Ongegronde medicatieklacht


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken     

Betreft: BESLISSING

Inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 11 oktober 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 11 oktober 2023, nummer 2310-132

Datum: 23 oktober 2023

Inleiding

De klachtencommissie is op 23 oktober 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A., gedateerd 11 oktober 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 11 oktober 2023, tegen B..

Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Aanwezig

Klaagster: mevrouw A.;
bijgestaan door: de heer C., patiëntenvertrouwenspersoon (hierna pvp).

Zorgaanbieder: B., vertegenwoordigd door de heer D., verpleegkundig specialist in opleiding;
E., begeleidster van mevrouw A.. 

Klachtencommissie: mevrouw X voorzitter, jurist;
mevrouw X, lid, psychiater;
mevrouw X, lid.

Ambtelijk secretaris: mevrouw X.

Stukken

De klachtencommissie, hierna te noemen de commissie, heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken

  1. het klaagschrift, gedateerd 11 oktober 2023;
  2. het verweerschrift, gedateerd 17 oktober 2023;
  3. gegevens uit het (medisch/verpleegkundig) dossier van mevrouw A..

Samenvatting

De klacht houdt samengevat in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit tot toediening van medicatie. De commissie komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Het verzoek van klaagster tot vergoeding van de schade wordt afgewezen.  

De feiten en omstandigheden

De commissie gaat bij de beoordeling van de klacht uit van de volgende feiten en omstandigheden. 

In het zorgplan staat vermeld – voor zover van belang – dat klaagster sinds 2014 bekend is met een psychotische stoornis, zich uitend in onder andere achterdocht en religieus getinte waanideeën. Daarnaast ervaart zij zwarte magie die volgens klaagster -vanuit jaloezie- veroorzaakt wordt door haar ex-man en zussen. Omdat klaagster last heeft van dit alles, heeft zij zich van 2014 tot en met 2019 vrijwillig laten behandelen bij de GGZ.

Naar aanleiding van de ideeën rondom de zwarte magie heeft klaagster tweemaal een geweldsdelict begaan. Vervolgens is zij bij uitspraak van 3 maart 2022 van het Arrondissementsparket E., ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking  gesteld (TBS) met een bevel tot verpleging van overheidswege. Tijdens de detentieperiode is gestart met het toedienen van olanzapine onder dwang, waarna werd gezien dat klaagster minder psychotische uitspraken deed. 

Vervolgens is klaagster op grond van het besluit van de Minister voor Rechtsbescherming, gedateerd 6 maart 2023, overgeplaatst naar de Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna FPK) van F.. In de FPK is de medicatie, mede gezien de door klaagster ervaren bijwerkingen, afgebouwd, waarna een verslechtering van het toestandsbeeld van klaagster is gezien. Hierna is besloten over te gaan tot het aanzeggen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie. Klaagster is hierover bij beslissing van 2 oktober 2023 geïnformeerd. 

De klacht

Klaagster verzet zich tegen de volgende handeling/beslissing van de instelling:

  •  toediening van medicatie. 

Schorsingsverzoek 

Klaagster heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen. In het klaagschrift stond met pen opgenomen: ‘er is al geschorst’. De commissie zal zich dan ook beperken tot een oordeel over de klacht.

De instelling heeft overigens eerst op 25 oktober 2023 bevestigd dat er nog niet gestart zou worden met de verplichte zorg tot aan de hoorzitting. 

Het standpunt van klaagster

Klaagster zegt het niet eens te zijn met de gedwongen behandeling met medicatie.

Ter toelichting heeft klaagster aangegeven dat zij geen stoornis heeft. Zij ervaart op het moment alleen veel last van haar familie, te weten haar ex-man en haar zussen die haar met zwarte magie lastig vallen. Met name haar ex-man terroriseert haar. Hij heeft haar huis en al haar spullen van haar afgepakt en hij heeft bezit genomen van haar lichaam. Klaagster heeft op het moment al haar krachten nodig om hem -met behulp van een foto- uit haar lichaam te drijven. De medicatie verzwakt haar echter en dan lukt haar dit niet. Daarnaast ervaart klaagster andere bijwerkingen van de medicatie. Zo kan zij niet slapen en heeft zij pijn in haar armen. Daarnaast voelt zij zich suf en verzwakt. 

Klaagster heeft verder opgemerkt dat zij in het verleden hulp heeft gezocht bij GGZ instelling G. met de vraag of men haar kon helpen om haar te verlossen van haar ex-man en zussen. Er blijkt echter sprake van een groot complot tegen haar. Er worden dingen over haar gezegd door haar familie die niet juist zijn en helaas hebben haar behandelaren in het verleden partij gekozen voor haar familie. Dit ziet zij ook bij haar huidige behandelaren. 

