Ongegronde klacht over verplichte depotmedicatie


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken       

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 11 september 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 11 september 2023, nummer 2309-114

Datum: 25 september 2023

Inleiding

De klachtencommissie is op 25 september 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A., gedateerd 11 september 2023, tegen B. 

De klacht betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Mevrouw A. heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot bemiddeling door de klachtencommissie. 

Aanwezig tijdens de hoorzitting

Klager: mevrouw A. ;
bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon.

Instelling: mevrouw D., psychiater en zorgverantwoordelijke (digitaal);
mevrouw E., arts;
mevrouw F., arts;
mevrouw G., verpleegkundige. 

Klachtencommissie: mevrouw X., voorzitter, jurist;
mevrouw X., lid, psychiater, voorgedragen door B.;
mevrouw X., lid, voorgedragen door de Cliëntenraad (digitaal).

Ambtelijk secretaris: mevrouw. X

Stukken

De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift;
  2. het verweerschrift;
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van mevrouw A.

Samenvatting

De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit tot het verlenen van verplichte zorg, inhoudende het toedienen van depotmedicatie. De commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.

De feiten en omstandigheden

De commissie gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de volgende feiten en omstandigheden. 

Mevrouw A. is een vrouw die ruim 25 jaar bekend is in de psychiatrie. Zij woont sinds enkele jaren weer in Nederland, hiervoor heeft zij 12 jaar in K. gewoond. Mevrouw A. is op 21 augustus 2023 (gedwongen) opgenomen in kliniek H., onderdeel van B..  

Bij beschikking van 14 juni 2023 heeft de Rechtbank J. ten aanzien van mevrouw A. een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden met verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder “het toedienen van medicatie”.  

In de beschikking heeft de rechtbank vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar; maatschappelijke teloorgang; de situatie dat zij met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept; en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. 

Bij brieven van 21 augustus 2023, 28 augustus 2023 en 6 september 2023 heeft de zorgverantwoordelijke overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz aan mevrouw A. bericht dat zij heeft besloten per die datum de volgende vorm van verplichte zorg aan mevrouw A. te verlenen: “het toedienen van medicatie”. 

De zorgverantwoordelijke heeft in de brieven het volgende vermeld (letterlijk overgenomen): 

Voorbereiding beslissing

Op 21 augustus 2023 respectievelijk 28 augustus 2023 respectievelijk 6 september 2023 heb ik mij op de hoogte gesteld van uw huidige gezondheidstoestand. De beslissing  tot verlenen van verplichte zorg is met u besproken.

Wilsbekwaamheidsbeoordeling

Op 21 augustus 2023:

(…) Mijn conclusie hierover ten aanzien van de ondergenoemde vorm(en) van verplichte zorg is dat er sprake is van: wilsbekwaamheid, waarbij er sprake is van levensgevaar voor betrokkene en/of ernstig nadeel voor anderen en/of gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.

Op 28 augustus 2023:

(…) Mijn conclusie hierover ten aanzien van de ondergenoemde vorm(en) van verplichte zorg is dat er sprake is van: wilsonbekwaamheid. Er is op dit moment geen vertegenwoordiger. B. zal zoeken naar een passende wettelijk vertegenwoordiger.

Op 6 september 2023: 

(…) Mijn conclusie hierover ten aanzien van de ondergenoemde vorm(en) van verplichte zorg is dat er sprake is van: wilsonbekwaamheid. Er heeft overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordiger, uw broer.

Verplichte zorg

Op 21 augustus 2023 en op 28 augustus 2023:

(…) Verwachte maximale duur: Voor de duur van de machtiging.

(…) Bij verergering van het manisch psychotische beeld lijkt stoppen met medicatie hier een grote rol in te spelen. Het opstarten of verhogen van medicatie is hierdoor noodzakelijk om verdere verergering af te wenden. Voor uw slaap is het belangrijk om medicatie in te nemen.

Hieronder valt ook het toedienen van somatische medicatie. Een oorzaak voor manisch psychotische ontregeling blijkt ook het niet gebruiken van somatisch noodzakelijk medicatie.

