Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van mevrouw A., ingediend door haar advocaat B., gedateerd 21 september 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 21 september 2023 nummer 2309-120
Datum: 2 oktober 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 2 oktober 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A., ingediend door haar B., gedateerd 21 september 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 21 september 2023, tegen C. en D.
Het betreft een klacht op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig in de zitting:
Klager: mevrouw A.;
bijgestaan door: mevrouw B., advocaat.
Instelling: de heer E, psychiater van C.;
mevrouw F., arts-assistent van C.;
de heer G., psychiater van D.
Klachtencommissie: mevrouw X., voorzitter, jurist;
mevrouw X., lid, psychiater;
mevrouw X., lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: X.
Stukken
De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van mevrouw A..
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit haar op te nemen in een accommodatie. De commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.
De feiten en omstandigheden
Bij beschikking van 21 februari 2023 heeft de Rechtbank J. (hierna: de rechtbank) ten aanzien van mevrouw A. een zorgmachtiging verleend voor – onder andere – ‘opname in een accommodatie voor maximaal zes maanden per keer, indien ambulante zorg onvoldoende toereikend blijkt bij een manisch-psychotische decompensatie’, voor de duur van twaalf maanden, dus tot en met 21 februari 2024.
De rechtbank heeft hierbij kennisgenomen van een referteverklaring die de advocaat van mevrouw A. heeft overgelegd. Uit deze verklaring blijkt dat mevrouw A. heeft kennisgenomen van het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, dat ze instemt met toewijzing van een zorgmachtiging en met de vormen van verplichte zorg die in het zorgplan zijn opgenomen, en dat ze afstand doet van het recht gehoord te worden tijdens de zitting.
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is mevrouw A. op 25 augustus 2023 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is – onder meer – ‘het opnemen in een accommodatie’ aangekruist als de aan haar te verlenen vorm van verplichte zorg.
De beslissing van 25 augustus 2023 vermeldt dat het verlenen van deze vorm van verplichte zorg noodzakelijk is omdat (letterlijk overgenomen): “Ondanks eerdere interventies lukt het niet om ambulant tot afspraken te komen. De toegang tot uw woning wordt ons ontzegt en u doet niet open. Wel zijn er serieuze zorgen, er zijn overlast meldingen, er zijn zorgen over uw somatisch welzijn en er zijn twijfels over medicatie inname. Er rest ons geen andere mogelijkheid dat een opname in een psychiatrische kliniek om beeld op uw welzijn en medicatieiname te kunnen hebben en zo te werken aan uw herstel.”
De behandelaar vermeldt verder:
“Op dit moment bent uw psychiatrisch gedecompenseerd waarbij u paranoide wanen heeft over uw buurvrouw en waarbij u steeds bozer en vijandiger wordt naar uw omgeving. U bedreigt uw buurvrouw (in de overtuiging dat u zichzelf probeert te beschermen tegen haar) waarbij er meerdere overlast meldingen binnenkomen bij de GGD en Politie. Hierdoor bestaat het gevaar dat uw het recht op uw woning wordt ontnomen (teloorgang). Bovendien zijn er zorgen over uw somatisch welzijn. U bent reeds langere tijd ziek waarbij er veelvuldig contact met hulpdiensten wordt gezocht maar waarbij er twijfels zijn of er adequate zorg aanwezig is in uw thuissituatie.
U geeft aan niet van mening te zijn tot vrijwillige behandeling en houd al het contact met ons inmiddels af. Er is reeds geprobeerd vrijwillig en later met verplichte medicatie en huisbezoeken tot behandeling te komen. Doch u houd zie niet aan deze afspraken. Wij achten een opname, ondanks uw bezwaren hiertegen een proportionele interventie gezien de schade die u reeds langere tijd op zowel psychisch als somatisch als sociaal vlak ondervind. In een psychiatrische kliniek kan er op worden toegezien dat u uw medicatie inneemt en dat uw lichamelijk welzijn goed verzorgd wordt. In het verleden bent u eveneens opgenomen geweest en heeft dit uiteindelijk geleid tot herstel.”
