Uitspraak doorbreking geheimhouding 8:34 en schadevergoeding


Beslissing op de klachten van [betrokkene]

1. Inleiding

Op 16 februari 2022 heeft het secretariaat van de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord een klaagschrift ontvangen van [betrokkene]. [betrokkene] klaagt over het doorbreken van de geheimhoudingsplicht en over de bejegening. De klachten zijn gericht tegen de heer […], psychiatrisch verpleegkundige.

De eerste door [betrokkene] ingediende klacht is een klacht als bedoeld in artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De laatste klacht valt onder het toepassingsbereik van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).

2. De procedure van de klachtencommissie

Het klaagschrift van [betrokkene] is op 16 februari 2022 door het secretariaat van de klachtencommissie ontvangen. Vervolgens is de heer […] van de klachten in kennis gesteld en gevraagd om een reactie. Op 3 maart 2022 heeft het secretariaat van de klachtencommissie zijn schriftelijke reactie op de klachten ontvangen, welke zij ter kennisgeving naar [betrokkene] heeft gestuurd.

[betrokkene] heeft er in toegestemd dat de klachtencommissie, indien en voor zover dat voor de behandeling van de klacht noodzakelijk is, zijn medisch dossier in zou zien.

Wegens de door het kabinet afgekondigde landelijke maatregelen met betrekking tot het coronavirus heeft de hoorzitting van de klachtencommissie op 9 maart 2022 plaatsgevonden met gebruikmaking van telefonisch horen met videoverbinding.

De zittingscommissie bestond uit:
[…], voorzitter,

[…], psychiater, en

[…], algemeen lid.

Ambtelijke ondersteuning werd verleend door mevrouw […], secretaris.

Bij de telehoorzitting zijn [betrokkene], de heer […], psychiater, en mevrouw […], maatschappelijk werker, verschenen. De heer […] was vanwege gezondheidsredenen niet aanwezig. [betrokkene] werd ter zitting ondersteund door mevrouw […], patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

3. Klacht op hoofdlijnen

[betrokkene] heeft een klacht ingediend over het doorbreken van de geheimhoudingsplicht door de heer […], zijn voormalig casemanager. [betrokkene] heeft aangegeven dat de heer […] eind augustus 2021, zonder zijn toestemming, aan de voetbalvereniging waar [betrokkene] als vrijwilliger werkt heeft gemeld dat hij was opgenomen. [betrokkene] is hier achter gekomen toen de voorzitter contact met hem opnam. Ter zitting heeft hij aangevuld dat de voorzitter zei dat hij had gehoord dat [betrokkene] was opgenomen in een GGZ-kliniek. [betrokkene] voelt zich hierdoor erg aangetast in zijn privacy. Op de voetbalvereniging wordt hij naar eigen zeggen door sommige mensen met de nek aangekeken. [betrokkene] heeft naar voren gebracht dat hij via de Klachtenfunctionaris en de patiëntenvertrouwenspersoon navraag heeft laten doen bij de heer […] of hij contact heeft opgenomen met de voetbalvereniging en dit werd door hem bevestigd. [betrokkene] begrijpt niet waarom hij dit heeft gedaan, er was volgens hem geen enkele noodzaak om de voetbalvereniging te informeren over zijn opname. Hij heeft naar eigen zeggen nooit toestemming gegeven voor gegevensuitwisseling en heeft nergens voor getekend. Volgens hem heeft de heer […] hem hiermee (psychische) schade aangedaan. Ter zitting heeft [betrokkene] aangegeven dat hij door de doorbreking van het beroepsgeheim op de voetbalclub een stempel opgedrukt heeft gekregen en dat hij daar last van heeft. Op de voetbalclub is het nieuws als een lopend vuurtje rondgegaan. Hij wordt door sommigen anders behandeld dan voorheen en kan niet meer normaal zijn functie uitoefenen. Sommige teams nemen geen contact meer met hem op en er heeft iemand gezegd dat hij ‘niet bij verstande is’ om bepaalde zaken te regelen, aldus [betrokkene].

