Ongegronde medicatieklacht


Klachtencommissie GGZ Amsterdam en omstreken   

Betreft: BESLISSING

inzake: de klacht van mevrouw A., gedateerd 28 juni 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 28  juni 2023, nummer 2306-82

Datum: 10 juli 2023

Inleiding

De Klachtencommissie is op 10 juli 2023 bijeengekomen ter behandeling van de klacht van mevrouw A., gedateerd 28 juni 2023, bij de klachtencommissie binnengekomen op 28 juni 2023. 

Het betreft een procedure op grond van artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). 

Aanwezig

Klager: mevrouw A.;
Bijgestaan door: de heer B., patiëntenvertrouwenspersoon. 

Instelling: mevrouw C., psychiater. 

Klachtencommissie: de heer X, voorzitter, jurist;
mevrouw X, psychiater;
mevrouw X, lid, voorgedragen door de Cliëntenraad. 

Ambtelijk secretaris: de heer X. 

De psychiater en het cliëntenraadslid van de klachtencommissie waren via een digitale verbinding in de zitting aanwezig. 

Stukken

De klachtencommissie (hierna: de commissie) heeft bij de behandeling van de klacht de beschikking gehad over de volgende stukken:

  1. het klaagschrift;  
  2. het verweerschrift; 
  3. gegevens uit het medisch/verpleegkundig dossier van mevrouw A.. 

Samenvatting

De klacht houdt zakelijk samengevat in dat klaagster zich niet kan vinden in het besluit tot verplichte toediening van medicatie. De commissie komt tot het oordeel dat de klachtonderdelen ongegrond is. Het verzoek van klaagster tot vergoeding van haar schade wordt afgewezen. 

De feiten en omstandigheden 

Bij beschikking van 26 mei 2023 heeft de rechtbank D. ten aanzien van mevrouw A. een zorgmachtiging verleend, waarin onder meer ‘het toedienen van medicatie’ als vorm van verplichte zorg is opgenomen. De zorgmachtiging geldt tot en met 26 november 2023.  

Ter uitvoering van voornoemde zorgmachtiging verblijft mevrouw A. bij E., locatie F. te G.. 

Op 24 mei 2023 heeft de zorgverantwoordelijke op grond van artikel 8:9 van de Wvggz een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg genomen, onder andere ten aanzien van het toedienen van medicatie. Blijkens de schriftelijke mededeling is het toedienen van medicatie noodzakelijk ter behandeling van een psychose. 

Op 31 mei 2023 is rustgevende medicatie aan de behandeling toegevoegd. 

De klacht en het standpunt van klager 

Mevrouw A. dient een klacht in tegen de ingevolge de Wvggz klachtwaardige toepassing van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging te weten: het toedienen van medicatie (cisordinol). Mevrouw A. stelt zich op het standpunt dat zij niet lijdt aan een psychische stoornis, waardoor een behandeling met medicatie niet nodig is. Bovendien ondervindt zij ernstige bijwerkingen van de medicatie, zoals stijfheid, zenuwpijn en gewichtstoename. Ter zitting verklaart mevrouw A. dat de klacht met name is ingegeven vanwege de te hoge dosering die niet passend is bij haar leeftijd. 

Schorsingsverzoek
Mevrouw A. heeft de commissie verzocht de bestreden beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de commissie heeft de instelling voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van de beslissing tot toediening van medicatie niet geschorst kan worden. De commissie heeft dan ook geen aanleiding gezien het schorsingsverzoek in te willigen en heeft daarop in een aparte beslissing, gedateerd 30 juni 2023, het schorsingsverzoek afgewezen.

Schadevergoeding
Mevrouw A. wenst een vergoeding te ontvangen voor schade die zij als gevolg van de verplichte zorg geleden heeft. Bij gegrondverklaring van de klacht zal mevrouw A. dit met een nieuw document onderbouwen. 

Het standpunt van verweerder

Namens de instelling heeft de behandelaar, mevrouw H, psychiater, zich op het standpunt gesteld dat bij het nemen van de beslissing tot toediening van medicatie is voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg uit de Wvggz. Daartoe wordt – kort samengevat – aangevoerd dat mevrouw A. bekend is met een schizo-affectieve stoornis waarvoor zij in het verleden meermaals behandeld is geweest. Thans is sprake van een psychotische decompensatie. Een opname was wederom nodig omdat mevrouw A. haar huisgenoot had bedreigd met een mes in de overtuiging dat hij in een pedofielennetwerk was betrokken. Bij aanvang van de opname is in overleg met mevrouw A. gestart met een depot cisordinol. Ze ervoer ernstige bijwerkingen van cisordinol acutard. Dit is een middel dat alleen in de acute fase gegeven is. Op dit moment is mevrouw A. dakloos waardoor ontslag nu niet mogelijk is. Zonder behandeling van de stoornis zal mevrouw A. in de ambulante setting behandelafspraken niet nakomen en contact met het behandelteam mijden. 

De beoordeling 

De klachten 

Mevrouw A. stelt dat een behandeling met medicatie niet nodig is. Ter zitting blijkt dat mevrouw A. zich met name beklaagt over de te hoge dosering (200 mg) en dat zij veel bijwerkingen ervaart door het gebruik van cisordinol.  Zo ervaart zij haaruitval, verstijving van de spieren en geheugenverlies. 

De commissie overweegt hierover als volgt. Het doel van de behandeling is dat de negatieve effecten van de psychische stoornis zoveel mogelijk verminderen en hanteerbaar worden. Uiteindelijk is het doel te komen tot een beëindiging van de opname. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat mevrouw A. is ingesteld op medicatie. Maar ook dat nazorg en huisvesting is geregeld. De commissie begrijpt dat daar nu aan gewerkt wordt. 

Naar het oordeel van de commissie heeft de psychiater overtuigend uiteengezet waarom voor welke medicatie in welke dosering is gekozen. De commissie heeft geen reden eraan te twijfelen dat de psychiater daarin weloverwogen en zorgvuldig heeft geopereerd. Ter zitting heeft de psychiater verklaard dat de dosering passend is bij de leeftijd en dat de lichte verbetering in het toestandsbeeld een gevolg van de medicatie is. Mevrouw A. ziet dit wellicht anders, toch oordeelt de commissie, gelet op de toelichting van de psychiater ter zitting, dat de intensiteit van de behandeling is afgenomen als gevolg van de medicatie.  De commissie begrijpt dat het voor mevrouw A. zwaar is dat zij zoveel bijwerkingen ervaart. Dat betekent echter nog niet dat die medicatie uit verhouding is tot het doel dat de medicijnen hebben, namelijk dat het goed gaat met mevrouw A.. 

Concluderend is de commissie van oordeel dat bij het toedienen van medicatie (cisordinol) voldaan is aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. 

Gelet op het voorgaande zal de commissie de klacht van mevrouw A. ongegrond verklaren. 

Schadevergoeding 

Omdat de door mevrouw A. ingediende klacht ongegrond wordt verklaard, is er naar het oordeel van de commissie geen aanleiding voor toekenning van schadevergoeding. De commissie zal het verzoek om een schadevergoeding daarom afwijzen. 

Beslissing

De commissie: 

  • verklaart de klacht ongegrond
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af