Beslissing op de klachten van [betrokkene]
1. Inleiding
Op 3 februari 2022 heeft het secretariaat van de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord een klaagschrift ontvangen van [betrokkene]. [betrokkene] klaagt over het overplaatsen naar het Centrum Dubbele Problematiek van Fivoor van de Parnassia Groep. De klacht is gericht tegen mevrouw […], psychiater, en de heer […], psychiater.
De door [betrokkene] ingediende klacht is een klacht als bedoeld in artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
2. De procedure van de klachtencommissie
Het klaagschrift van [betrokkene] is op 3 februari 2022 door het secretariaat van de klachtencommissie ontvangen. Vervolgens zijn mevrouw […], de heer […] en mevrouw […], psychiater, van de klacht in kennis gesteld en gevraagd om een reactie. Op 8 februari 2022 heeft het secretariaat van de klachtencommissie de schriftelijke reactie van mevrouw […] op de klacht ontvangen. Op 9 februari 2022 heeft het secretariaat van de klachtencommissie eveneens een schriftelijke reactie van mevrouw […], casemanager, op de klacht ontvangen. Het secretariaat heeft beide schriftelijke reacties ter kennisgeving naar [betrokkene] gestuurd.
[betrokkene] heeft er in toegestemd dat de klachtencommissie, indien en voor zover dat voor de behandeling van de klacht noodzakelijk is, zijn medisch dossier in zou zien.
Wegens de door het kabinet afgekondigde landelijke maatregelen met betrekking tot het coronavirus heeft de hoorzitting van de klachtencommissie op 16 februari 2022 plaatsgevonden met gebruikmaking van telefonisch horen met videoverbinding.
De zittingscommissie bestond uit:
[…], voorzitter,
[…], psychiater, en
[…], algemeen lid.
Ambtelijke ondersteuning werd verleend door mevrouw […], secretaris.
Bij de telehoorzitting zijn [betrokkene], en mevrouw […], psychiater, en verschenen. [betrokkene] werd ter zitting ondersteund door mevrouw […], patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
3. Klacht op hoofdlijnen
[betrokkene] heeft een klacht ingediend over de beslissing tot overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek. Hij heeft in zijn klaagschrift naar voren gebracht dat hij op 25 januari 2022 een klacht had ingediend over de aanstaande overplaatsingen die mondeling door de behandelaren waren medegedeeld. Hij zou in eerste instantie naar de Klinische Intensieve Zorg te Oegstgeest worden overgeplaatst en vervolgens naar het Centrum Dubbele Problematiek. Omdat de overplaatsing op korte termijn zou plaatsvinden, had [betrokkene] een klaagschrift ingediend met daarbij een schorsingsverzoek. Omdat het besluit tot overplaatsing nog niet was overhandigd, is het schorsingsverzoek met betrekking tot de overplaatsingen niet in behandeling genomen. [betrokkene] heeft aangegeven dat hij op 31 januari jl. is overgeplaatst naar de Klinische Intensieve Zorg te Oegstgeest en dat hij de schriftelijke beslissing hiervan op zaterdag 29 januari 2022 heeft ontvangen. Het was niet meer mogelijk om verzet te organiseren tegen deze beslissing, aldus [betrokkene].
Voorts komt in het klaagschrift naar voren dat de eerdere hoorzitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2022. Tijdens deze hoorzitting heeft de klachtencommissie de overplaatsing naar de Klinische Intensieve Zorg te Oegstgeest behandeld, waarbij de psychiater volgens [betrokkene] heeft gezegd dat er bij de Klinische Intensieve Zorg gekeken zou worden of hij al eerder naar huis zou kunnen. [betrokkene] heeft aangegeven dat hij ook klaagde over de overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek. Deze klacht is echter niet behandeld door de klachtencommissie, omdat er nog geen sprake was van deze overplaatsing en omdat er nog geen schriftelijk besluit was genomen.