Ter zitting heeft [betrokkene] naar voren gebracht dat de heer […] niets heeft betekend in het regelen van zijn vrijheden. Tijdens het opnamegesprek was al afgesproken dat zijn zus die avond mee zou gaan naar de voetbalclub. Volgens [betrokkene] heeft de heer […] daarnaast wel gezegd dat er vrijheden geregeld zouden kunnen worden bij opname, maar hij heeft niet aangegeven dat het geverifieerd zou moeten worden bij de voetbalclub. Ook heeft [betrokkene] naar eigen zeggen geen telefoonnummer van de vrijwilligerscoördinator aan de heer […] verstrekt. Volgens hem heeft de heer […] aan hem verteld dat hij via de website het telefoonnummer had gevonden.

Voorts heeft [betrokkene] te kennen gegeven dat hij op 15 februari 2022 een bezoek heeft gebracht aan de cardioloog. De cardioloog gaf aan dat ze zag staan dat hij een verstandelijke beperking en een autismestoornis heeft. [betrokkene] vraagt zich af wie deze informatie heeft verspreid. Dit is volgens hem nooit vastgesteld.

[betrokkene] heeft eveneens een klacht ingediend over de bejegening door de heer […]. Hij heeft aangegeven dat de heer […] hem en zijn zus op een vervelende manier heeft bejegend. Volgens [betrokkene] heeft de heer […] hem en zijn zus voor leugenaar uitgemaakt en heeft hij zijn zus in haar gezicht uitgelachen. Dit had te maken met het niet nakomen van enkele ziekenhuisbezoeken. Ter zitting heeft [betrokkene] naar voren gebracht dat hij wel aanwezig is geweest bij de ziekenhuisbezoeken. Dit is ook te zien in het online portaal van het Erasmus Medisch Centrum. [betrokkene] heeft te kennen gegeven dat hij een hartprobleem heeft en dat de heer […] zegt dat dit door de stress komt. Dit klopt niet en dat is door de cardioloog bewezen, aldus [betrokkene].

Op grond van artikel 10:11 Wvggz verzoekt [betrokkene] hem een billijke schadevergoeding toe te kennen.

4. Verweer op hoofdlijnen

In de schriftelijke reactie op de klachten heeft de heer […] aangegeven dat [betrokkene] in het voorjaar van 2020 door de GGZ werd aangemeld voor bemoeizorg bij het Wijkteam Gouda Noord. In augustus 2020 ging hij akkoord met een intakegesprek. Met de familie kon het wijkteam in eerste instantie niet in contact komen. Er zijn meerdere pogingen gedaan om de zussen te betrekken bij de behandeling, vooral toen de zorgen rondom [betrokkene] toenamen, zoals bij de aanvraag van de zorgmachtiging.

Ten aanzien van de klacht over het schenden van het beroepsgeheim heeft de heer […] naar voren gebracht dat op 25 augustus 2021 door de rechter een zorgmachtiging werd afgegeven. Vrijwel direct hierna heeft de zorgverantwoordelijke besloten tot opname. De heer […] heeft te kennen gegeven dat op het moment dat [betrokkene] begreep dat hij zou worden opgenomen, hij zijn zorgen uitte rondom het niet aanwezig kunnen zijn bij de voetbalclub waar hij vrijwilligerswerk deed. Hij leek zich hier erg druk om te maken, hetgeen de heer […] zich aantrok. Volgens de heer […] noemde [betrokkene] om welke voetbalclub het ging en dat een goede vriend van hem daar werkte als vrijwilligerscoördinator. Hij noemde hierbij de naam van de vriend. De heer […] heeft te kennen gegeven dat hij vervolgens aan [betrokkene] heeft aangegeven dat het, ook in het geval van een opname, mogelijk is om naar afspraken buiten de kliniek te gaan. Hierbij is het wel van belang dat de afspraak geverifieerd kan worden en dat er goede afspraken gemaakt kunnen worden over hoelang iemand weg is en wanner hij weer terugkeert. Dit leek [betrokkene] geen probleem te vinden. De heer […] heeft dit opgevat als een verzoek van hem om een en ander af te stemmen. De heer […] heeft aangegeven dit kennelijk verkeerd te hebben opgevat. Hij vindt dat vervelend en heeft naar voren gebracht dat het niet zijn bedoeling is geweest om [betrokkene] in verlegenheid te brengen of iets te doen waar hij het niet mee eens is.

