Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 7 september 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 7 september 2023 nummer 2309-113
Datum: 18 september 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 18 september 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., gedateerd 7 september 2023, tegen G.
De klacht betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig tijdens de zitting
Klager: de heer A.;
bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Verweerder: mevrouw C., psychiater;
de heer D., arts.
Klachtencommissie: de heer X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater;
mevrouw X, lid.
Ambtelijk secretaris: mevrouw X.
De heer X (toekomstig voorzitter klachtencommissie) was als toehoorder bij de zitting aanwezig.
Stukken
De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A..
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot
1) opname in een accommodatie;
2) toediening van medicatie. .
De commissie komt tot het oordeel dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn.
De feiten en omstandigheden
Bij beschikking van 21 juli 2023 heeft de Rechtbank E. (hierna: de rechtbank) ten aanzien van de heer A. een zorgmachtiging verleend voor – onder andere – het toedienen van medicatie en het opnemen in een accommodatie, voor de duur van zes maanden, dus tot en met 21 januari 2024.
In de beschikking heeft de rechtbank vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een psychotische episode in het kader van schizofrenie. Deze stoornis leidt – volgens de beschikking – tot ernstig nadeel, gelegen in: ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de heer A. met hinderlijk gedrag de agressie van anderen oproept.
Overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz is de heer A. op 29 augustus 2023 door de zorgverantwoordelijke van het FACT-team schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging. In de schriftelijke kennisgeving is onder meer ‘het toedienen van medicatie’ en het ‘opnemen in een accommodatie’ aangekruist als de aan hem te verlenen vormen van verplichte zorg. Op 5 september 2023 is de heer A. vervolgens door de zorgverantwoordelijke in de kliniek nogmaals schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie.
De beslissingen van 29 augustus 2023 en 5 september 2023 vermelden dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is omdat de heer A. door zijn stoornis gedrag vertoont dat risico’s met zich brengt. Alleen door het gebruik van medicatie kan de stoornis effectief worden bestreden. Ook geldt dat alleen door middel van een opname het verantwoord toedienen van medicatie en een evaluatie van het beoogde effect daarvan worden bewerkstelligd, aldus de zorgverantwoordelijke.
De behandelaars komen in de beide beslissingen tot het oordeel dat de heer A. wilsonbekwaam is ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die hij nodig heeft.
De heer A. is op of omstreeks 29 augustus 2023 opgenomen in kliniek F., een instelling van G. (hierna: de instelling). Op het moment van de hoorzitting is nog niet met medicatie gestart.
De klacht
De klacht van de heer A. richt zich tegen de volgende beslissing van de instelling:
- toedienen van medicatie
- opnemen in een accommodatie
Schorsingsverzoek
De heer A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen.
De instelling heeft de commissie vervolgens op 8 september 2023 geïnformeerd dat de verplichte zorg in de vorm van medicatietoediening nog niet zal worden toegepast in afwachting van een beslissing van de commissie. De commissie heeft dit de heer A. op 11 september 2023 laten weten. Naar het oordeel van de commissie heeft de instelling verder voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van de beslissing tot opname in de instelling niet geschorst kan worden. De commissie ziet dan ook geen aanleiding het schorsingsverzoek inzake de opname in te willigen.
Het standpunt van klager
De heer A. zegt dat het goed met hem gaat en dat hij ten onrechte is beschuldigd van agressief gedrag jegens zijn buren. Hij heeft nieuwe buren die erg veel geluidsoverlast veroorzaken en spullen op de trappen (in het portiek) laten liggen. Hierop heeft de heer A. hen aangesproken. De nieuwe buren luisterden echter niet naar hem en bleven gewoon overlast veroorzaken. Hij heeft hen daarop wellicht indringend aangekeken. Ook heeft hij enkele spullen van de trap geschopt toen deze niet verwijderd werden, omdat ze in de weg lagen en dit gevaarlijk was. Hij heeft echter zelf geen overlast veroorzaakt en ook niemand geslagen.