[betrokkene] heeft naar voren gebracht dat er op de dag van de hoorzitting, 2 februari 2022, aan het eind van de middag mondeling is medegedeeld dat hij de volgende dag overgeplaatst zou worden naar het Centrum Dubbele Problematiek, alwaar hij momenteel verblijft. Volgens [betrokkene] is hij door de overplaatsing op zo’n korte termijn te laten plaatsvinden, niet in staat gesteld om verzet te organiseren. Op de ochtend van de klachtzitting werd gezegd dat er (nog) geen sprake was van een overplaatsing, maar vervolgens heeft hij een paar uur later te horen gekregen dat hij de daaropvolgende dag zou worden overgeplaatst naar het Centrum Dubbele Problematiek in Den Haag. [betrokkene] is van mening dat zijn rechten daarmee zijn geschonden. Ook is de tweede beslissing tot overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek niet op schrift gesteld. Hiermee is niet voldaan aan de formele vereisten, aldus de heer […].
Ter zitting heeft [betrokkene] aangegeven dat hij zijn leven aan zich voorbij ziet gaan gedurende de opname. Hij heeft veel zaken die hij thuis moet regelen en dat lukt hem niet op deze manier. Om de huur van zijn appartement te kunnen betalen moet hij opdrachten kunnen uitvoeren. Met alleen het editen vanuit de kliniek verdient hij niet genoeg, waardoor hij het risico loopt om zijn appartement kwijt te raken. Voorts heeft [betrokkene] ter zitting naar voren gebracht dat hij vanuit zichzelf kan stoppen met het middelengebruik. Hij is bereid om die keuze te maken en staat ook open voor ambulante hulp. [betrokkene] is van mening dat er noodzaak bestaat om zo snel mogelijk naar huis te gaan zodat hij zijn leven weer kan oppakken en zijn appartement kan behouden. Hij heeft daarbij aangegeven dat de diagnostiek nog moet worden afgerond. Er is gezegd dat hij psychoses heeft gehad, maar naar eigen zeggen was hij toen dronken.
De pvp heeft ter zitting over de procedurele aspecten opgemerkt dat het niet tijdig uitreiken van de artikel 8:16-brief in dit geval heeft geleid tot het feit dat [betrokkene] niet in de gelegenheid is gesteld om bij de eerdere hoorzitting te klagen over de overplaatsing. De pvp heeft de klachtencommissie verzocht zich te buigen over deze werkwijze en om een aanbeveling te doen richting GGZ Rivierduinen.
Op grond van artikel 10:11 Wvggz verzoekt [betrokkene] hem een billijke schadevergoeding toe te kennen, omdat de procedure niet op de juiste wijze is doorlopen en omdat niet is voldaan aan de formele vereisten van de wet.
4. Verweer op hoofdlijnen
In de schriftelijke reactie op de klacht van mevrouw […] is aangegeven dat zij op het moment van overplaatsing vanuit de Klinische Intensieve Zorg te Oegstgeest naar het Centrum Dubbele Problematiek niet meer de behandelaar was van [betrokkene] en daarom ook geen inzicht kan bieden in het verloop van de overplaatsing, omdat zij hierbij niet aanwezig was.
Mevrouw […] heeft in haar schriftelijke reactie naar voren gebracht dat zij vernomen heeft uit het behandelplan van 16 december 2021 dat [betrokkene], toen hij nog op de High en Intensive Care te Leidschendam verbleef, door de ambulante behandelaren op de hoogte is gebracht over de aanmelding voor het Centrum Dubbele Problematiek en dat hij ter overbrugging aangemeld was voor de Klinische Intensieve Zorg te Oegstgeest.
