiten

Klager is een 35-jarige man bekend met de diagnose schizofrenie en vergiftigingswanen. Er is sprake van een voorgeschiedenis met recidiverende forse psychotische beelden. Van 4-5-2022 t/m 19-5-2022 heeft klager zich aan behandeling onttrokken en geen medicatie gebruikt.

 

Standpunten van partijen

De voorzitter opent de hoorzitting onder de mededeling dat de commissie in deze klacht eerst haar bevoegdheid zal onderzoeken.

De oom van klager (hierna: ‘klager’) geeft aan dat zijn neef een klacht heeft over inname van verplichte medicatie. Aan de orde was het ‘slikken of prikken beleid’ van Pro Persona. Prikken is een groot issue voor zijn neef. Het inbrengen van een naald levert hem veel stress op. Er was geen sprake van een psychotisch toestandsbeeld aldus klager. Dit was bekend en getest op de afdeling. Desondanks moest klager medicatie slikken. Deze dwangmedicatie is gestart op 27 mei 2022 en gestaakt op 31 mei 2022 aldus klager. Klager vraagt zich af waarom die dwangmedicatie is toegepast. Klager heeft aangegeven geen klachten te hebben en wilde geen medicatie. En toch is het gebeurd. Klager vraagt zich af of dat een verstandige keuze is geweest. Klager heeft het idee dat die beslissing meer ingegeven is op basis van het verleden van klager. Hij is van mening dat er een besluit vanuit het heden genomen had moeten worden, op basis van het feit dat er geen psychose zichtbaar was.

 

Onder verwijzing naar het verweerschrift vertelt verweerster dat er geen evident psychotisch beeld was na terugkeer op de afdeling nadat klager zich enkele weken onttrokken had aan zorg. In die periode was geen antipsychotica gebruikt. Wel waren vergiftigingswanen op de achtergrond aanwezig. Verweerster heeft toen besloten om de antipsychotica niet te hervatten terwijl klager wel bekend is met recidiverende psychoses. Zij was zo verrast door het toestandsbeeld van klager dat zij de ontwikkeling eerst wilde volgen zonder anti psychotische medicatie. Toen de prikkelbaarheid van klager toenam en het toestandsbeeld verslechterde, is besloten te starten met Olanzapine. Deze verandering in gedrag is eerder een eerste signaal bij klager geweest voor paranoïde schizofrenie. De aanwezige behandelaren hebben dit beide besloten. Overgaan tot slik- of prikbeleid, wat inderdaad een vorm van drang is, wordt in de regel in een later stadium van voorschrijven ingezet. Meestal wordt er in die situaties niet om acuut ingrijpen gevraagd en is er een periode waarin medicatie wel aangeboden wordt en afgewacht wordt of een patiënt alsnog tot nut van inname overtuigd kan worden. Nu is deze drang direct gebeurd, door interne miscommunicatie. Als gevolg van die miscommunicatie zijn zij niet voldoende duidelijk geweest naar klager over de inname van de medicatie aldus verweerster.

 

Naar aanleiding van vragen van de commissie wordt duidelijk dat klager zelfstandig de orale medicatie heeft ingenomen. Er is hierbij geen sprake geweest van vasthouden of andere druk.

Klager geeft aan dat de dreiging van een injectie wel als verplichte medicatie is ervaren. Hij benoemt dit als geestelijke dwang. Klager vindt het treurig dat behandelaren proberen zo’n jongen te helpen maar geen idee hebben hoe ze dat het beste kunnen doen. Toedienen van antipsychotica bij iemand die niet psychotisch is, is erg heftig aldus klager. Vervolgens wordt geconstateerd dat klager zich raar gedraagt. Dat is niet zo vreemd aldus klager. ‘Als ik dit onder dwang had meegemaakt had ik niet voor mezelf ingestaan’ aldus klager. Er is sprake van een lange geschiedenis van zorg en veel negatieve ervaringen aldus klager. ‘Als je dan op de gok dingen doet, jaren lang, dan word je daar knettergek van’.

 

De voorzitter geeft nogmaals aan dat de commissie zich eerst zal beraden op haar bevoegdheid om deze klacht te behandelen. Is er sprake van dwang of drang, met andere woorden: is er wel sprake van verplichte zorg? De keuze van klager om geen inzage te geven in zijn medisch dossier maakt ook dat de commissie niet weet of er een machtiging is en of de juiste (juridische) procedure is behandeld als er wel sprake zou zijn van verplichte zorg.

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Artikel 2:1 Wvggz bepaalt dat bij alle fases ten aanzien van verplichte zorg, beoordeeld dient te worden of deze zorg voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en (patiënt)veiligheid. Deze beginselen brengen met zich mee dat het voorkomen van dwang centraal staat. Eerst zullen alle alternatieven die op vrijwilligheid gebaseerd zijn volledig moeten worden benut, voordat dwang kan worden overwogen. Dwang (verplichte zorg) kan aldus alleen in uiterste nood worden ingezet.

Aangezien ter uitvoering van de zorgmachtiging, crisismaatregel of verlengde crisismaatregel (nog) geen verplichte zorg in de zin van dwangmedicatie aan klager wordt verleend, is de klachtencommissie ten aanzien van deze klacht onbevoegd.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de klacht, het verweer en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klager is een 35 jarige man, bekend met schizofrenie en vergiftigingswanen.

 

Klager klaagt over zijn medicatie in de vorm van het slikken of prikken beleid. Klager vindt dat hij geen antipsychotica nodig heeft en wil zeker geen injecties. Klager ervaart het ‘slikken of prikken’ beleid als dwang. Verweerster geeft aan dat het toestandsbeeld van klager verslechterde en daarom antipsychotica via het slikken of prikken beleid is voorgeschreven. Klager heeft de antipsychotica oraal ingenomen en er is niet gespoten. Uit de hoorzitting blijkt dat klager zelfstandig de orale medicatie heeft ingenomen. Er is hierbij geen sprake geweest van vasthouden of andere druk. De klachtencommissie concludeert dat verplichte zorg in de zin van de Wvggz (nog) niet aan de orde is. Daarom is deze klachtencommissie onbevoegd om een uitspraak over verplichte zorg te nemen.

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart zich onbevoegd.

 

Aldus besloten te Arnhem, 13 juni 2022

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 4