Ongegronde medicatieklacht


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken    

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van de heer A., gedateerd 15 juni 2023, bij de 

klachtencommissie binnengekomen op 15 juni 2023, nummer 2306-77

Datum: 26 juni 2023

Inleiding

De Klachtencommissie is op 26 juni 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van de heer A., gedateerd 15 juni 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 15 juni 2023. 

Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager: de heer A.;
Bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon. 

Instelling: mevrouw C., psychiater;
een verpleegkundige en een co-assistent van de afdeling.

Klachtencommissie: mevrouw X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad.

 Ambtelijk secretaris: de heer X. 

Stukken

De klachtencommissie (hierna: de commissie) heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift;  
  2. de beschikking van de rechtbank D. van 7 februari 2023; 
  3. het zorgplan van 22 mei 2023; 
  4. de beslissing en mededeling tot het verlenen van verplichte zorg van 26 mei 2023. 

Samenvatting

De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klager zich niet kan vinden in het besluit tot verplichte zorg in de vorm van medicatie. De commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. De commissie wijst daarnaast het verzoek tot schadevergoeding af. 

De feiten en omstandigheden 

De commissie gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de volgende feiten en omstandigheden. 

Bij beschikking van de rechtbank D. van 7 februari 2023 is ten aanzien van de heer A. een zorgmachtiging verleend, waarin onder andere ‘het toedienen van medicatie’ is opgenomen als vorm van verplichte zorg. De zorgmachtiging geldt tot en met uiterlijk 7 augustus 2023. 

Op 26 mei 2023 wordt de heer A. aanvankelijk vrijwillig opgenomen in E.. 

Op 26 mei 2023 heeft de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 8:9 Wvggz een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg genomen onder andere ten aanzien van het toedienen van medicatie. 

De klacht

De klacht van de heer A. richt zich tegen de volgende beslissing/handelingen van de instelling:

-verplichte zorg in de vorm van medicatie. 

Schorsingsverzoek
De heer A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de commissie heeft de instelling voldoende aannemelijk gemaakt dat de beslissing tot toediening van medicatie niet geschorst kan worden. De commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 21 juni 2023, het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoeding
De heer A. wenst een schadevergoeding te ontvangen. Bij gegrondverklaring van de klacht zal hij dit met een nieuw document onderbouwen.

Het standpunt van klager  

De heer A. dient een klacht in tegen de ingevolge de Wvggz klachtwaardige toepassing van verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging, te weten: het toedienen van medicatie. De klacht houdt in de kern in dat een behandeling met Abilify in een dosering van 15mg voldoende is om het ernstig nadeel, voor zover daarvan al sprake is, af te wenden. De heer A. bestrijdt de door de psychiater gestelde diagnose, namelijk een manisch-psychotisch toestandsbeeld, op grond waarvan de psychiater besloten heeft tot een behandeling met Olanzapine. De heer A. is van mening dat hij lijdt aan een bipolaire I stoornis, maar vindt niet dat hij manisch-psychotisch is, hij is hoogstens hypomaan en zelfs dat eigenlijk niet. Gelet hierop zal hij meer baat hebben bij een behandeling met Abilify in een dosering van 15mg. Mocht de dosering moeten worden verhoogd naar 20mg, zal hij zich daartegen niet verzetten. 

Het standpunt van verweerder

Door de psychiater is geen verweerschrift ingediend aangezien de heer A. geen toestemming heeft verleend om zijn medisch dossier te raadplegen. Voor hetgeen de verweerder tijdens de hoorzitting heeft verklaard wordt verwezen naar hetgeen is gesteld onder overwegingen en oordeel. 

Overwegingen en oordeel

De klacht van de heer A. richt zich tegen het toedienen van medicatie, te weten Olanzapine. De heer A. geeft aan niet te betwisten dat een behandeling met medicatie nodig is, maar hij vindt dat hij alleen baat heeft bij een behandeling met Abilify in een maximale dosering van 20mg. 

De psychiater verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat de heer A. op 26 mei 2023 werd opgenomen omdat het thuis niet meer goed ging. De heer A. woont zelfstandig en is rolstoelafhankelijk als gevolg van een partiële dwarslaesie. Hij ontvangt thuiszorg voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). In contact met behandelaren van het ambulante behandelteam was de heer A. wisselend vriendelijk, dan weer devaluerend, denigrerend, achterdochtig, geagiteerd tot zelfs dreigend. De heer A. raakte voortdurend in conflict met anderen. De verzorging van de heer A. verliep dan ook moeizaam. Bij aanvang van de opname was sprake van verbale dreiging en agressie jegens zorgverleners. Om de heer A. tegemoet te komen werd op 12 juni 2023 de behandeling met Olanzapine gestaakt waarna – ondanks de inname van Abilify – manische symptomen toenamen. Hieruit concludeert de psychiater dat de heer A. voor de behandeling van het manisch psychotisch toestandsbeeld wel degelijk baat heeft bij Olanzapine. Zonder deze behandeling is het niet mogelijk dat de heer A. naar huis terugkeert omdat de veiligheid niet gewaarborgd kan worden en de ADL niet opgestart kan worden. 

De commissie overweegt hierover als volgt. 

Artikel 8:9 Wvggz onderstreept dat iedere vorm van verplichte zorg met terughoudendheid moet worden toegepast en altijd vooraf getoetst moet worden aan de algemene beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit. De zorgverantwoordelijke zal zijn keuze uit het arsenaal aan mogelijkheden dat de zorgmachtiging biedt, moeten verantwoorden en duidelijk moeten maken dat met een lichtere interventie niet kan worden volstaan. 

De commissie stelt voorop dat de heer A. niet betoogt dat er onvoldoende aanleiding is voor een medicamenteuze behandeling. De heer A. heeft ook niet weersproken dat hij lijdt aan een psychische stoornis in de zin van Wvggz. Het gaat erom dat de heer A. geen baat heeft bij een behandeling met Olanzapine omdat er volgens hem geen sprake is van een manisch-psychotisch toestandsbeeld. 

De commissie merkt verder op dat de commissie enkel beslist over de vraag of het noodzakelijk is om de verplichte vorm van zorg “het toedienen van medicatie” toe te passen. Het is aan de psychiater om te beslissen welke specifieke medicamenteuze behandeling passend is voor betrokkene. Naar het oordeel van de commissie heeft de psychiater voldoende aannemelijk gemaakt dat de heer A. baat heeft bij een behandeling met Olanzapine. Gebleken is dat wanneer de heer A. niet wordt behandeld met Olanzapine, dat leidt tot een terugval. Een terugkeer naar huis is dan volgens de psychiater niet mogelijk. Dat betekent dat het verblijf in de accommodatie onnodig lang zal voortduren. Nu de commissie van oordeel is dat de psychiater voldoende gemotiveerd uiteen heeft gezet dat een behandeling met Abilify geen reëel alternatief is voor het afwenden van het ernstig nadeel, zal zij de klacht tegen het toedienen van medicatie ongegrond verklaren. 

Schadevergoeding 

Omdat de door de heer A. ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er naar het oordeel van de commissie geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding. De commissie zal het verzoek om een schadevergoeding afwijzen. 

Beslissing

De commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond
  • wijst het verzoek tot schadevergoeding af

Deze beslissing is op 27 juni 2023 telefonisch of per e-mail aan betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 5 juli 2023 aan betrokkenen verzonden.