De heer […] heeft de voetbalvereniging gebeld en gecontroleerd of [betrokkene] daar werkte. Hij heeft eerst gepoogd de vrijwilligerscoördinator aan de lijn te krijgen, maar die stuurde hem het telefoonnummer van de voorzitter. De heer […] heeft aangegeven dat hij [betrokkene] wilde helpen. Hij heeft naar eigen zeggen niet gemeld dat hij werkzaam is bij GGZ Rivierduinen, noch heeft hij anderszins (medisch) inhoudelijke informatie gedeeld met de voetbalclub. De voetbalclub was blij dat [betrokkene] hulp kreeg, zij bevestigden dat hij de wedstrijdregistratie deed op zaterdag en hij was zeker welkom. Op de vraag wat er precies tijdens het telefoongesprek is gezegd heeft mevrouw […] ter zitting verteld dat ze meent dat de heer […] heeft geverifieerd of [betrokkene] daadwerkelijk lid was bij de voetbalclub. Dit zou hij dan hebben gedaan met als doel om te verifiëren of [betrokkene] daar ook zou zijn tijdens de vrijheden van de kliniek.

De heer […] heeft in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat hij vervolgens aan de arts van [betrokkene] heeft gevraagd of hij op afspraken vrijheden mocht hebben zodat hij naar de voetbalclub kon gaan. De volgende dag heeft hij verslag gedaan in het team en zag hij in het opnameverslag dat [betrokkene] inderdaad vrijheden had gekregen om naar de voetbalclub te gaan.

Ter zitting is door de heer […] aangedragen dat de heer […] het contact met de voetbalvereniging met goede bedoelingen heeft gelegd en in samenspraak heeft gedaan met [betrokkene]. Omdat ze het hebben gehad over de contactpersoon, was de heer […] in de veronderstelling dat [betrokkene] begreep dat er contact met de voetbalclub zou worden opgenomen. De heer […] heeft mogelijk niet helemaal kunnen inschatten hoe spannend de opname voor [betrokkene] was en in hoeverre hij begreep wat er ging gebeuren, aldus de heer […]. Het is volgens de heer […] altijd een moeilijke situatie als de kliniek moet verifiëren of afspraken kloppen. Aan de ene kant moeten afspraken geverifieerd worden om de patiënt vrijheden toe te kennen, maar aan de andere kant mag er weinig informatie worden weggeven om dat te kunnen doen.

Met betrekking tot de klacht over de bejegening heeft de heer […] te kennen gegeven dat de zussen van [betrokkene] het hem kwalijk nemen dat zij niet eerder zijn betrokken en dat zij zich onjuist bejegend voelen. De insteek van het team is steeds geweest om familie te betrekken. Hierbij waren ze afhankelijk van de medewerking en toestemming van [betrokkene]. Ook toen [betrokkene] de telefoonnummers van zijn zussen had verstrekt, werd er bij het bellen door het wijkteam niet opgenomen. Er vond eenmaal telefonisch contact plaats met zus […] en een andere medewerker van het wijkteam. Zij gaf duidelijk aan niet betrokken te willen worden bij (de behandeling van) haar broer, aldus de heer […]. Dit kwam ook overeen met wat [betrokkene] verklaarde over de relatie met zijn zussen. Hij zou nauwelijks contact met hen hebben.

Er vond volgens de heer […] een kentering plaats nadat de zorgmachtiging werd afgegeven. Beide zussen meldden zich op dat moment. Zij uitten hun onvrede toen zij, voor hun gevoel, geconfronteerd werden met het bericht dat hun broer verplicht zou worden opgenomen. Na het opnamegesprek gaven beide zussen aan dat zij bij de behandeling betrokken wilden worden. De heer […] heeft hierbij verwezen naar de aantekeningen in het dossier rondom het eerste zorgafstemmingsgesprek. Zus […] gaf aan mentor te willen worden.