De behandelaar komt in deze beslissing tot het oordeel dat mevrouw A. wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die zij nodig heeft, en dat overleg heeft plaatsgevonden met haar vertegenwoordigers. De behandelaar komt tot dit oordeel omdat mevrouw A. volgens hem manisch gedecompenseerd is en paranoïde wanen over haar buurvrouw en haar omgeving heeft, waardoor haar vermogen tot helder redeneren wordt beïnvloed. Doordat zij van mening is geen psychiatrische stoornis te hebben, ontkent zij het feit dat zij ernstige overlast veroorzaakt bij haar buren en acht zij haar handelen een adequate reactie op hetgeen zij haar buurvrouw toedicht.
De klacht
De klacht van mevrouw A. richt zich tegen de beslissing van de instelling om haar op te nemen en de opname te laten voortduren.
Het standpunt van klaagster
Mevrouw A. zegt dat zij het niet eens is met haar opname, omdat zij niet manisch gedecompenseerd was toen zij werd opgenomen en dat zij dat ook nu niet is. Zij had (en heeft) wel veel somatische klachten, waarvoor zij ook meerdere keren medische hulp heeft gezocht. Doordat zij zo ziek was, was zij niet goed in staat de behandelaars van D. te ontvangen. Zij zegt niet verantwoordelijk te zijn voor het gedrag van haar moeder, voor zover dat een rol heeft gespeeld in het niet bereikbaar zijn voor D..
Mevrouw A. zegt verder dat zij haar medicatie altijd heeft ingenomen. Wellicht dat haar somatische ziektebeeld of de medicatie die zij daarvoor heeft gebruikt invloed heeft gehad op de therapeutische spiegel van de door haar gebruikte lithium en amisulpride.
Mevrouw A. stelt dat zij, in tegenstelling tot wat de behandelaars zeggen, geen overlast in haar woonomgeving veroorzaakt. Zij heeft wel een buurvrouw die zich ten doel heeft gesteld het mevrouw A. zo moeilijk mogelijk te maken. Zo komt zij steeds in de woning van mevrouw A. waarbij zij dan medicatie verwisselt (met de medicatie van de moeder van mevrouw A.) en spullen verplaatst. De buurvrouw doet ongegronde overlastmeldingen en heeft tegen mevrouw A. gezegd dat zij hier net zolang mee door zal gaan tot mevrouw A. opgenomen blijft of elders moet wonen.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat een opname in een accommodatie volstrekt noodzakelijk was en is ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Uit het verweerschrift en uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat mevrouw A. vóór de opname psychiatrisch gedecompenseerd was, waarbij sprake was van paranoïde wanen jegens haar buurvrouw. Zij was ervan overtuigd dat haar buurvrouw bij haar binnenkwam en spullen in haar woning verplaatste. Ze heeft inmiddels meermaals de sloten van haar woning vervangen, maar ze blijft van mening dat de buurvrouw binnen kan komen. De buurvrouw zou dit doen om ervoor te zorgen dat de hulpverlening haar gek zou vinden en haar zou opnemen (paranoïde waan). Er lijkt daarbij eveneens sprake te zijn van desorganisatie waarbij mevrouw A. haar spullen niet meer kan vinden. Ook had mevrouw A. toenemend moeite om haar emoties te beheersen, waarbij ze eveneens dreigende taal uitte naar zorgverleners. Er is zodoende sprake van een psychiatrische decompensatie waarbij gedacht kan worden aan een psychotische dan wel een maniforme ontregeling. Gezien haar diagnose is een manische decompensatie het meest waarschijnlijk.