Voorts heeft mevrouw […] te kennen gegeven dat [betrokkene] voor opname grote hoeveelheden alcohol dronk en grote hoeveelheden cocaïne gebruikte. Daarnaast was er sprake van een ernstig psychotisch toestandsbeeld. Dit alles bij elkaar maakte het onmogelijk om [betrokkene] ambulant te behandelen, aldus mevrouw […]. Volgens mevrouw […] blijkt uit het dossier dat [betrokkene] al langere tijd bekend is met genoemde problematiek, dat hij ontkent ziek te zijn en dat hij van mening is geen behandeling nodig te hebben. Het ontbreekt [betrokkene] volledig aan enig ziektebesef of -inzicht en doet bij het ontbreken hiervan zijn beklag tegen de opname. Er is op dit moment volgens mevrouw […] geen andere mogelijkheid om [betrokkene] te onderzoeken of te behandelen en in een ambulante setting zal er naar alle waarschijnlijkheid vrijwel directe ernstige terugval zijn in gebruik van middelen, wat diagnostiek bemoeilijkt en waardoor er ernstig nadeel kan ontstaan. [betrokkene] verblijft momenteel bij het Centrum Dubbele Problematiek voor uitgebreide diagnostiek en behandeling.
In de schriftelijke reactie op de klacht van mevrouw […] is aangegeven dat er op 2 december 2021 in overleg met de vorige regiebehandelaar, dr. […], een aanmelding is gedaan bij het Centrum Dubbele Problematiek van Parnassia Groep te Den Haag, omdat er bij [betrokkene] sprake is van zowel verslavingsproblematiek als een psychische aandoening. Om die reden is er een aanmelding gedaan voor detoxificatie en uitgebreide diagnostiek. Dit was ambulant niet mogelijk in verband met een beeld van psychose geluxeerd door fors middelengebruik en het onttrekken aan zorg, aldus mevrouw […].
Daarnaast heeft mevrouw […] naar voren gebracht dat [betrokkene] in 2021 vier keer klinisch (gedwongen) opgenomen is geweest binnen korte tijd. De aanmelding is mondeling besproken met [betrokkene] en zijn naasten.
Tot slot heeft mevrouw […] te kennen gegeven dat [betrokkene] op 7 december 2021 vanwege een ernstige onveilige woonsituatie dan wel psychotische decompensatie wederom luxerende door fors middelengebruik, gedwongen is opgenomen op de High en Intensive Care te Leidschendam. Volgens mevrouw […] is ook tijdens deze opname gesproken over de overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek, en in verband met de wachtlijst aldaar over de overbrugging bij de Klinisch Intensieve Zorg te Oegstgeest.
Ter zitting heeft mevrouw […] aangegeven dat er meer tijd nodig is voor stabilisatie en dat daarna de volgende stap gezet kan worden. Het beeld van [betrokkene] was voldoende stabiel om bij de Klinische Intensieve Zorg te Oegstgeest de tijd te overbruggen tot de overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek. De overplaatsing was eerder mogelijk dan verwacht. Voorts heeft mevrouw […] ter zitting naar voren gebracht dat de casemanager aan haar had laten weten dat de ambulante behandeling stroef verliep. De woning was verwaarloosd, er waren spanningen met de buren vanwege geluidsoverlast en [betrokkene] stond niet altijd open voor ambulante behandeling. Mede gezien het feit dat [betrokkene] in korte tijd vier keer is opgenomen, acht mevrouw […] de kans klein dat ambulante behandeling zal slagen. Volgens haar is het op termijn mogelijk, maar momenteel nog niet. Mevrouw […] heeft aangegeven de doelen van [betrokkene] te ondersteunen: het eigen leven oppakken, werken en zelfstandig wonen in zijn appartement. De behandelaren verschillen alleen van mening met [betrokkene] over de weg die gevolgd moet worden om die doelen te behalen, aldus mevrouw […]. Volgens haar is de opname geen verspilde tijd, maar juist belangrijk om tot herstel te komen.
5. Bevindingen en beslissing
Met inachtneming van
– de klacht van [betrokkene],
– de schriftelijke reacties op de klacht,
– de inhoud van het medisch dossier voor zover dit voor de behandeling van de klacht noodzakelijk was en
– hetgeen ter zitting door en namens beide partijen naar voren is gebracht,
heeft de klachtencommissie het volgende overwogen.
