Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken
Betreft: BESLISSING
Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 18 september 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 18 september 2023, nummer 2309-117
Datum: 2 oktober 2023
Inleiding
De klachtencommissie is op 2 oktober 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., gedateerd 18 september 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 18 september 2023, tegen B.
Het betreft een klacht op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Aanwezig in de zitting
Klager: de heer A.;
Bijgestaan door: de heer C, patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
Instelling: de heer D., psychiater;
mevrouw E., arts-assistent;
mevrouw F., psychiater.
Klachtencommissie: mevrouw X., voorzitter, jurist;
mevrouw X., lid, psychiater;
mevrouw X., lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.
Ambtelijk secretaris: de heer X.
Stukken
De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van de heer A.
Samenvatting
De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klager zich niet kan verenigen met het besluit tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van Elektro Convulsie Therapie (ECT). De commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen.
De feiten en omstandigheden
Bij beschikking van 22 maart 2023 heeft de rechtbank J. ten aanzien van de heer A. een zorgmachtiging verleend, geldend tot en met 22 maart 2024, voor verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder “het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening” (hierna: de beschikking).
In de beschikking heeft de rechtbank vastgesteld dat de heer A. lijdt aan een stoornis, welke stoornis leidt tot ernstig nadeel, voornamelijk gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang.
Bij brief van 21 augustus 2023 heeft de zorgverantwoordelijke, overeenkomstig artikel 8:9 lid 2 Wvggz aan de heer A. bericht dat hij heeft besloten per die datum de volgende vorm van verplichte zorg aan de heer A. te gaan verlenen: “andere medische handelingen en therapeutische maatregelen”. De zorgverantwoordelijke heeft in de brief, het volgende vermeld:
“Voorbereiding beslissing
Op 21-08-2023 heb ik mij op de hoogte gesteld van uw huidige gezondheidstoestand. De beslissing tot verlenen van verplichte zorg is met u besproken.
Wilsbekwaamheidsbeoordeling
Tijdens het onderzoek is tevens beoordeeld of u in staat bent tot een redelijke waardering van uw belangen ter zake van zorg of de uitoefening van rechten en plichten op grond van de Wet verplichte ggz (Wvggz). Mijn conclusie hierover ten aanzien van de ondergenoemde vorm(en) van verplichte zorg is dat er sprake is van:
Wilsonbekwaamheid. Er heeft overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordiger.
Deze verplichte zorg is nodig i.v.m. gedrag dat als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel:
U heeft een chronische psychotische stoornis met clozapineresistente paranoïde bizarre wanen rondom een in het PPC geïmplanteerde chip die allerlei lichamelijke nare sensaties en functie-uitval zou geven. Op dit moment is duurzame afschaling van de klinische zorg en een leven met meer autonomie buiten de kliniek niet mogelijk zonder terug te vallen in middelengebruik en maatschappelijk ten onder te gaan. U meent zelf niet ziek te zijn, maar dat met het verwijderen van de chip uw problemen voorbij zijn.”
De klacht
De heer A. klaagt tegen de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 8:9 van de Wvggz van 21 augustus 2023 in de vorm van ECT-behandeling.
Schorsingsverzoek
De heer A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen. De instelling heeft de bestreden behandeling vervolgens nog niet toegepast tot aan de hoorzitting.
Schadevergoeding
De heer A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.
Het standpunt van klager
De heer A. meent dat er geen aanleiding is voor het toepassen van verplichte zorg in de vorm van een ECT-behandeling en dat de beslissing aldus geen stand kan houden. De heer A. heeft namelijk een chip boven zijn rechterbil (dit is volgens de heer A. al een vorm van ECT) en dat kan niet samen met ECT. Door ECT gaan de hersenen nog meer kapot en dat wil hij niet. De voorbije jaren heeft de heer A. op het randje van de dood gebalanceerd. De heer A. is ervan overtuigd dat de voorgenomen ECT-behandeling zal leiden tot zijn dood. Daarnaast bestrijdt de heer A. de diagnose. Wel is volgens hem sprake van een stoornis waarbij hij problemen ervaart met aandacht en concentratie (ADD).