De heer A. is het niet eens met zijn opname en de medicatie die de behandelaars van de instelling willen toedienen. Hij wil graag naar huis. Hij zegt dat dit keer – in tegenstelling tot enkele jaren geleden – geen sprake is van een vervuild huis. Zijn huis is schoon en hij heeft geen last van ongedierte. Hij heeft het FACT-team al een tijdje niet binnengelaten omdat hij alles zat was: de overlast, het lawaai, het feit dat de politie vorige keer zijn deur kapot had gemaakt, en dat zijn huis na een vorige opname leeg was gehaald door de GGD. De heer A. vertelt verder dat hij afgeluisterd wordt via zijn televisietoestel, en dat dit door een psychiater die op huisbezoek kwam, zou zijn bevestigd. Hij moest van haar de tv wegdoen.
Het standpunt van verweerder
De behandelaars hebben zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat zowel een opname in de instelling als het opnieuw instellen van de heer A. op antipsychotische medicatie volstrekt noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd.
Uit het verweerschrift en uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat de heer A. sinds 2009 bekend is in de GGZ. In die tijd werd hij opgenomen omdat hij in een eerste psychotische ontregeling overlast veroorzaakte in de buurt waar hij woont. In 2017 is hij gedwongen opgenomen geweest vanwege een nieuwe psychotische decompensatie met paranoïde wanen en vergiftigingswanen. Zowel hijzelf als zijn huis waren ernstig verwaarloosd. De heer A. moest met een longontsteking worden opgenomen en zijn huis moest worden gesaneerd. Tijdens de opname werd de heer A. voor het eerst ingesteld op een antipsychoticum (olanzapine). Daar herstelde hij goed op. Hierna volgde een periode van jaren waarin de heer A. goed samenwerkte met het FACT-team en de zorg van dit team toeliet. Uiteindelijk werd in overleg met de behandelaars van het team de olanzapine afgebouwd en gestaakt. Sinds begin 2023 is de heer A. volgens de behandelaars van het FACT-team (weer) begonnen cannabis te gebruiken. Vanaf april 2023 hield hij het contact met de behandelaars af. Bij de laatste huisbezoeken die hij wel toeliet was sprake van een recidief paranoïd psychotisch toestandsbeeld, waarbij de heer A. meende dat hij afgeluisterd werd door de overheid en dat er overal microfoons in zijn huis zaten. In de afgelopen periode tot aan de opname was (opnieuw) sprake van meerdere klachten van omwonenden over geluids- en stankoverlast. Daarnaast is er een melding gedaan dat de heer A. zijn onderbuurman een klap zou hebben gegeven.
De behandelaars verwachten – gezien het verloop in het verleden – dat ook de huidige psychotische episode van de heer A. goed behandeld kan worden met een antipsychoticum. Het ernstige nadeel dat afgewend dient te worden bestaat volgens de behandelaars derhalve uit ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en een risico op fysiek of geestelijk letsel van anderen.
Overwegingen en oordeel
De heer A. stelt zich, gelet op de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat een behandeling met een opname in de instelling en toediening van (antipsychotische) medicatie niet nodig is.
Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel of zorgmachtiging, niettemin verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat – eenvoudig gezegd – het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in artikel 8:9 Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt.
Uit de overgelegde stukken is volgens de commissie gebleken dat de heer A. lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose.
Er is sprake van een groot risico op zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang, op ernstig lichamelijk of geestelijk letsel van derden en op de situatie dat de heer A. met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept indien geen verbetering in het toestandsbeeld van de heer A. optreedt. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van de heer A. als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft de heer A. zorg nodig.
De commissie is verder van oordeel dat de behandelaars in redelijkheid hebben kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder opname in de instelling en toediening van (antipsychotische) medicatie kan worden afgewend. Omdat de heer A. in de ambulante setting al maanden het contact met het FACT-team afhield is de opname in de instelling noodzakelijk om hem op een antipsychoticum in te stellen. Hierbij geldt dat blijkens de stukken en de verklaringen ter zitting behandeling met een antipsychoticum in het verleden doelmatig is gebleken. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel kan wegnemen.
Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht in beide onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het schorsingsverzoek inzake de opname af.
Deze beslissing is op 19 september 2023 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 21 september 2023 aan betrokkenen verzonden.