Na enkele maanden was het contact met de zussen echter geheel verstomd, aldus de heer […]. Zus […] stuurde op 14 december 2021 een mail waarin zij haar onvrede uitte. Deze heeft de heer […] naar eigen zeggen beantwoord met een verzoek om uitleg.

De klacht over de onjuiste bejegening bevreemdt de heer […], omdat hij, afgezien van de zorgafstemmingsgesprekken, geen contact heeft gehad met zus […]. Dit contact werd gevoerd door de maatschappelijk werker van de kliniek en betrof vooral de aanvraag van het mentorschap. De heer […] herkent zich dan ook absoluut niet in de door [betrokkene] beschreven gedragingen.

Ter zitting heeft mevrouw […] naar voren gebracht dat er mogelijk een misverstand bestaat omtrent de klacht over de bejegening omtrent de ziekenhuisbezoeken. Volgens haar zou dit gaan over de afspraken voor opname bij het wijkteam. [betrokkene] verscheen toen niet altijd op de geplande afspraken.

5. Bevindingen en beslissing

Met inachtneming van

–          de klachten van [betrokkene],

–          de schriftelijke reactie op de klachten,

–          de inhoud van het medisch dossier voor zover dit voor de behandeling van de klacht noodzakelijk was en

–          hetgeen ter zitting door en namens [betrokkene] en namens de heer […] naar voren is gebracht,

heeft de klachtencommissie het volgende overwogen.

De klachtencommissie stelt vast dat de rechter op 25 augustus 2021 een zorgmachtiging heeft afgegeven voor de duur van een half jaar. [betrokkene] is diezelfde dag gedwongen opgenomen op de High en Intensive Care te Leidschendam. Vanaf 29 augustus 2021 heeft [betrokkene] afwisselend op de Medium Care en op de afdeling Kristal verbleven. Ten tijde van de hoorzitting verbleef hij op de Medium Care te Leidschendam. Zijn ontslag staat gepland op dinsdag 15 maart 2022.

Op 16 februari 2022 heeft de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord een klaagschrift ontvangen van [betrokkene]. [betrokkene] klaagt over het doorbreken van de geheimhoudingsplicht en over de bejegening.

Doorbreking van de geheimhoudingsplicht

[betrokkene] heeft een klacht ingediend over het doorbreken van de geheimhoudingsplicht.

Het medisch beroepsgeheim houdt in dat een hulpverlener dient te zwijgen over alles wat hem in de uitoefening van zijn beroep is toevertrouwd. De geheimhoudingsplicht mag doorbroken worden indien een cliënt daar toestemming voor geeft.[1]

De klachtencommissie stelt vast dat de heer […] contact heeft opgenomen met de voetbalvereniging met het doel om de afspraken omtrent de vrijheden van [betrokkene] te verifiëren. Het is de klachtencommissie niet duidelijk wat er precies is gezegd tijdens dit telefoongesprek, omdat de heer […] niet aanwezig was ter zitting en er niets over het gesprek is gerapporteerd in het medisch dossier. Gelet op het doel van het opnemen van contact en gezien het feit dat de heer […] in het verweerschrift heeft aangegeven dat de voetbalvereniging blij was dat [betrokkene] hulp kreeg, valt voor de klachtencommissie niet in te zien hoe de heer […] het gesprek heeft kunnen voeren zonder daarbij  informatie prijs te geven die valt onder zijn beroepsgeheim. [betrokkene] had aan de heer […] geen toestemming gegeven om informatie over hem te delen met de voetbalvereniging.

Het beroepsgeheim geldt als basis voor de vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en cliënt. Het belang van het beroepsgeheim blijkt onder andere uit het feit dat het in verschillende wetten en regelingen is vastgelegd.[2] Omdat de geheimhoudingsplicht zo’n belangrijk aspect van het verlenen van zorg is, moet het volstrekt duidelijk zijn als een cliënt instemt met het doorbreken daarvan. Zowel de reden van de doorbreking als de toestemming van de cliënt dient in het medisch dossier te worden vastgelegd.

