Beoordeling
door de Klachtencommissie patiënten betreffende de klacht d.d. 10 maart 2023 van klager verblijvend in de instelling.
Verloop van de klachtbehandeling
De Klachtencommissie Patiënten (verder: de commissie), bijgestaan door de ambtelijk secretaris.
De commissie heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift gedateerd 10 maart 2023
- het bericht van 13 maart 2023 van de geneesheer-directeur met negatief advies betreffende het schorsingsverzoek
- het verweerschrift gedateerd 15 maart 2023 met als bijlagen de relevante stukken uit het medisch patiëntendossier
- de toelichting van 23 maart 2023 van de patiënten vertrouwenspersoon (pvp).
Partijen zijn in elkaars bijzijn gehoord tijdens een hoorzitting gehouden op 24 maart 2023, alwaar zijn verschenen:
- klager, bijgestaan door de pvp
- de psychiater, hierna “verweerder”
- de ouders van klager
- de coassistent van de afdeling
- de advocaat is met instemming van de aanwezigen als toehoorder aanwezig in het kader van het scholingsprogramma voor Wvggz advocaten
- de aios psychiatrie is verhinderd de hoorzitting bij te wonen.
Overwegingen van de commissie
1. Het klaagschrift
Het klaagschrift in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) richt zich tegen:
- de opname in een accommodatie
- de beperking bewegingsvrijheden
Klager verzoekt een schadevergoeding door de zorgaanbieder.
De Klachtencommissie heeft het schorsingsverzoek van klager niet gehonoreerd. Dit is bij schriftelijke beslissing van 14 maart 2023 aan klager meegedeeld.
2. Standpunt van klager
Nadat de commissie aan de aanwezigen is voorgesteld, geeft klager desgevraagd aan dat het naar omstandigheden redelijk met haar gaat. Zij heeft zowel mentale als fysieke klachten door PTSS. Deze traumatische klachten worden verergerd door toedoen van de huidige opname in de kliniek. Klager wil het liefst naar huis terugkeren met ambulante begeleiding en de ondersteuning van haar ouders. Klager zegt weer met een opleiding te willen beginnen.
De pvp voegt hieraan toe klagers verzoek om naar huis te kunnen te ondersteunen; klager is van mening dat zij zich aan de voorwaarden voor ambulante behandeling kan houden.
Klager erkent dat zij achterdochtig kan zijn. Dat heeft alles te maken met haar verleden van tien jaar mishandeling. Ook hier in de kliniek raakt zij van slag wanneer de nachtdienst onverwachts haar kamer binnenkomt bijvoorbeeld.
De moeder van klager brengt naar voren dat zij heeft besloten om klager in januari jl. naar de instelling te brengen, omdat het helemaal niet goed met haar ging. Sinds de opname is slechts sprake van het voorschrijven van medicatie, waarbij aan klager weinig keuze wordt gelaten. Er wordt klager geen therapie aangeboden, zoals EMDR of emotieregulatie. Het functioneren van klager verslechtert alleen maar door de medicatie. De wens is om de medicatie af te bouwen om haar levendigheid weer te kunnen zien. De cannabis gebruikt klager al jaren. Er is geen bewijs voor, dat klager tijdens de opname in de kliniek cannabis heeft gebruikt. De kamer werd ook gecontroleerd met drugshonden.
Moeder antwoordt desgevraagd dat zij zeker een bijdrage wil leveren om de ambulante zorg voor klager vorm te kunnen geven. Ze is de laatste tijd dichter naar klager toegegroeid door meer gesprekken met elkaar te hebben.
Op de vraag van de commissie over welke vrijheden klager beschikt, antwoordt klager dat zij samen met haar moeder ergens naar toe kan gaan. Ook met haar vriend kan zij zich buiten de kliniek bewegen.
Klager wil benadrukken dat zij wel degelijk depressief is.
Tot slot duidt de pvp het deel uit de schriftelijke toelichting van zijn collega pvp betreffende de datering van de brief art. 8.9 Wvggz. Klager is overgeplaatst op 23 februari 2023, echter heeft pas op 28 februari 2023 een nieuwe beslissing 8.9 gekregen bij wijziging van de zorgverantwoordelijke. Derhalve was er tussen 23 en 28 februari jl. geen geldige beslissing voor de verleende verplichte zorg.