De klachtencommissie stelt vast dat [betrokkene] voor zijn huidige opname binnen één jaar meerdere malen gedwongen is opgenomen. Op 1 juli 2021 heeft de rechter een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van een half jaar. In deze zorgmachtiging zijn onder andere opname in een accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid en toediening van medicatie als verplichte zorgvormen opgenomen. Op 6 december 2021 heeft mevrouw […] besloten tot het verlenen van verplichte zorg onder andere in de vorm van opname in een accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid en toediening van medicatie. Op 7 december 2021 is [betrokkene] opgenomen op de High en Intensive Care (HIC) te Leidschendam. Op 16 december 2021 heeft de rechter wederom een zorgmachtiging afgegeven, ditmaal voor de duur van een jaar. In deze zorgmachtiging zijn onder andere opname in een accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid en toediening van medicatie als verplichte zorgvormen opgenomen.
Op 28 januari 2022 is er op grond van artikel 8:16 Wvggz besloten tot overplaatsing naar de afdeling Klinische Intensieve Zorg te Oegstgeest. [betrokkene] is daar op diezelfde dag schriftelijk en mondeling over geïnformeerd. Op 31 januari 2022 is [betrokkene] overgeplaatst naar de afdeling Klinische Intensieve Zorg te Oegstgeest.
De klachtencommissie heeft de klachten van [betrokkene] over de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie en over de overplaatsing naar de Klinische Intensieve Zorg te Oegstgeest tijdens een hoorzitting op 2 februari 2022 behandeld. Beide klachten zijn ongegrond verklaard. Op 2 februari 2022 is aan [betrokkene] mondeling medegedeeld dat hij de daaropvolgende dag overgeplaatst zou worden naar het Centrum Dubbele Problematiek van Fivoor van de Parnassia Groep. Op 3 februari 2022 is hij overgeplaatst naar het Centrum Dubbele Problematiek, alwaar hij sindsdien verblijft.
Op 3 februari 2022 heeft de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord een klaagschrift ontvangen van [betrokkene]. [betrokkene] klaagt over de beslissing tot overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek van Fivoor van Parnassia Groep.
Overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek
[betrokkene] heeft een klacht ingediend over de overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek. Van het voornemen van deze overplaatsing was [betrokkene] reeds op 21 december 2021 mondeling in kennis gesteld. Op 2 februari 2022 is [betrokkene] mondeling geïnformeerd over het besluit tot overplaatsing in de zin van artikel 8:16 Wvggz. Op 3 februari 2022 is [betrokkene] overgeplaatst naar het Centrum Dubbele Problematiek. De schriftelijke beslissing hieromtrent dateert van 4 februari 2022 en is dezelfde dag verstuurd naar [betrokkene].
Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, Wvggz kan de geneesheer-directeur op aanvraag of ambtshalve de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg aan een andere zorgaanbieder, geneesheer-directeur of zorgverantwoordelijke toewijzen. De klachtencommissie stelt vast dat de geneesheer-directeur de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg op 4 februari 2022 heeft toegewezen aan het Centrum Dubbele Problematiek van Fivoor te Den Haag, en daarmee aan een andere zorgaanbieder.
De klachtencommissie stelt op basis van de schriftelijke reacties van de behandelaren en het medisch dossier vast dat de behandelaren hebben besloten tot overplaatsing voor uitgebreide diagnostiek en gespecialiseerde behandeling. Het Centrum Dubbele Problematiek is een zelfstandig, specialistisch zorgprogramma en een expertisecentrum voor patiënten met dubbele problematiek, zoals verslaving in combinatie met psychiatrische problemen. In dit licht acht de klachtencommissie het dan ook redelijk dat de beslissing werd genomen om [betrokkene] over te plaatsen naar het Centrum Dubbele Problematiek.
