Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
inzake: de klacht van mevrouw A., ongedateerd, bij de klachtencommissie binnengekomen op 7 juni 2023, nummer 2306-71
Datum: 19 juni 2023
Inleiding
De Klachtencommissie is op 19 juni 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A., ongedateerd, bij de klachtencommissie binnengekomen op 7 juni 2023.
Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig
Klager: mevrouw A.;
Bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon.
Instelling: de heer C., psychiater;
mevrouw D., afdelingsarts.
Klachtencommissie: de heer X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, psychiater;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: de heer X.
De psychiater van de klachtencommissie was in verband met ziekte niet aanwezig in de zitting maar is achteraf telefonisch bij de zitting betrokken.
Stukken
De klachtencommissie (hierna: de commissie) heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van mevrouw A..
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit tot insluiting. De commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Het verzoek van klaagster tot vergoeding van haar schade wordt afgewezen.
De feiten en omstandigheden
Mevrouw A. heeft een TBS onder voorwaarden en verblijft sinds juni 2022 bij E., hierna: de instelling.
Op 12 mei 2023 is ten aanzien van mevrouw A. de volgende tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan de crisismaatregel toegepast:
- toedienen van medicatie
- insluiten.
Op 12 mei 2023 (04:18 uur) heeft de burgemeester van F. ten aanzien van mevrouw A. een crisismaatregel tot en met 15 mei 2023 (04:18 uur) genomen.
Gedurende de crisismaatregel is ten aanzien van mevrouw A. de volgende verplichte zorg toegepast.
- Toedienen van medicatie;
- Insluiten;
- Uitoefenen van toezicht;
- Onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- Aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten;
- Opnemen in een accommodatie.
De toepassing van voornoemde verplichte zorg gedurende de crisismaatregel is neergelegd in de schriftelijke beslissing d.d. 12 mei 2023 van de psychiater tevens zorgverantwoordelijke.
Op 13 mei 2023 is de toepassing van verplichte zorg op grond van de crisismaatregel beëindigd.
Bij beschikking van 15 mei 2023 is het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen omdat de zorg die mevrouw A. ontvangt in een vrijwillig kader kan worden voortgezet en verleend.
De klacht en het standpunt van klager
Mevrouw A. dient een klacht in tegen de ingevolge de Wvggz klachtwaardige toepassing van verplichte zorg gedurende de crisismaatregel, te weten: insluiten. Mevrouw A. stelt zich op het standpunt dat er op 12 mei 2023 géén sprake was van ernstig nadeel dat noopte tot insluiting. Anders dan de behandelaren stellen vertoonde zij niet hetzelfde gedrag als tijdens de periode voor het delict. Mevrouw A. kampte naar eigen zeggen met slaapproblemen. Ter zitting verklaart mevrouw A. dat de behandelaren direct voorafgaand aan de insluiting aan haar Haldol hebben aangeboden waarmee mogelijk het ernstig nadeel afgewend kon worden. Mevrouw A. wilde deze niet innemen vanwege de – volgens haar bij de behandelaren bekende – bijwerkingen die zij daarvan ondervindt. Clozapine zou ze wel ingenomen hebben.
Schadevergoeding
Mevrouw A. wenst ook een vergoeding te ontvangen voor de schade die zij als gevolg van de insluiting geleden heeft. Bij gegrondverklaring van de klacht zal mevrouw A. dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van verweerder
Namens de instelling hebben de behandelaren zich op het standpunt gesteld dat bij het nemen van de beslissing tot insluiting is voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg uit de Wvggz. Daartoe wordt – kort samengevat – aangevoerd dat in de dagen en uren voor de insluiting sprake was van een beginnende psychose met een verhoogd delictrisico en verhoogd suïciderisico. Mevrouw A. was niet goed in contact, zij was prikkelbaar en vertoonde oninvoelbaar gedrag. Dit gedrag vertoonde zij ook tijdens de periode voor het delict. In verband met deze oninvoelbaarheid en het overeenkomstig gedrag als in de periode voor het delict bestond het risico dat verhoogde spanning haar tot gevaarlijk gedrag zou brengen. Het was voor haar en voor de andere patiënten op dat moment niet veilig om haar op de afdeling te verplegen. Mevrouw A. weigerde de aan haar aangeboden medicatie in te nemen. Het was bij behandelaren bekend dat mevrouw A. bijwerkingen ondervindt van Haldol, maar dit middel sorteert wel snel effect. Vanwege de bijwerkingen kreeg mevrouw A. ook promethazine aangeboden, maar die wilde zij ook niet. Clozapine was geen optie omdat Clozapine niet direct effect heeft. Nu mevrouw A. zich verzette tegen het toedienen van medicatie, waren er geen andere minder ingrijpende maatregelen voorhanden dan insluiting. De insluiting is beperkt gebleven tot de tweede dag. Mevrouw A. is dus niet langer dan strikt noodzakelijk ingesloten geweest.
De beoordeling
De klachten
Mevrouw A. klaagt dat de insluiting van 12 mei tot en met 13 mei 2022 niet nodig was, omdat géén sprake was van ernstig nadeel dat noopte tot insluiting.
De commissie is van oordeel dat de behandelaren weloverwogen en op goede gronden hebben besloten tot insluiting. Gelet op het ernstig nadeel dat werd gezien door de behandelaren, is de toepassing van verplichte zorg naar het oordeel van de commissie proportioneel en noodzakelijk geweest en voldoet dit ook aan de beginselen van subsidiariteit en doelmatigheid. De zorgen over de toestand van mevrouw A. zijn naar het oordeel van de commissie voldoende onderbouwd. Op grond van het gedrag dat mevrouw A. in de dagen en uren voorafgaand aan de insluiting vertoonde, was er volgens de behandelaren een substantieel risico op herhaling van vergelijkbaar delictgedrag indien er geen passende zorg zou worden gestart. Mevrouw A. zelf wijt dit gedrag aan slaapproblemen waar zij toen mee kampte. Ter zitting vertelt mevrouw A. dat ze ziek was en zich daarom teruggetrokken had. Maar niet alleen de behandelaren, ook familieleden maakten zich zorgen, omdat mevrouw A. zich enkele dagen voor de insluiting anders gedroeg. Daarnaast concludeerde de crisisdienst eveneens dat het beeld passend was bij een psychotische decompensatie in het kader van een schizofreniespectrumstoornis. Vanwege een aanzienlijk risico op ernstig nadeel bestond er naar het oordeel van de commissie een noodzaak tot ingrijpen. Gebleken is dat mevrouw A., vanwege mogelijke bijwerkingen, niet instemde met innemen van Haldol (in combinatie met promethazine). Clozapine was volgens de behandelaren echter geen optie, omdat Clozapine niet wordt ingezet als kortdurende interventie. Middelen met een snelle werking, zoals Haldol, zijn dan meer geëigend. Gedurende de insluiting is gestart met Olanzapine in een dosering van 10 mg waarmee mevrouw A. toen wél instemde. Op 13 mei 2023 kon de insluiting worden beëindigd waarna mevrouw A. een kamerprogramma opgelegd kreeg. De commissie heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de insluiting langer dan strikt noodzakelijk heeft geduurd.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Schadevergoeding
Omdat de door mevrouw A. ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er naar het oordeel van de commissie geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding. De commissie zal het verzoek om een schadevergoeding afwijzen.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
De schriftelijke beslissing is op 3 juli 2023 aan betrokkenen verzonden.