Ongegrond; klacht over de diagnose, gedwongen zorg, ernstig nadeel en insluiting


230119-04

KLACHTENCOMMISSIE PATIENTEN PARNASSIA GROEP RIJNMOND

Beslissing van DATUM naar aanleiding van de op DATUM bij de Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep ingekomen klacht en schadevergoedingsverzoek van

NAAM,

geboren op DATUM, te PLAATS;

bijgestaan door: NAAM, patiëntenvertrouwenspersoon.

k l a a g s t e r

-tegen-

NAAM, psychiater (zorgverantwoordelijke),

verbonden aan INSTELLING.

v e r w e e r d e r

 

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Voorts heeft klaagster op grond van art. 10:11 Wvggz om schadevergoeding verzocht.

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken, waarvan de commissie kennis heeft genomen:

– het klaagschrift van DATUM;

– de reactie van de instelling op het verzoek om schadevergoeding van DATUM;

– de relevante stukken uit het medisch dossier.

 

De commissie heeft tot haar spijt geen schriftelijke zienswijze van verweerder ontvangen.

De klacht is behandeld ter zitting van DATUM, alwaar zijn gehoord: Klaagster, bijgestaan door NAAM en verweerder.

 

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, stelt de commissie de volgende feitelijke gang van zaken vast.

De burgemeester van de gemeente PLAATS heeft op DATUM ten aanzien van klaagster een crisismaatregel genomen voor het tijdvak tot en met DATUM.

Op DATUM heeft de zorgverantwoordelijke besloten verplichte zorg te gaan verlenen in de volgende vormen:

– toedienen van medicatie;

– beperken van de bewegingsvrijheid;

– insluiten;

– uitoefenen van toezicht op betrokkene;

– opnemen in een accommodatie.

 

Klaagster had al langere tijd haar medicatie tegen haar psychotische stoornis en diabetes niet genomen. In de avond van DATUM is klaagster onder begeleiding van de politie naar de Kliniek NAAM (destijds NAAM genaamd) gebracht voor een crisisopname in de accommodatie. Op DATUM is besloten tot insluiting wegens agressief gedrag en het voortdurend aanklampen van medepatiënten, waardoor handhaving op de afdeling niet mogelijk was. Op DATUM klaagster vanuit de separeerruimte overgeplaatst naar de comfort room en van daaruit naar de afdeling.

De rechtbank PLAATS heeft op DATUM bepaald dat de stoornis en het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel inmiddels waren onderbouwd, de zorg verder in een vrijwillig kader kon worden verleend en het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel is afgewezen.

 

3. DE KLACHT

De klacht bestaat uit de volgende 4 onderdelen:

  1. Klacht over de gestelde diagnose;
  2. Klacht over het ernstig nadeel;
  3. Klacht over gedwongen zorg;
  4. Klacht over de insluiting.

 

Ter onderbouwing stelt klaagster dat DATUM al een tijd geleden is, maar dat wat er toen gebeurde zij niet zomaar kan laten gaan. Klaagster geeft aan heel sterk het gevoel te hebben dat haar toen onrecht aangedaan is. Vooral het insluiten in de separeer heeft zij als erg traumatisch ervaren.

Klaagster betwist een psychische stoornis te hebben. Klaagster was niet in de war, maar door de corona lockdown van slag en doodmoe. Op de avond van de opname heeft klaagster zich bij de NAAM gemeld. Daarna werd klaagster door de politie in pyjama in de regen met haar rollator lopend over straat aangetroffen.

Voorts betwist klaagster de conclusie dat sprake was van ernstig nadeel, dat weggenomen diende te worden. In de brief over de uitvoeringsbeslissing staat niet uitgelegd om welk ernstig nadeel het gaat. Ook nadien is dat nooit duidelijk geworden. Omdat het ernstig nadeel niet is omschreven is volgens klaagster niet voldaan aan de (schriftelijke) informeringsplicht.

Ondanks dat klaagster het niet eens is met de genomen beslissing, denkt zij wel dat ze in die periode hulp kon gebruiken en was ook tot zorg bereid. Dat maakt de beslissing haar te verplichten extra lastig te begrijpen. Klaagster stelt zich vrijwillig naar de instelling te hebben laten vervoeren en ook enkele andere vormen van zorg had klaagster best vrijwillig willen ondergaan. Ter onderbouwing wijst klaagster op het standpunt van de behandelaar en de rechter ter zitting van DATUM, dat de stoornis en het ernstig nadeel inmiddels waren onderbouwd.

Klaagster heeft het insluiten in de separeer als erg naar en traumatiserend ervaren, waartoe zij dan ook nooit vrijwillig bereid is geweest. Bovendien acht klaagster insluiten onmenselijk. Volgens klaagster waren er alternatieven, zoals haar naar het atelier laten gaan of het werken met muziek.

Klaagster meent dat ten onrechte verplichte zorg is toegepast, welke schade heeft berokkend en waarvoor zij gecompenseerd moet worden. Daarom verzoekt klaagster een schadevergoeding naar billijkheid toe te kennen. Ter onderbouwing stelt klaagster aangetast te zijn in haar lichamelijke integriteit en erg angstig te zijn geweest. Het insluiten heeft bovendien zo’n grote invloed op haar gehad dat zij hiervoor traumabehandeling nodig heeft en niet meer in staat is tot het doen van het betaalde werk dat zij voorheen deed. Klaagster voegt ter zitting toe momenteel geen geld te hebben voor het kopen van eten en ook daarom van mening is recht te hebben op schadevergoeding.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat aan de criteria voor en de doelen van het verlenen van verplichte zorg voldaan is en dat het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen. Dit standpunt wordt – kort samengevat – als volgt toegelicht.