Met betrekking tot de omstandigheid dat het schriftelijke besluit tot overplaatsing op 4 februari 2022 is opgesteld, overweegt de klachtencommissie als volgt. Op grond van artikel 8:16, tweede lid, Wvggz moet een betrokkene schriftelijk en gemotiveerd geïnformeerd worden over de beslissing tot overplaatsing. Niet staat vermeld dat betrokkene direct na de mondelinge mededeling schriftelijk geïnformeerd moet worden. Evenmin verplicht de wet tot het schriftelijk informeren van betrokkene over de overplaatsing álvorens tot het uitvoeren kan worden overgegaan. In dit licht haalt de klachtencommissie een uitspraak van de Hoge Raad uit december 2020 aan over de schriftelijke kennisgeving van een besluit dat genomen is op grond van artikel 8:9 Wvggz. De Hoge Raad stelde vast dat de wetgever geen termijn heeft gesteld waarbinnen de schriftelijke kennisgeving dient plaats te vinden behalve dat dit op grond van de vereisten van zorgvuldigheid spoedig moet plaatsvinden. Welke termijn nog aanvaardbaar is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Onjuist is de opvatting dat de betrokkene in staat moet zijn de beslissing te doen schorsen voordat daaraan uitvoering wordt gegeven. De wettelijke regeling van het klachtrecht biedt geen grondslag voor die opvatting. Aanvaarding van die opvatting zou er bovendien toe kunnen leiden dat de betrokkene de zorg wordt onthouden die de zorgverantwoordelijke op het moment van zijn beslissing in het belang van de betrokkene noodzakelijk acht.[1] Hoewel de uitspraak van de Hoge Raad ziet op het besluit tot het verlenen van verplichte zorg, acht de klachtencommissie deze uitspraak tevens van toepassing op een besluit in de zin van artikel 8:16 Wvggz. Met inachtneming van bovenstaande en gelet op de feiten zoals de klachtencommissie deze heeft kunnen vaststellen, constateert de klachtencommissie dat het opstellen en uitreiken van het schriftelijke besluit tot overplaatsing één dag na de overplaatsing heeft plaatsgevonden. Een overschrijding van één dag valt naar het oordeel van de klachtencommissie binnen de kaders van de redelijkheid.
Uit artikel 8:16, tweede lid, Wvggz volgt dat het besluit tot overplaatsing schriftelijk en gemotiveerd aan betrokkene moet worden medegedeeld. De klachtencommissie stelt vast dat een dergelijke motivatie ontbreekt in het artikel 8:16-besluit. Dit is een formeel gebrek.
De klachtencommissie concludeert dat het besluit tot overplaatsing inhoudelijk gezien gerechtvaardigd is, waarmee de klacht hierover materieel ongegrond is. Vanwege het formele gebrek beoordeelt de klachtencommissie de klacht over de overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek als deels gegrond.
Aanbeveling
De klachtencommissie heeft vastgesteld dat de overhandiging van het besluit tot overplaatsing heeft plaatsgevonden na de overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek. De aanmelding bij het Centrum Dubbele Problematiek heeft ruim twee maanden voor de overplaatsing plaatsgevonden. Hoewel de klachtencommissie begrijpt dat er in sommige gevallen snel moet worden gehandeld door het plotseling vrijkomen van een plek, beveelt zij aan het schriftelijke besluit tot overplaatsing op een eerder moment te overhandigen, in elk geval voorafgaand aan de daadwerkelijke overplaatsing. Omdat het al langere tijd duidelijk was dat [betrokkene] overgeplaatst zou worden naar het Centrum Dubbele Problematiek, is de klachtencommissie van oordeel dat de overplaatsing procedureel zorgvuldiger had kunnen verlopen.
Schadevergoeding
De klachtencommissie besluit tegen de achtergrond van de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klachten de procedure van artikel 10:11, eerste lid, Wvggz toe te passen. Zij zal ingevolge artikel 10:11, derde lid, Wvggz GGZ Rivierduinen vragen om een inhoudelijke reactie te geven, alvorens zij beslist over het toekennen van een schadevergoeding.