Hoewel de klachtencommissie geen twijfels heeft bij de goede intenties van de heer […], kan zij niet anders dan aannemen dat hij in het gesprek met de voetbalvereniging zijn geheimhoudingsplicht heeft doorbroken. Door het ontbreken van aantekeningen over dit gesprek in het medisch dossier en hetgeen [betrokkene] in zijn klachtbrief en ter zitting hierover heeft aangevoerd moet de klachtencommissie er bovendien van uitgaan dat de heer […] zijn geheimhoudingsplicht heeft doorbroken zonder dat hij daar toestemming voor had verkregen van [betrokkene].

Al het voorgaande in overweging nemende, oordeelt de klachtencommissie dat de heer […] in strijd heeft gehandeld met artikel 8:34 Wvggz. De klachtencommissie beoordeelt de klacht over het doorbreken van de geheimhoudingsplicht dan ook als gegrond.   

Bejegening

[betrokkene] heeft een klacht ingediend over de bejegening van hem en zijn zus.

Ingevolge artikel 14, eerste lid, Wkkgz kan alleen worden geklaagd over gedragingen jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening. De klachtencommissie kan daarom geen uitspraak doen over de klacht over de bejegening van de zus van [betrokkene].

Uit het klaagschrift, het medisch dossier en hetgeen ter zitting door [betrokkene] is aangevoerd blijkt dat de klacht over de bejegening betrekking heeft op het al dan niet aanwezig zijn bij ziekenhuisbezoeken. De heer […] is daar in zijn verweerschrift niet op in gegaan. Ter zitting is door mevrouw […] aangevoerd dat er mogelijk sprake is van een misverstand en dat het om het niet nakomen van afspraken met het wijkeam ging.

De klachtencommissie acht, gelet op de verschillende lezingen van de feiten door [betrokkene] en de behandelaren, de gegrondheid van de klacht niet aangetoond. In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dat berust niet op het uitgangspunt dat aan het woord van klager minder geloof dient te worden gehecht dan aan dat van de behandelaren, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

De klachtencommissie beoordeelt de klacht over de bejegening dan ook als ongegrond.

Schadevergoeding

De klachtencommissie besluit tegen de achtergrond van de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klachten de procedure van artikel 10:11, eerste lid, Wvggz toe te passen. Zij zal ingevolge artikel 10:11, derde lid, Wvggz GGZ Rivierduinen vragen om een inhoudelijke reactie te geven, alvorens zij beslist over het toekennen van een schadevergoeding.

Leiden, 15 maart 2022

Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord

 

[…], voorzitter

Een voor kopie conform getekend afschrift van deze beslissing is toegestuurd aan degenen die bij de behandeling van de klacht zijn betrokken, de geneesheer-directeur van GGZ Rivierduinen en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Daar deze uitspraak ook een Wkkgz-klacht bevat, zal de geneesheer- directeur, binnen een termijn van twee weken, namens de zorgaanbieder een definitief standpunt over de betreffende klacht vaststellen.

Voor wat betreft de beslissing op de Wvggz-klachten, kan tegen onderhavige uitspraak van de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord ingevolge artikel 10:7 lid 1 Wvggz door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift beroep worden ingesteld bij de Rechtbank Den Haag. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken, ingaande op de dag na die waarop de beslissing van de klachtencommissie aan klager/klaagster bekend is gemaakt. Op grond van art. 10:9 Wvggz kan de rechter de beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen.

Beslissing in het kader van de procedure van artikel 10:11, eerste lid, tweede volzin, Wvggz

1. Inleiding

Op 16 februari 2022 heeft het secretariaat van de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord een klaagschrift ontvangen van [betrokkene], welk klaagschrift een klacht als bedoeld in artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) bevat en een verzoek tot schadevergoeding. Op 9 maart 2022 heeft de hoorzitting plaatsgevonden, waarna de klachtencommissie op 15 maart 2022 uitspraak heeft gedaan over de gegrondheid van de klacht.