Het standpunt van verweerder
De zorgverantwoordelijke heeft, daarin ondersteund door de ter zitting aanwezige arts-assistent, zich op het standpunt gesteld dat de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg voldoet aan de algemene uitgangspunten en criteria voor en doelen van het toepassen van verplichte zorg. Daartoe wordt – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
De heer A. verblijft sinds 2 mei 2023 bij de hoogbeveiligde kliniek voor psychiatrische patiënten met ernstig ontwrichtend gedrag waarbij behandeling in de reguliere ggz niet of niet meer mogelijk is. De heer A. werd vanuit G. overgeplaatst naar deze afdeling met als doel hem te behandelen met ECT. Thans loopt de heer A. volledig vast in zijn leven door zijn overtuigingen en is er geen ruimte om actiever te worden, zoals noodzakelijk is voor een mogelijke kans op een vervolgplek bij H.. Er is grote lijdensdruk te zien. De behandeling met clozapine is nu langdurig geprobeerd maar heeft niet het door de zorgverantwoordelijke gewenste effect gesorteerd. Gezien de ernst van de klachten, hoge lijdensdruk, uitzichtloosheid en daarnaast ontbreken van ziektebesef- en inzicht is ECT voor nu de meest aangewezen behandeling.
Overwegingen en oordeel
De klacht
De klacht van de heer A. richt zich tegen de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg van 21 augustus 2023, meer in het bijzonder tegen de ECT-behandeling. Deze klacht wordt gebaseerd op de stelling dat er een chip in de rechterbil van de heer A. geplaatst is, alsmede op de omstandigheid dat de heer A. lijdend is aan een stoornis anders dan schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, namelijk ADD.
De beoordeling van de klacht
De wet stelt aan de uitvoering van verplichte zorg een groot aantal inhoudelijke en formele eisen. Uit artikel 3:3 en 3:4 van de Wvggz volgt dat verplichte zorg verleend kan worden indien het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel en:
- er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn;
- er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn;
- het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en
- redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
De commissie redeneert als volgt. De commissie gaat niet mee in de stelling van de heer A. dat gezegd kan worden dat geen sprake is van een psychotische stoornis. De commissie moet afgaan op de beschikking van 22 maart 2023 waarin is vastgesteld dat de heer A. lijdt aan de zojuist genoemde psychische stoornis die hem ernstig nadeel doet veroorzaken.
Voorts heeft de heer A. zich op het standpunt gesteld dat een ECT-behandeling niet nodig is en – mede gezien de in de rechterbil geplaatste chip – mogelijk meer kwaad dan goed zal doen.
De commissie redeneert als volgt. De commissie realiseert zich terdege dat ECT-behandeling een vergaande behandeling is en alleen mag worden gegeven als laatste redmiddel en indien dit geschiedt in overeenstemming met de professionele standaard.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door de zorgverantwoordelijke en arts-assistent is toegelicht, blijkt evenwel voldoende dat ECT-behandeling – een naar medische standaarden geaccepteerde behandeling – op dit moment de enige therapie is die het toestandsbeeld van de heer A. kan opklaren. Gelet op het gebrek aan voor de commissie aanvaardbare alternatieven acht de commissie de ECT-behandeling noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden. Hoewel de beoogde effecten van de ECT-behandeling niet kunnen worden gegarandeerd en de mogelijke bijwerkingen niet kunnen worden voorspeld, staat daar tegenover dat de heer A. in een zeer zorgelijke gezondheidstoestand verkeert en er een gebrek is aan alternatieven, zoals de ophoging van de medicatie, om de psychische stoornis van de heer A. te behandelen. De respons bij het gebruik van medicatie is onvoldoende om tot een beëindiging van de huidige opname te komen. De commissie ziet onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat er daadwerkelijk een chip in het lichaam van de heer A. is geplaatst. De zorgverantwoordelijke heeft goed gemotiveerd dat deze gedachte van de heer A. is ingegeven door zijn psychische stoornis.
Op grond van het vorenstaande is de commissie van oordeel dat de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg met de vereiste zorgvuldigheid is genomen en dat deze beslissing de toets aan de criteria en doelen van art. 3:3 en 3:4 van de Wvggz kan doorstaan.
De beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding
Nu de commissie de klacht ongegrond zal verklaren, is er geen aanleiding voor het toekennen van de verzochte schadevergoeding. De commissie zal het verzoek tot schadevergoeding dan ook afwijzen.
De beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beslissing is op 3 oktober 2023 telefonisch aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 9 oktober 2023 aan betrokkenen verzonden.