Leiden, 21 februari 2022
Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord
[…], voorzitter
Een voor kopie conform getekend afschrift van deze beslissing is toegestuurd aan degenen die bij de behandeling van de klacht zijn betrokken, de geneesheer-directeur van GGZ Rivierduinen en de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
Tegen onderhavige uitspraak van de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord kan ingevolge artikel 10:7 lid 1 Wvggz door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift beroep worden ingesteld bij de Rechtbank Den Haag. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken, ingaande op de dag na die waarop de beslissing van de klachtencommissie aan klager/klaagster bekend is gemaakt. Op grond van art. 10:9 Wvggz kan de rechter de beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen.
Beslissing in het kader van de procedure van artikel 10:11, eerste lid, tweede volzin, Wvggz
1. Inleiding
Op 3 februari 2022 heeft het secretariaat van de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord een klaagschrift ontvangen van [betrokkene] , welk klaagschrift een klacht als bedoeld in artikel 10:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) bevat en een verzoek tot schadevergoeding. Op 16 februari 2022 heeft de hoorzitting plaatsgevonden, waarna de klachtencommissie op 21 februari 2022 uitspraak heeft gedaan over de gegrondheid van de klacht.
Naar aanleiding van dit oordeel heeft de klachtencommissie besloten in een separate procedure uitspraak te doen over het verzoek om schadevergoeding. Onderhavige procedure is een procedure als bedoeld in artikel 10:11, eerste lid, tweede volzin, Wvggz.
2. De procedure van de klachtencommissie
Op 16 februari 2022 heeft, ter behandeling van de klacht van [betrokkene] en teneinde een oordeel te kunnen geven over de gegrondheid van de klachten, een hoorzitting plaatsgevonden met gebruikmaking van telefonisch horen met videoverbinding. Daarbij waren [betrokkene] en mevrouw […], psychiater, aanwezig. [betrokkene] werd ter zitting ondersteund door mevrouw […], patiëntenvertrouwenspersoon (pvp).
De zittingscommissie bestond uit:
[…], voorzitter,
[…], psychiater, en
[…], algemeen lid.
Ambtelijke ondersteuning werd verleend door mevrouw […], ambtelijk secretaris.
De klachtencommissie heeft op 21 februari 2022 uitspraak gedaan over de gegrondheid van de klacht van [betrokkene]. Zij heeft geoordeeld dat er in strijd met artikel 8:16, tweede lid, Wvggz is gehandeld door het nalaten van het motiveren van het besluit tot overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek. De klachtencommissie heeft de klacht over de beslissing tot overplaatsing dan ook op formele gronden deels gegrond verklaard. Op materiële gronden is de klacht van [betrokkene] als ongegrond beoordeeld door de klachtencommissie, daar zij heeft vastgesteld dat is gehandeld naar de in de Wvggz vastgelegde algemene uitgangspunten.
Op 21 februari 2022 heeft het secretariaat van de klachtencommissie ingevolge artikel 10:11, derde lid, Wvggz GGZ Rivierduinen gevraagd om een inhoudelijke reactie te geven op het verzoek om schadevergoeding van [betrokkene]. Op diezelfde datum heeft het secretariaat van de klachtencommissie haar reactie ontvangen.
3. Het schadevergoedingsverzoek
[betrokkene] heeft de klachtencommissie op grond van artikel 10:11, eerste lid, Wvggz verzocht een schadevergoeding toe te kennen, omdat volgens hem de juiste procedure niet op de juiste wijze is verlopen en omdat er niet is voldaan aan de wettelijke formele vereisten.