Naar aanleiding van dit oordeel heeft de klachtencommissie besloten in een separate procedure  uitspraak te doen over het verzoek om schadevergoeding. Onderhavige procedure is een procedure als bedoeld in artikel 10:11, eerste lid, tweede volzin, Wvggz.

2. De procedure van de klachtencommissie

Op 9 maart 2022 heeft, ter behandeling van de klacht van [betrokkene] en teneinde een oordeel te kunnen geven over de gegrondheid van de klacht, een hoorzitting plaatsgevonden met gebruikmaking van telefonisch horen met videoverbinding. Daarbij waren [betrokkene], de heer […], psychiater, en mevrouw […], maatschappelijk werker, aanwezig. De heer […] was vanwege gezondheidsredenen niet aanwezig. [betrokkene] werd ter zitting ondersteund door mevrouw […], patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).

De zittingscommissie bestond uit:

[…], voorzitter,

[…], psychiater, en

[…], algemeen lid.

Ambtelijke ondersteuning werd verleend door mevrouw […], ambtelijk secretaris.

De klachtencommissie heeft op 15 maart 2022 uitspraak gedaan over de gegrondheid van de klacht van [betrokkene]. Zij heeft geoordeeld dat door de behandelaar in strijd met artikel 8:34 Wvggz is gehandeld. De klachtencommissie heeft de klacht over het doorbreken van de geheimhoudingsplicht dan ook gegrond verklaard.

Op 15 maart 2022 heeft het secretariaat van de klachtencommissie ingevolge artikel 10:11, derde lid, Wvggz GGZ Rivierduinen gevraagd om een inhoudelijke reactie te geven op het verzoek om schadevergoeding van [betrokkene]. Op 21 maart 2022 heeft het secretariaat van de klachtencommissie haar reactie ontvangen.

3. Het schadevergoedingsverzoek

[betrokkene] heeft de klachtencommissie op grond van artikel 10:11, eerste lid, Wvggz verzocht een billijke schadevergoeding toe te kennen. Hij heeft geen informatie verstrekt over de hoogte van de schadevergoeding. [betrokkene] heeft naar eigen zeggen door het doorbreken van de geheimhoudingsplicht psychische schade opgelopen. Hij heeft op de voetbalclub een stempel opgedrukt gekregen en heeft hier last van. Hij wordt door sommigen anders behandeld dan voorheen en kan niet meer normaal zijn functie uitoefenen, aldus [betrokkene].

4. Schriftelijke reactie GGZ Rivierduinen

In de schriftelijke reactie is namens GGZ Rivierduinen naar voren gebracht dat zij de bevindingen van de klachtencommissie onderschrijft. Tot op heden heeft GGZ Rivierduinen geen uitspraken over schadevergoeding naar aanleiding van schending van artikel 8:34 Wvggz kunnen vinden. Er lijkt daarmee geen vergelijkingsmateriaal voorhanden.

Namens GGZ Rivierduinen is aangegeven dat zij met de klachtencommissie vaststelt dat de zorgverlener in kwestie zijn voorgenomen handelswijze bij [betrokkene] had moeten verifiëren en expliciet om toestemming had moeten vragen. Ook had hij dit adequaat moeten vastleggen in het medisch dossier. Dit is niet gebeurd en had wel gemoeten. GGZ Rivierduinen concludeert dat de zorgverlener heeft gehandeld met de beste intenties en dat hij in de veronderstelling was dat er wel degelijk toestemming was voor hetgeen hij deed. Bovendien ging het hier om een eenmalige actie.

GGZ Rivierduinen heeft niet kunnen vaststellen dat er sprake is van materiële schade. Mogelijk wel immateriële schade. Hoe groot die schade precies is, is volgens GGZ Rivierduinen moeilijk vast te stellen. GGZ Rivierduinen zou gelet op bovenstaande overwegingen willen voorstellen om [betrokkene] te compenseren met €150,-.