De pvp heeft namens klaagster toegevoegd dat zij geen psychotische klachten ervaart. Zij is van mening dat er door haar ex-man en zussen een aanslag op haar gezondheid en haar zelf wordt gedaan. De voorgeschreven medicatie werkt volgens klaagster averechts; deze helpt haar niet en de bijwerkingen van de medicatie verzwakken haar alleen maar in haar strijd tegen haar familie. 

Klaagster heeft tot slot herhaald dat zij geen psychische klachten of problemen heeft. Zij heeft dan ook geen medicatie nodig.

Het standpunt van verweerder

De behandelaars hebben zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat (het toedienen van) medicatie volstrekt noodzakelijk is ter afwending van ernstig nadeel. Het navolgende is aan dit standpunt ten grondslag gelegd. 

Uit de verweerschriften en uit hetgeen ter zitting besproken is, blijkt dat het toestandsbeeld van klaagster in de FPK, nadat de eerder voorgeschreven medicatie conform het verzoek van klaagster is afgebouwd, is verslechterd. Er wordt in toenemende mate een psychotisch beeld gezien waardoor het niet mogelijk is om te starten met aanvullende (delict)diagnostiek en psycho-/vaktherapie. Hierdoor is het ook niet mogelijk om klaagster te resocialiseren.

Vervolgens is met klaagster besproken dat de zorgverantwoordelijke haar weer medicatie wil voorschrijven waarbij zij de keus kreeg uit drie opties. Klaagster heeft aangegeven geen medicatie te willen, maar dat, als het toch moet, haar voorkeur zou uitgaan naar een behandeling met olanzapine. 

Overeenkomstig artikel 9:6 Wvggz is klaagster vervolgens op 2 oktober 2023 door de zorgverantwoordelijke schriftelijk geïnformeerd over de beslissing om over te gaan tot verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie. De beslissing vermeldt onder andere dat het verlenen van verplichte zorg noodzakelijk is omdat (letterlijk overgenomen); 

‘het uitstellen van verplichte behandeling niet langer verantwoord is voor u of voor uw omgeving. De verplichte behandeling duurt maximaal zes maanden tot 10-04-2024. Omdat de behandeling op dit moment vastloopt doordat de klachten zijn toegenomen en het niet mogelijk is om toe te werken richting verlof. Daarnaast blijft het gevaar aanwezig dat de klachten zullen leiden tot agressie indien anderen onderdeel zouden worden van de het complot waarin u gelooft’. 

Het ernstige nadeel dat afgewend dient te worden bestaat volgens de zorgverantwoordelijke uit het risico op agressie en maatschappelijke teloorgang.

Verder is klaagster wilsonbekwaam bevonden ter zake van het nemen van beslissingen over de zorg die zij nodig heeft. Klaagster wordt door haar psychotische stoornis niet in staat geacht een redelijke afweging te kunnen maken van haar belangen en evenmin de consequenties van haar handelen te kunnen overzien.

Overwegingen en oordeel

Klaagster stelt zich, gelet op de inhoud van het klaagschrift en de ter zitting gegeven toelichting, voor zover van belang en naar de commissie begrijpt, op het standpunt dat zij het niet eens is met de beslissing dat zij een gedwongen behandeling met antipsychotische medicatie aangezegd heeft gekregen.  

Onder de Wvggz kan, indien sprake is van verzet, niettemin op grond van een rechterlijke beslissing verplichte zorg worden verleend voor zover aannemelijk is dat  -eenvoudig gezegd- het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. De verplichte zorg dient doelmatig te zijn en in verhouding te staan tot het te bereiken doel. Ook mag er geen minder belastend alternatief beschikbaar zijn. Deze behandeling dient blijkens het gestelde in de Wvggz, plaats te vinden krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke. 

Bovenstaand in acht nemend overweegt de commissie als volgt. 

Uit de overgelegde stukken is volgens de commissie gebleken dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose. 

Er is daarnaast sprake van een risico op agressie en maatschappelijke teloorgang indien geen verbetering in het toestandsbeeld van klaagster optreedt. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft klaagster zorg nodig.

De commissie is verder van oordeel dat de zorgverantwoordelijke in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder een behandeling met antipsychotische medicatie kan worden afgewend en dat deze vorm van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief is. Zo is in het verleden al gezien dat een behandeling met olanzapine een goed effect heeft (gehad) op het toestandsbeeld van klaagster. Het valt verder niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel kan wegnemen. 

Tot slot is klaagster conform het gestelde in artikel 9:6 Wvggz op deugdelijke wijze schriftelijk gemotiveerd geïnformeerd over de (voorgenomen) gedwongen behandeling met medicatie. 

 Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de klacht over het verlenen van verplichte zorg in de vorm van medicatie ongegrond moet worden verklaard.  

Beslissing

De commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond.

De beslissing is  op 24 oktober 2023 telefonisch aan alle betrokkenen meegedeeld.
De schriftelijke beslissing is op 31 oktober 2023 aan betrokkenen verzonden.