Op 6 september 2023:

(…) Verwachte maximale duur: Voor de duur van de machtiging.

(…) Reeds aangezegd op 28 augustus 2023: U bent het afgelopen jaar meerdere malen gewongen opgenomen geweest vanwege een manische ontregeling, door medicatie- ontrouw, waarbij u voor overlast zorgt in het verpleeghuis waar uw moeder opgenomen is en er thuis sprake is van teloorgang; zelfzorg en huishoudelijk. Tevens is er een rechtstreeks verband tussen uw manische ontregeling en het ontregelen van uw COPD. Tijdens een manie gaat u (teveel) roken en ten gevolge van lage saturaties ontregelt uw psychische gezondheid. Om dit patroon van herhaaldelijke verplichte opnames te doorbreken en om de kans dat u thuis kunt blijven wonen zo groot mogelijk te maken, is een depot geindiceerd, zodat uw medicatiespiegels stabiel zijn”.

De klacht

Mevrouw A. klaagt tegen de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 van de Wvggz, inhoudende het tegen de wil toedienen van bepaalde depotmedicatie. 

Schorsingsverzoek 

Mevrouw A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen. De instelling heeft de commissie vervolgens geïnformeerd dat de verplichte zorg in de vorm van (depot)medicatie nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de commissie. Bij afzonderlijke beslissing, gedateerd 11 september 2023 (NB dit had 14 september 2023 moeten zijn; de beslissing is ook op deze datum geschreven en verstuurd), heeft de klachtencommissie het schorsingsverzoek ten aanzien van de medicatie toegewezen.

Schadevergoeding

Mevrouw A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal zij dit verzoek met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klaagster

Mevrouw A. is het er niet mee eens dat zij verplicht medicatie in de vorm van een depot  toegediend gaat krijgen. 

Mevrouw A. merkt allereerst op dat zij is opgenomen in de kliniek maar dat dit niet nodig is. Zij wil graag weer naar huis. 

Zij licht daarnaast toe dat zij het eens is met de diagnose dat zij een schizoaffectieve stoornis heeft. Zij is het echter niet eens met de stelling dat bij haar sprake is van een manische ontregeling omdat zij haar orale medicatie niet in zou nemen. In dat kader merkt mevrouw A. op dat zij sinds oktober 2010 de voorgeschreven medicatie oraal inneemt. Zij krijgt Abilify (aripiprazol) voorgeschreven. Zij heeft hier veel nare bijwerkingen van; zo is zij moe, heeft zij vaak honger en kan zij niet goed slapen. Daarnaast kan zij na de inname van de medicatie niet goed schrijven. Desgevraagd zegt mevrouw A. dat zij de Abilify desnoods toch oraal wil nemen, maar pas ‘s avonds zodat zij dan beter kan slapen. Zij wil echt geen depotmedicatie.

Verder merkt mevrouw A. op dat zij zich altijd aan de afspraken houdt die met haar (ambulante) behandelaren zijn gemaakt. Zij was kennelijk soms een afspraak vergeten en dan even boodschappen gaan doen. Daarnaast heeft zij ook soms de afspraken afgezegd omdat deze dan al om 08.00 uur ingepland worden en zij dit storend vindt voor haar buren. Er wordt kennelijk dan niet goed doorgegeven dat ze gebeld heeft om de afspraak af te zeggen of te verplaatsen. 

Daarnaast heeft de pvp namens mevrouw A. opgemerkt dat zij hecht aan haar autonomie, dat zij graag haar eigen leven leidt en haar eigen dag invult. Verder heeft zij de pvp verteld dat zij de voorgeschreven medicatie altijd oraal heeft ingenomen. Mochten de (ambulante) behandelaren dit willen, dan wil mevrouw A. de medicatie voortaan altijd onder toezicht innemen waardoor de noodzaak voor een depot vervalt. 

Tot slot heeft mevrouw A. herhaald dat zij geen depotmedicatie toegediend wil krijgen. 

Het standpunt van verweerder

De zorgverantwoordelijke heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van depotmedicatie volstrekt noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.

