Ongegronde klacht over verplichte medicatie


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 22 mei 2023, door de klachtencommissie ontvangen op 22 mei 2023, nummer 2305-62

Datum: 5 juni 2023

Inleiding

Mevrouw A. heeft op 22 mei 2023 een klacht ingediend, die op 22 mei 2023 door de klachtencommissie is ontvangen. De klachtencommissie is vervolgens op 5 juni 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A.. 

Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager: mevrouw A.;
bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp);
tevens aanwezig: een advocaat-toehoorder. 

Instelling: de heer C., psychiater van de D-afdeling van E.
(vervanger van mevrouw F.) (digitaal);
mevrouw G., anios van de D-afdeling van E. (digitaal);
H., vpk begeleider van mevrouw A. in kliniek J.. 

Klachtencommissie: mevrouw X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.

Ambtelijk secretaris: X.

Stukken

De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift;
  2. de schriftelijke reactie van mevrouw F. van 31 mei 2023;
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van mevrouw A..

Mevrouw A. heeft de commissie toestemming verleend voor inzage in haar medisch dossier indien en voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de klacht.

Samenvatting

De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot verplichte zorg in de vorm van medicatie. De commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. De commissie wijst daarnaast het verzoek tot schadevergoeding af. 

De feiten en omstandigheden

De commissie gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de volgende feiten en omstandigheden. 

Mevrouw A. is een 42-jarige vrouw. In het zorgplan staat – voor zover van belang – vermeld dat mevrouw A. is gediagnosticeerd met een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. Daarnaast is mevrouw A. bekend met een stoornis in middelengebruik en zwakbegaafdheid en heeft zij een hiv-infectie waarvoor zij medicatie krijgt voorgeschreven. In de afgelopen jaren is mevrouw A. langdurig opgenomen geweest op de K-afdeling van E.. In het kader van die opname werd mevrouw A. ingesteld op het antipsychoticum clozapine. De behandeling met medicatie werd vervolgens voortgezet op Kliniek L. waarna zij in de zomer van 2019 doorstroomde naar Begeleid Wonen (BW) (soms in een zogenoemde aanleun- en soms in een inleunwoning). 

Bij beschikking van 15 augustus 2022 heeft de rechtbank M. ten aanzien van mevrouw A. een zorgmachtiging verleend voor – onder andere – het toedienen van medicatie, voor de duur van twaalf maanden, dus tot en met 15 augustus  2023.

Op 12 mei 2023 is mevrouw A. op grond van de zorgmachtiging opgenomen op de D-afdeling van E., onderdeel van N.. Reden voor de opname was dat de ambulante behandelaren van mevrouw A. zagen dat zij verbaal agressief gedrag vertoonde en dat het niet meer mogelijk bleek om met haar samen te werken. Op de D-afdeling is vervolgens na overleg met de ambulante behandelaren besloten tot verplichte zorg in de vorm van medicatie. 

Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is mevrouw A. op 17 mei 2023 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is onder meer (het toedienen van) medicatie aangekruist als de aan haar te verlenen vormen van verplichte zorg voor de duur van de zorgmachtiging. 

De behandelaar komt in deze beslissing daarnaast onder andere tot het oordeel dat mevrouw A. wilsbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die zij nodig heeft, maar dat tevens sprake is van levensgevaar voor betrokkene en/of ernstig nadeel voor anderen en/of gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.

Vervolgens is mevrouw A. op 2 juni 2023 overgeplaatst van de D-afdeling van E. naar kliniek J. van N..

De klacht

De klacht van mevrouw A. richt zich tegen de volgende beslissingen/handelingen van de instellingen:  

-verplichte zorg in de vorm van medicatie.

Schorsingsverzoek

Mevrouw A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen. 

Naar het oordeel van de commissie heeft de instelling vervolgens voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van de beslissing tot (toediening van) medicatie niet geschorst kan worden. De commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 31 mei 2023, het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoeding

Mevrouw A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klager

Mevrouw A. is het niet eens met het feit dat zij op de D-afdeling clozapine voorgeschreven heeft gekregen. 

Zij licht toe dat het goed met haar ging in haar woning in O.. Zij was niemand tot last en zij had geen klachten. Opeens werd zij opgenomen op de D-afdeling; hier was volgens mevrouw A. geen enkele aanleiding toe. 

Op de D-afdeling kreeg mevrouw A. naast het Cisordinoldepot wat zij één keer per twee weken toegediend kreeg, ook ineens clozapine voorgeschreven. Mevrouw A. vindt dat er voorafgaand aan het voorschrijven van de clozapine geen goed onderzoek is gedaan naar haar lichamelijke en/of geestelijke toestand. Er is volgens haar namelijk geen aanleiding om haar (meer) medicatie te geven. Daarnaast ervaart zij veel nare bijwerkingen van de medicatie, zo valt zij veel en heeft zij trillende handen. Verder schrijven volgens mevrouw A. haar behandelaren de clozapine voor, in de veronderstelling dat dit haar een ander mens zal maken en dat zij dan geen middelen (meer) zal gebruiken. Niets is volgens mevrouw A. minder waar. In het verleden heeft de clozapine er namelijk niet voor gezorgd dat zij minder middelen ging gebruiken, ook al willen haar behandelaren haar laten geloven dat dit wel zo is. Zij heeft echter een dagelijkse vaste routine en daar hoort ook gebruik van middelen bij. Zij zal dan ook nooit stoppen met het gebruik daarvan.