Klachtonderdeel 1

Klaagster is door de politie voor een crisisopname naar de kliniek gebracht. Klaagster is bekend met een schizo-affectieve stoornis in het kader van het bipolaire type. Dit is een diagnose welke reeds in DATUM is gesteld en bij de beoordeling op DATUM werd bevestigd door de onafhankelijk psychiater.

Klachtonderdeel 2

Het dreigend ernstig nadeel bestond, mede blijkens de medische verklaring uit lichamelijk letsel, verwaarlozing/ uitputting , maatschappelijke teloorgang en het door hinderlijk gedrag agressie over zichzelf afroepen.

Klachtonderdeel 3

Klaagster was bij aankomst in de kliniek niet bereid vrijwillig zorg te accepteren. Volgens verweerder was zij toen wilsonbekwaam ter zake.

Klachtonderdeel 4

Ter zitting licht verweerder toe dat klaagster aanvankelijk onmogelijk te handhaven was op de afdeling en daarom in de separeerruimte werd gezet. Zo was klaagster groepsontwrichtend aanwezig op de groep, verbaal druk, luidruchtig, verward en was zij niet te remmen in dit gedrag. Er is meerdere malen zo nodig medicatie aangeboden, maar deze werd door klaagster geweigerd.

5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

  1. Klacht over de gestelde diagnose

Art 10:3 van de Wvggz geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin op grond van deze wet kan worden geklaagd, en daarin wordt niet de mogelijkheid genoemd om te klagen over een gestelde diagnose. Dit klachtonderdeel dient derhalve niet ontvankelijk te worden verklaard.

  1. Klacht over het ernstig nadeel

In dit klachtonderdeel wordt allereerst bestreden dat sprake is geweest van ernstig nadeel. De commissie overweegt dienaangaande als volgt. Uit de stukken, met name uit de medische verklaring, blijkt dat klaagster op DATUM ’s avonds, in pyjama, achter haar rollator buiten in de regen is aangetroffen, en dat zij toen een angstige en verwarde indruk maakte. Ze vertelde onder andere dat ze niet naar huis durfde. Bij beoordeling constateerde de psychiater een manisch toestandsbeeld in het kader van een schizo-affectieve stoornis. Gevreesd werd voor ernstig nadeel in de vorm van uitputting, verwaarlozing en teloorgang. In de medische verklaring leest de commissie daarnaast dat klaagster op dat moment niet handelingsbekwaam was, hetgeen door de ter zitting aanwezige, door de commissie gehoorde psychiater is bevestigd. Naar het oordeel van de commissie staat aldus voldoende vast dat sprake was van ernstig nadeel ten tijde van de opname. Voorts maakt dit klachtonderdeel gewag van een motiveringsgebrek in de bestreden uitvoeringsbeslissing, omdat het daarin genoemde ernstig nadeel niet nader wordt omschreven. De commissie overweegt hierbij als volgt. Toegegeven kan worden dat deze motiveringen summier zijn. Daaruit volgt echter niet dat aan klager onvoldoende informatie is verschaft. Degene die een uitvoeringsbeslissing neemt voert immers, voorafgaand aan die beslissing, een gesprek daarover met de patiënt, waarin ook de reden voor die beslissing aan de orde komt (art 8:9 lid 1, aanhef en onder b van de Wvggz). De commissie heeft geen reden om aan te nemen dat dat gesprek in dit geval niet heeft plaats gevonden. Zij gaat er daarom van uit dat klaagster voldoende is ingelicht over het hoe en waarom van de genomen beslissingen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

  1. Klacht over de gedwongen zorg

Klaagster stelt hier dat zij, anders dan in de beslissing is vermeld, wel bereid was om zorg op vrijwillige basis te aanvaarden. Zij voert daarbij onder andere aan dat de rechtbank de aanvraag voor de voortzetting van de crisismaatregel heeft afgewezen, juist vanwege haar bij die zitting gebleken bereidheid om vrijwillig haar medicatie te nemen. De commissie kan klaagster hierin niet volgen. Uit hetgeen zij hier stelt volgt namelijk niet dat zij ook ten tijde van haar opname bereid was om vrijwillig zorg te aanvaarden. Bovendien blijkt met name uit de medische verklaring voldoende van het tegendeel. Dit klachtonderdeel is aldus ongegrond.

 

  1. Klacht over de insluiting

De commissie kan zich voorstellen dat de insluiting voor klaagster een bijzonder onaangename ervaring moet zijn geweest. Dat betekent echter niet dat die beslissing onjuist is geweest. Uit de stukken blijkt immers voldoende dat klaagsters gedrag, dat als groepsontwrichtend wordt aangeduid, in feite geen andere keus liet dan haar –kortdurend – in te sluiten. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

 

Schadevergoeding

Nu de klacht op onderdeel 1 niet ontvankelijk en op de onderdelen 2,3 en 4 ongegrond is verklaard, is er geen grondslag voor een vordering tot schadevergoeding en is er geen plaats voor het toekennen daarvan. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

 

 

6. BESLISSING

De Klachtencommissie Patiënten Parnassia Groep:

– verklaart klachtonderdeel 1 niet ontvankelijk;

– verklaart de klachtonderdelen 2,3 en 4 ongegrond;

– wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

 

Aldus gegeven door mr. NAAM, voorzitter, drs. NAAM, psychiater niet-praktiserend, mr. NAAM, lid tevens niet-ambtelijk waarnemend secretaris, en schriftelijk vastgesteld op DATUM.

  1. NAAM

voorzitter

De voorzitter is verhinderd te ondertekenen, namens deze,

 

 

  1. NAAM

niet-ambtelijk waarnemend secretaris