Mevrouw A. heeft in het verleden goed gefunctioneerd op orale aripiprazol. Echter, omdat mevrouw A. deze orale medicatie niet altijd innam, is haar toestandsbeeld onverhoopt verslechterd. Zo is zij het afgelopen jaar meerdere keren gedwongen opgenomen geweest. Na haar ontslag bleek dan dat mevrouw A. de orale medicatie thuis niet meer altijd innam, waarna haar toestandsbeeld verslechterde en zij weer (gedwongen) opgenomen moest worden. Haar behandelaren willen dit patroon graag doorbreken.

Er wordt al circa een jaar geprobeerd om mevrouw A. in de thuissituatie dagelijks onder toezicht van haar ambulante behandelaren de orale medicatie in te laten nemen maar dit blijkt niet mogelijk. Zo (b)leek mevrouw A. dan op het afgesproken tijdstip niet thuis te zijn. Om te voorkomen dat het onverhoopt opnieuw fout gaat, hebben haar behandelaren op 6 september 2023 besloten over te gaan tot een behandeling met depotmedicatie. Het doel van de huidige opname is dan ook dat zij goed wordt ingesteld op de depotmedicatie waarna zij dan weer (snel) naar huis kan. Hierover is ook overleg geweest met haar wettelijk vertegenwoordiger, haar broer, en hij wil ook graag dat zijn zus, zodra haar toestandsbeeld is verbeterd, weer snel naar huis kan. 

Verder is ten aanzien van de COPD opgemerkt dat is gezien dat als het  toestandsbeeld van mevrouw A. verslechtert, zij ook meer last krijgt van haar aan COPD gerelateerde klachten. Het ging op sommige momenten daardoor lichamelijk dermate slecht met haar, bijvoorbeeld omdat haar saturatie heel laag was, dat zij dan in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Mevrouw A. wordt op dit moment door haar behandelaren gestimuleerd om te stoppen met roken, maar zij is ambivalent in haar wens om te stoppen. 

Overwegingen en oordeel

Mevrouw A. stelt zich, gelet op de inhoud van het klaagschrift en de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat zij geen behandeling met antipsychotische depotmedicatie wil dan wel nodig heeft, zeker niet aangezien de door haar ervaren bijwerkingen niet opwegen tegen de (mogelijke) gunstige effecten. 

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt. 

Uit de overgelegde stukken is volgens de commissie gebleken dat mevrouw A. lijdt aan een psychische stoornis. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. 

Er is verder sprake van een risico op levensgevaar, maatschappelijke teloorgang; de situatie dat zij met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept; en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is, indien geen verbetering in het toestandsbeeld van mevrouw A. optreedt. Ter afwending van dit ernstig nadeel had en heeft mevrouw A. zorg nodig.

De commissie is verder van oordeel dat de behandelaren in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder toediening van antipsychotische depotmedicatie kon en kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel kan wegnemen, nu gebleken is dat orale inname van de medicatie niet tot wegname van het ernstig nadeel heeft geleid. De commissie merkt in dit kader op dat zij van mevrouw A. heeft begrepen dat zij nare bijwerkingen van de medicatie ondervindt. Hoewel de commissie begrijpt dat dit heel vervelend is voor mevrouw A. is zij, alles overziend, van oordeel dat de beoogde (goede) werking van de depotmedicatie thans meer doorslaggevend van aard is. Verder is de commissie van oordeel dat het voor mevrouw A. en haar wens voor autonomie ook voordelen kan hebben als zij niet meer dagelijks bezoek van het FACT-team krijgt voor de orale inname van de medicatie, maar zij de medicatie slechts ééń keer in de vier weken (het depot) krijgt toegediend. 

Tot slot heeft de commissie vast kunnen stellen dat mevrouw A., conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, laatstelijk op 6 september 2023, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd is over de gedwongen behandeling met depotmedicatie. 

Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard. 

De beslissing

De commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af

Deze beslissing is op 26 september 2023 telefonisch aan alle betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 5 oktober 2023 aan betrokkenen verzonden.