3. Standpunt van verweerder
Desgevraagd reageert verweerder dat het zijn inziens beter gaat met klager. De vrijheden zijn in de tussentijd uitgebreid naar zelfstandige vrijheden tot hele uren. Verweerder houdt er echter ook rekening mee, dat klager in de thuissituatie liever geen vreemde personen over de vloer wil vanuit achterdocht. Om ambulante begeleiding mogelijk te maken, is het van belang dat de hulpverlening wordt toegelaten in de woning van klager.
Wat betreft de medicatie is verweerder welwillend om het gesprek aan te gaan, maar hij schat in dat het op dit moment nog te vroeg is om terug te gaan naar orale medicatie, gezien klager gedurende de opname heeft gesmokkeld met de pillen. Het katatone beeld van klager is behandeld met lorazepam, met goed resultaat. Middels afbouw van deze medicatie zal moeten blijken of de katatonie terugkomt. Het depot zuclopentixol wordt door klager vrijwillig geaccepteerd, met uitzondering van de dosis die zij gisteren toegediend zou krijgen.
Verweerder geeft desgevraagd aan dat bij klager er aanwijzingen zijn voor klachten in het kader van PTSS, achterdocht, paranoïdie, katatonie en eetproblematiek. Een depressieve stoornis is niet aannemelijk, zegt verweerder.
De voornaamste voorwaarde voor ontslag uit de kliniek is dat er een stevige basis is gelegd voor ambulante behandeling met de nodige ondersteuning vanuit de ouders van klager en waarbij klager de noodzakelijke medicatie zal blijven accepteren. Momenteel is deze basis nog wankel waarbij een toename van de psychotische klachten – met als gevolg daarvan het opnieuw afhouden van zorg en het zich terugtrekken – als reëel worden ingeschat bij weigering van medicatie.
Een eerste kennismaking tussen het ambulante team en klager heeft al plaatsgehad. Een tweede afspraak is ingepland.
Verweerder licht desgevraagd toe dat het aanvragen van een mentorschap op dit ogenblik geen prioriteit heeft. De moeder van klager is zeer betrokken bij de behandeling van klager.
Ten aanzien van de aantekening door de pvp over het ontbreken van een geldige schriftelijke beslissing art. 8.9 Wvggz tussen 23 en 28 februari 2023 kan verweerder naar voren brengen dat klager bij de opname op 23 februari 2023 is gezien en de toe te passen verplichte zorg met haar is besproken. Er was toen veel stress en spanning bij klager.
4. Beoordeling door de commissie
Gelet op de ingebrachte stukken en gehoord de toelichtingen ter hoorzitting is de commissie tot de volgende beoordeling gekomen.
- De commissie stelt vast dat klager in eerste instantie op 16 januari 2023 met een crisismaatregel (CM) werd opgenomen bij de instelling. Sinds 23 februari 2023 verblijft klager op de acute psychiatrie afdeling, eerst op basis van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel (VCM) en per 28 februari 2023 op grond van een zorgmachtiging (ZM). In de ZM is onder meer opgenomen als verplichte zorg de opname in een accommodatie en de beperking bewegingsvrijheden.
- De commissie constateert dat klager bekend is met PTSS, agorafobie, paniekstoornis en depressieve stoornis, echter staat momenteel een psychose met achterdocht, paranoïdie en katatonie op de voorgrond waarvoor behandeling met lorazepam en anti psychotische (depot)medicatie is geïndiceerd. Tevens is klager bekend met cannabis gebruik. De commissie ziet geen reden te twijfelen aan de juistheid van de informatie die op dit punt is verstrekt door verweerder.
- De commissie stelt voorop dat verplichte zorg met terughoudendheid dient te worden toegepast en altijd vooraf getoetst dient te worden aan de algemene beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, veiligheid en effectiviteit.
- De opname in de accommodatie is naar het oordeel van de commissie onder de gegeven omstandigheden alleszins geïndiceerd. De commissie neemt daarbij in ogenschouw dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een klinische opname, alsmede de beperking bewegingsvrijheden bij ontbreken van een constructieve samenwerking onafwendbaar zijn ter voorkoming van het ernstig nadeel. Klager werd via de crisisdienst opgenomen met verward gedrag vanuit een psychotisch en katatoon ziektebeeld, waarschijnlijk geluxeerd door cannabisgebruik en mogelijk slaapdeprivatie. Binnen de instelling hebben zich verschillende incidenten voorgedaan met bedreigingen en agressie richting zorgverleners. Bij klager is sprake van onvoldoende ziektebesef en ontbrekend ziekte-inzicht, waardoor zij een aanhoudende wens heeft naar huis terug te keren.