4. Schriftelijke reactie GGZ Rivierduinen
In de schriftelijke reactie is namens GGZ Rivierduinen naar voren gebracht dat zij het oordeel van de klachtencommissie onderschrijft. GGZ Rivierduinen stelt vast dat [betrokkene] mondeling in kennis is gesteld van het besluit tot overplaatsing. Wel is GGZ Rivierduinen met de klachtencommissie van mening dat het van belang is om betrokkenen daarnaast adequaat schriftelijk te informeren over een besluit ex artikel 8:16 Wvggz. Dat is in deze niet gebeurd. Het lijkt GGZ Rivierduinen passend om [betrokkene] te compenseren met een bedrag van €50,-. GGZ Rivierduinen neemt de aanbeveling ter harte en zal deze overbrengen aan de betrokken partijen.
5. De beoordeling
Met inachtneming van
– het schadevergoedingsverzoek,
– de schriftelijke reactie van GGZ Rivierduinen in het licht van artikel 10:11, eerste lid, tweede volzin, Wvggz en,
– de uitspraak van deze klachtencommissie van 21 februari 2022 met eveneens als kenmerk
Kl.2022-007-V007
heeft de klachtencommissie het volgende overwogen.
Immateriële schadevergoeding
De klachtencommissie overweegt dat, wanneer een klacht gegrond is verklaard, de patiënt in aanmerking komt voor een schadevergoeding wanneer: a. de patiënt schade heeft geleden, b. er een causaal verband bestaat tussen de beslissing/gedraging in kwestie en de geleden schade, c. is voldaan aan het relativiteitsbeginsel, hetgeen inhoudt dat de in het wetsartikel gelegen norm waarmee in strijd is gehandeld dient te strekken tot bescherming tegen de door de patiënt geleden specifieke schade, en d. er sprake is van toerekenbaarheid aan de zorgaanbieder.
De klachtencommissie heeft bij uitspraak van 21 februari 2022 geoordeeld dat er in strijd met artikel 8:16, tweede lid, Wvggz is gehandeld door het nalaten van het motiveren van het besluit tot overplaatsing naar het Centrum Dubbele Problematiek. De klachtencommissie acht een schadevergoeding gepast gelet op de aard van de normschending.
De klachtencommissie stelt vast dat de overplaatsing is uitgevoerd zonder een schriftelijke motivatie. Juist bij personen in een kwetsbare positie als [betrokkene], die gedwongen worden opgenomen en behandeld, is het volgens de klachtencommissie van groot belang dat beslissingen omtrent (de inperking van) hun vrijheden duidelijk, en daarmee niet alleen mondeling maar ook schriftelijk, tijdig, volgens het daartoe bevoegde gezag worden gecommuniceerd. Volgens de klachtencommissie kan redelijkerwijs worden verondersteld dat [betrokkene] als gevolg van het niet motiveren van de beslissing tot overplaatsing schade heeft geleden in de vorm van onzekerheid, doordat hij onvolledig is geïnformeerd.
De klachtencommissie is van oordeel dat de schade het directe gevolg is van de schending van de in artikel 8:16 Wvggz gelegen vormvoorschriften en dat is voldaan aan het relativiteitsbeginsel. Daar aan de zijde van GGZ Rivierduinen geen verklaring is gegeven voor de schending van deze voorschriften, acht zij de schending toerekenbaar.
Ingevolge artikel 10:11, vierde lid, Wvggz dient de klachtencommissie een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe te kennen. De klachtencommissie acht met referte aan de uitspraak omtrent de schadevergoeding in de klachtzaak kl.2020-028-V017 een bedrag van €50,- billijk.[2]
6. De beslissing
De klachtencommissie:
kent aan [betrokkene] ten laste van de stichting GGZ Rivierduinen, gevestigd te Leiden, een schadevergoeding toe van €50,-.
Leiden, 3 maart 2022
Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord
[…], voorzitter
Een voor kopie conform getekend afschrift van deze beslissing is toegestuurd aan de geneesheer-directeur van GGZ Rivierduinen.
[1] HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2096, 20/03019, JGz 2021/8 m.nt. T.P. Widdershoven
[2] Eenzelfde bedrag voor een procedureel verzuim is toegekend door de Klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord op 28 augustus 2020.