De behandelaar van D. zegt dat mevrouw A. stelt dat afspraken niet door konden gaan door haar lichamelijke ziekte. Echter, de toegang tot haar woning werd de behandelaars meermaals ontzegd door de moeder van mevrouw A., en zijzelf was telefonisch niet bereikbaar. De behandelaars konden zodoende haar psychiatrisch maar ook het somatisch welzijn niet evalueren terwijl er wel degelijk zorgen waren omdat mevrouw A. zich meermaals bij de huisarts en bij de SEH meldde en er meerdere meldingen bij de behandelaars binnenkwamen vanuit de GGD. De zorg van de moeder van mevrouw A. werd door de behandelaars niet als adequaat ingeschat. Moeder uitte zich meermaals ongericht verbaal en fysiek agressief naar zorgverleners en verzette zich tegen hun zorg voor haar dochter.
Mevrouw A. zegt haar medicatie consequent te hebben ingenomen. Toch waren er voor de behandelaars aanwijzingen voor therapieontrouw. Zowel mevrouw A. zelf als haar moeder zeiden namelijk dat ze de medicatie niet wilde innemen omdat dit niet nodig zou zijn. Ook bleken de concentraties van verschillende soorten medicatie in het bloed subtherapeutisch toen deze op 11 augustus 2023 geprikt werden.
Het ambulante behandelteam is zich bewust van de negatieve ervaring die mevrouw A. eerder heeft opgedaan in de kliniek. In het kader van subsidiariteit heeft het team getracht met zo min mogelijk verplichte zorg te komen tot herstel van het psychiatrisch beeld. Er is geprobeerd mevrouw A. te motiveren voor vrijwillige medicatie-inname en later is door middel van verplichte medicatie geprobeerd haar toestandsbeeld te verbeteren, waarbij de verwachtingen van de behandelaars per brief aan haar werden gecommuniceerd. Dit heeft helaas niet tot een verbetering van het beeld geleid. Ambulante begeleiding was niet mogelijk omdat mevrouw A. telefonisch niet bereikbaar was en haar moeder niet samenwerkte met de behandelaars. Wel kregen de behandelaars aanhoudend meldingen binnen die zorgelijk waren. Gezien de lijdensdruk door zowel de psychiatrische als de onbegrepen somatische klachten, zagen de behandelaars geen andere mogelijkheid dan een verplichte opname om tot herstel te kunnen komen.
De behandelaars in C. waar klaagster momenteel is opgenomen zien al wel een lichte verbetering van het psychiatrisch toestandsbeeld, maar zijn van mening dat mevrouw A. nog niet voldoende is gestabiliseerd om al met ontslag te kunnen. Er is met name nog geen verbetering in de paranoïde wanen zichtbaar.
Overwegingen en oordeel
Mevrouw A. stelt zich, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat een opname niet nodig is en dat zij momenteel niet manisch gedecompenseerd is
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken is volgens de commissie gebleken dat mevrouw A. lijdt aan een psychische stoornis. Hoewel mevrouw A. de huidige psychiatrische decompensatie ontkent, heeft de commissie geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde vaststelling van de huidige decompensatie.
Er is sprake van een groot risico op – onder meer- ernstig lichamelijk letsel van mevrouw A. zelf of van derden, maatschappelijke teloorgang en op de situatie dat mevrouw A. met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept indien geen verbetering in het toestandsbeeld van mevrouw A. optreedt. Deze situatie deed zich ook voor op 25 augustus 2023. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van mevrouw A. als gevolg van haar psychische stoornis leidde en leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel had en heeft mevrouw A. zorg nodig.
De commissie is van oordeel dat de behandelaars in de ambulante setting uitgebreid hebben geprobeerd mevrouw A. te bereiken, tot vrijwillige inname van medicatie te bewegen en te behandelen, maar dat deze pogingen niet slaagden. De commissie is verder van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder opname in de instelling kon en kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief was en nog steeds is.
Tot slot heeft de commissie vast kunnen stellen dat er een geldige zorgmachtiging aanwezig is en dat mevrouw A., conform het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd is over de gedwongen opname.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is op 3 oktober 2023 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 9 oktober 2023 aan betrokkenen verzonden.