5. De beoordeling

Met inachtneming van

–          het schadevergoedingsverzoek,

–          de schriftelijke reactie van GGZ Rivierduinen in het licht van artikel 10:11, eerste lid, tweede volzin, Wvggz en,

–          de uitspraak van deze klachtencommissie van 15 maart 2022 met eveneens als kenmerk

Kl.2022-010-V010

heeft de klachtencommissie het volgende overwogen.

Immateriële schadevergoeding

De klachtencommissie overweegt dat, wanneer een klacht gegrond is verklaard, de patiënt in aanmerking komt voor een schadevergoeding wanneer: a. de patiënt schade heeft geleden, b. er een causaal verband bestaat tussen de beslissing/gedraging in kwestie en de geleden schade, c. is voldaan aan het relativiteitsbeginsel, hetgeen inhoudt dat de in het wetsartikel gelegen norm waarmee in strijd is gehandeld dient te strekken tot bescherming tegen de door de patiënt geleden specifieke schade, en d. er sprake is van toerekenbaarheid aan de zorgaanbieder.

De klachtencommissie heeft bij uitspraak van 15 maart 2022 geoordeeld dat ondanks de goede intenties van de behandelaar, er gehandeld is in strijd met artikel 8:34 Wvggz door het doorbreken van de geheimhoudingsplicht.

De klachtencommissie acht een schadevergoeding gepast gelet op de aard van de normschending. De geschonden norm dient ter bescherming van het fundamentele recht op privacy. Het beroepsgeheim geldt als basis voor de vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en cliënt. Het belang van het beroepsgeheim blijkt onder andere uit het feit dat het in verschillende wetten en regelingen is vastgelegd.[3]

De klachtencommissie stelt vast dat de geheimhoudingsplicht is doorbroken zonder toestemming daartoe van [betrokkene]. Volgens de klachtencommissie kan redelijkerwijs worden aangenomen dat [betrokkene] als gevolg van de doorbreking van het beroepsgeheim schade heeft geleden in de vorm van schending van zijn privacy en in de vorm van stigmatisering door de leden van de voetbalvereniging.

De klachtencommissie is van oordeel dat de schade het directe gevolg is van de schending van de in artikel 8:9 Wvggz gelegen vormvoorschriften en dat is voldaan aan het relativiteitsbeginsel. Met de doorbreking van het beroepsgeheim is de zorgverlener toerekenbaar tekortgeschoten in de uitvoering van de zorgplicht.

Ingevolge artikel 10:11, vierde lid, Wvggz dient de klachtencommissie een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe te kennen. De klachtencommissie acht een immateriële schadevergoeding op zijn plaats. De hoogte daarvan dient naar billijkheid te worden vastgesteld. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van de schending van de geheimhoudingsplicht en de gevolgen daarvan voor klager. Bij de bepaling van de hoogte van de toe te kennen vergoeding heeft de commissie er rekening mee gehouden dat het beroepsgeheim weliswaar is geschonden, maar dat er verwarring bestond over de al dan niet verstrekte toestemming. Met inachtneming van het voorgaande acht de commissie in dit geval een bedrag van € 150,– als immateriële schadevergoeding redelijk en billijk.

6. De beslissing

De klachtencommissie:

kent aan [betrokkene] ten laste van de stichting GGZ Rivierduinen, gevestigd te Leiden, een schadevergoeding toe van €150,-.

 

Leiden, 31 maart 2022

Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord

 

 

[…], voorzitter

 

Een voor kopie conform getekend afschrift van deze beslissing is toegestuurd aan de geneesheer-directeur van GGZ Rivierduinen.

[1] KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens – 2021

[2] Het medisch beroepsgeheim is onder andere vastgelegd in artikel 7:457 BW, artikel 8:34 Wvggz en artikel 88 Wet BIG.

[3] Het medisch beroepsgeheim is onder andere vastgelegd in artikel 7:457 BW, artikel 8:34 Wvggz en artikel 88 Wet BIG.