- De commissie is met verweerder van oordeel dat het op dit moment nog te vroeg is om de behandeling in ambulante setting voort te zetten, gezien het zorgwekkende katatone ziektebeeld bij klager en om een heropname trachten te voorkomen. Verweerder heeft zich in dat opzicht bereidwillig getoond om in samenspraak met klager en ouders toe te werken naar ontslag naar huis, maar dat de voorwaarden voor ambulante voortzetting van de behandeling nog niet volledig zijn uitgewerkt. Het risico op snelle terugval van klager in de thuissituatie wanneer zij vanuit wantrouwen geen toegang zal willen geven aan de hulpverlening en direct zal stoppen met de noodzakelijke medicatie met (verdere) maatschappelijke teloorgang, ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische schade bij zichzelf en anderen tot gevolg, wordt ook door de commissie als reëel ingeschat.
- Ten aanzien van de beperking bewegingsvrijheden is de commissie gebleken dat deze inmiddels zover zijn uitgebreid dat klager zelfstandig korte uitstapjes kan maken buiten de kliniek en zij hiervan ook gebruik maakt om samen met moeder of haar vriend iets te ondernemen. Met verweerder is de commissie van mening dat de inperking bewegingsvrijheden bij opname noodzakelijk zijn geweest ter voorkoming van het ernstig nadeel voor klager. Klager uitte voortdurend de wens om naar huis terug te willen, waarbij zij zich opnieuw zou afsluiten van de buitenwereld vanuit achterdocht.
- De commissie concludeert dat verweerder heeft geconstateerd dat sprake is van wilsonbekwaamheid ten aanzien van de uitvoering van de verplichte zorg. Dit is in de betreffende beslissing art. 8.9 Wvggz aan klager toegelicht. Over de in te zetten verplichte zorg heeft verweerder overlegd met de betrokken moeder van klager. Een aanvraag mentorschap is nu niet aan de orde. Wellicht ten overvloede voegt de commissie daaraan toe dat op grond van art. 1.3, lid 3 sub b Wvggz ouders één van de mogelijke vertegenwoordigers zijn, waarmee op verschillende momenten op voorhand overleg dient plaats te vinden.
- Gelet op het bovenstaande acht de commissie de verplichte zorgvormen onder ad. 1 in de gegeven omstandigheden zowel qua proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid gerechtvaardigd.
- Nu de klacht ongegrond is en er ook overigens geen reden is voor toewijzing van een schadevergoeding waarom is gevraagd, wordt die vordering afgewezen.
- Namens klager is voorts geklaagd dat het tussen 23 en 28 februari 2023 heeft ontbroken aan een geldige uitvoeringsbeslissing art. 8.9 Wvggz omtrent de verleende verplichte zorg. In deze overweegt de commissie dat ter zitting is gebleken, dat klager bij opname op 23 februari 2023 in elk geval mondeling op de hoogte is gesteld en dat er op 28 februari 2023 een schriftelijke beslissing aan klager is uitgereikt op het moment dat de ZM van kracht werd. Daarmee is aan de letter van de wet voldaan. Ten overvloede merkt de commissie wel op dat het netter was geweest wanneer klager de brief had gekregen op het moment dat het besluit was genomen. De commissie heeft, anders dan de pvp, in deze overigens geen reden tot twijfel over het feit dat verweerder zelf het onderzoek heeft verricht en dat de onderhavige brief uit naam van verweerder per order is getekend door de aios psychiatrie.
-
5. Oordeel van de commissie
Gelet op het bovenstaande verklaart de commissie de klacht ongegrond, daarbij in ogenschouw genomen dat klager sinds een paar weken uitbreiding van haar bewegingsvrijheden heeft op geleide van het ziektebeeld.
De commissie wijst de gevorderde schadevergoeding af.
N.B. Dit oordeel is op 24 maart 2023 telefonisch aan betrokken partijen meegedeeld.
Den Haag, 24 maart 2023
Datum verzending: 6 april 2023
Klachtencommissie patiënten,
De voorzitter
namens deze de ambtelijk secretaris