Mevrouw A. voegt hieraan toe dat als zij clozapine moet blijven gebruiken, zij hoopt dat haar behandelaren haar dit in combinatie met fluvoxamine geven. Dan kan zij daarna hopelijk snel weer naar een open afdeling of naar een eigen appartement. Zij wil niet terug naar O.. Zij hoopt dat zij naar een locatie van Stichting P. kan; daar kan zij dan namelijk gewoon de dingen blijven doen die zij wil zonder dat er te veel op haar gelet wordt. 

Het standpunt van verweerder

De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de medicatie volstrekt noodzakelijk is. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd. 

Uit het verweerschrift en uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat bij mevrouw A. ten tijde van haar opname op 12 mei 2023 op de D-afdeling niet direct sprake was van een psychotisch beeld. In de dagen die volgden is daarop intensief contact gevoerd met de verwijzende behandelaren waaruit bleek dat mevrouw A. voorafgaand aan de opname echter wel toenemend dreigend naar haar behandelaren was en dat er geen samenwerking meer mogelijk (b)leek. Er is ook overleg gevoerd met de curator van mevrouw A.. 

Bij de opname op de D-afdeling ontving mevrouw A. een keer per twee weken een Cisordinol-depot 300 mg. Vervolgens is op 17 mei 2023 besloten om mevrouw A., conform de wens van de verwijzend psychiater, tevens in te stellen op clozapine. Reden hiervoor is dat mevrouw A. bij de hierboven genoemde eerdere opname een periode clozapine heeft gebruikt waarna zij toen onder andere stabieler en milder gestemd was, er minder tot geen sprake was van drugsgebruik en zij haar HIV besmetting niet ter discussie stelde. En hoewel de behandelaren van mevrouw A. weten dat zij niet denkt dat clozapine ervoor zal zorgen dat ze stopt met harddrugsgebruik, willen haar behandelaren dit toch nog een keer een kans geven.  

Desgevraagd heeft de heer C. tijdens de hoorzitting opgemerkt dat het de bedoeling is dat mevrouw A. op den duur met het Cisordinoldepot kan stoppen en dat zij dan alleen clozapine krijgt voorgeschreven. De behandelaren van mevrouw A. zullen op geleide van het beeld moeten besluiten of clozapine, eventueel in combinatie met fluvoxamine, voldoende is om het toestandsbeeld van mevrouw A. stabiel te laten blijven. 

Het toestandsbeeld van mevrouw A. is vervolgens enigszins verbeterd, waarna zij op 2 juni 2023 kon worden overgeplaatst van de D-afdeling van E. naar kliniek J.. 

Overwegingen en oordeel

Mevrouw A. stelt zich, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat verplichte zorg in de vorm van medicatie niet nodig is.

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt. 

Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verteld acht de commissie het voldoende aannemelijk dat ten aanzien van mevrouw A. sprake is van een psychische stoornis als bedoeld in de Wvggz. Hoewel mevrouw A. zelf meent geen psychische stoornis te hebben, heeft de commissie geen reden om aan de juistheid van de door de behandelaars omschreven stoornis te twijfelen.  

Er was daarnaast sprake van levensgevaar voor betrokkene en/of ernstig nadeel voor anderen en/of gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen indien geen verbetering in het toestandsbeeld van mevrouw A. zou optreden. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van mevrouw A. als gevolg van haar psychische stoornis ernstig nadeel tot gevolg had. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft mevrouw A. zorg nodig.

Anders dan mevrouw A. betoogd heeft, is de commissie met betrekking tot de noodzaak van de behandeling van oordeel dat voldoende gebleken is dat mevrouw A. baat heeft (gehad) bij de behandeling met medicatie die onder andere gericht is op stabilisatie van het toestandsbeeld om zodoende een terugplaatsing naar een kliniek met een meer ‘open setting’ dan wel een min of meer zelfstandige woning mogelijk te maken. De behandelaars hebben naar het oordeel van de commissie voldoende gemotiveerd verklaard dat zonder de voorgeschreven medicatie een verbetering in het toestandsbeeld niet te verwachten is. Uit de stukken valt verder op te maken dat mevrouw A. in het verleden goed gefunctioneerd heeft op de medicatie en dat zij in staat was om (met begeleiding) zelfstandig te wonen. Het is de commissie niet gebleken dat het ernstig nadeel op dit moment op een andere (minder ingrijpende) manier kan worden afgewend. Op basis van het voorgaande oordeelt de commissie dat de behandelaars bij het nemen van de beslissing hebben voldaan aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid

Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht over de medicatie ongegrond moet worden verklaard.

Schadevergoeding

Nu de klacht ongegrond wordt verklaard, is er naar het oordeel van de commissie geen aanleiding tot toekenning van een schadevergoeding. 

Beslissing

De commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond;
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af.