Uitspraak verplichte medicatie


Het verloop van de procedure

  • Klager heeft op 20 januari 2023 bij de klachtencommissie een klaagschrift ingediend.
  • Het klaagschrift betreft twee onderdelen:
    de beslissing tot het toepassen van verplichte zorg door een zorgverantwoordelijke van Emergis. Hierop is de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg van toepassing (WvGGZ). Klager kan hierover klagen en is ontvankelijk in haar klacht; en
    b. de behandeling door zorgmedewerkers van Emergis. Daar is de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ) op van toepassing. Hier zal in deze uitspraak verder niet over worden geoordeeld, maar er zal een afzonderlijk advies over worden gegeven;
  • In deze uitspraak wordt alleen een oordeel gegeven over het onder a genoemde onderdeel. Alleen psychiater Glaser is verweerder in deze kwestie. In deze uitspraak wordt met verweerder alleen psychiater Glaser bedoeld;
  • Verweerder is in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen;
  • Het verweerschrift is op 31 januari 2023 ontvangen en op 31 januari 2023 verstrekt aan klager en de PvP. Het verweerschrift gaat in op de onderdelen a en b;
  • De klacht is behandeld op 1 februari 2023, waarbij klager, ondersteund door de PvP, en verweerder in persoon aanwezig waren. Daarnaast waren ook aanwezige de andere verweerders betreffende het onderdeel b, dus betreffende de WKKGZ, omdat dat onderdeel aansluitend werd besproken;
  • Klager heeft haar de ten behoeve van de zitting gemaakte aantekeningen voorgelezen. Daar is tijdens de zitting een kopie van gemaakt en deze is aan de klachtencommissie overhandigd;
  • De commissie heeft de beslissing op schrift gesteld op 7 februari 2023.

De feiten

Klager is al jarenlang patiënt bij Emergis. De laatste zorgmachtiging dateert van 31 augustus 2022 en deze is geldig tot en met 28 februari 2023. Daarin heeft de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk geacht:
– toediening van medicatie;
– verrichten van medische controles;
– beperken van bewegingsvrijheid;
– opnemen in een accommodatie;

– aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
De rechtbank heeft de overige door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg niet noodzakelijk geacht. De officier van justitie had naast het toedienen van medicatie ook verzocht om verplichte zorg in de vorm van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen. Klager is opgenomen geweest in Emergis, maar woont nu zelfstandig en zij krijgt ambulante behandeling van Emergis.

De standpunten

-Klager heeft in haar klaagschrift (met bijlage) over het onderdeel van de verplichte zorg aangegeven, dat zij de verplichting niet wenst, omdat zij vrijwillig meewerkt. Zij ervaart problemen door het verlies van haar autonomie.
Ter zitting heeft zij aangegeven, dat zij minder medicatie wenst en ook een lagere dosering, maar daaraan heeft zij toegevoegd, dat als de behandelaar de hoeveelheid medicatie nodig acht, dat zij die dan vrijwillig zal nemen. Klager heeft ook aangevoerd, dat zij er last van heeft dat er nu een verplichting is om de behandelaar en verplegers binnen te laten.

-De PvP heeft aangevoerd, dat de beslissing tot verplichte zorg door de behandelaar alleen kan worden gegeven als er een actuele aanleiding voor is. Die aanleiding is er niet en die ontbreekt ook in de toelichting van de beslissing gedateerd 19 januari 2023. In de beslissing staat ook dat klager wilsonbekwaam wordt geacht voor wat betreft de zorg die aan haar wordt verleend. Ten eerste wordt dat betwist, maar ten tweede had de behandelaar moeten nagaan wie de vertegenwoordiger is om nader met deze te overleggen. Dat is niet gebeurd.   3.

-In het verweerschrift is over het onderdeel van de verplichte zorg het standpunt ingenomen, dat klager de neiging heeft om de behandeling af te bouwen. Daarom is een zorgmachtiging toch nodig, evenals het toepassen van verplichte zorg.
Op 28 december 2022 heeft verweerder klager onderzocht in verband met de procedure voor de verlenging van de zorgmachtiging. Toen heeft verweerder geconstateerd, dat er niet echt sprake was van een vrijwillige acceptatie van de ambulante behandeling, te weten de medicatie en de contacten met het f-ACT. Daarna is de beslissing op 19 januari 2023 uitgereikt.

Ter zitting is er door verweerder aan toegevoegd, dat klager in de afgelopen jaren is behandeld en dat door de weerstand van klager tegen die behandeling, met klager is meebewogen onder meer in de vorm van de vermindering van de medicatie. Dit heeft geleid tot crisisopnamen. En dat is niet goed geweest voor haar.  Dit overziend heeft dat geleid tot het besef dat het anders moet. Maar ook heeft dat geleid tot het besef, dat het aanbieden van de behandeling in feite gebeurt tegen de wil van klager en dat het zuiverder is om dan een beslissing tot verplichte zorg uit te schrijven.

De andere twee vormen van verplichte zorg zijn in die beslissing opgenomen, om er voor te zorgen, dat de zorgverleners in de woning kunnen van klager om met haar in gesprek te kunnen voor het innemen van medicatie, maar ook om haar te bewegen tot sociale activiteiten. Zoals het nu gaat, moeten de zorgverleners lang aan de deur op klager inpraten om überhaupt binnen te komen.
Verweerder had zich bij het uitschrijven van de beslissing tot verplichte zorg niet gerealiseerd, dat hij door zijn vaststelling van de wilsonbekwaamheid had moeten overleggen met de vertegenwoordiger van klager.

Overwegingen van de commissie

-In de afgegeven zorgmachtiging over klager is opgenomen, dat een aantal vormen van verplichte zorg noodzakelijk is. Het uitgangspunt van de WvGGZ is, dat er dan toch eerst een concrete aanleiding voor het toepassen van die verplichte zorg moet zijn. En ook, dat dat duidelijk moeten worden besproken met de patiënt en dat het dan ook nog in de beslissing ex artikel 8:9 van de WvGGZ moet worden opgenomen.
In de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg staat als toelichting bij de verplichte medicatie, dat die nodig is voor de behandeling van de bipolaire stemmingssymptomen en psychosegevoeligheid. De actuele aanleiding staat daar dus niet in genoemd.
In het verweerschrift is die actuele aanleiding ook niet te lezen. Daarin staat dat de structuur van een zorgmachtiging nodig is, omdat klager in een vrijwillig kader de neiging heeft om de behandeling af te bouwen.

Ter zitting heeft verweerder wel duidelijkheid verschaft, die er op neer komt, dat hij als behandelaar meer wil, dan dat klager vrijwillig accepteert.
Voor de klachtencommissie is het duidelijk geworden dat het voor de behandelaar lastig is te manoeuvreren bij een patiënt die enerzijds zegt te willen meewerken, maar in het overige gedrag aangeeft juist niet mee te willen werken. Tijdens de zitting is daar een voorbeeld van gezien: klager wil minder medicatie, maar zegt ook dat zij akkoord gaat met de medicatie die de behandelaar nodig acht.

Naar het oordeel van de commissie accepteert klager daarmee de argumentatie van de behandelaar. Het lijkt daarmee een kwestie van overtuigen. Verplichte zorg is dan nog niet aan de orde. De klachtencommissie onderkent, dat dat moeilijk kan zijn en wellicht onwerkbaar kan worden, omdat het te veel tijd gaat kosten. Daarover moet duidelijkheid aan klager worden gegeven: meewerken aan de uitgezette lijn, zo niet, dan is er een actuele aanleiding om wél over te gaan tot verplichte zorg.

-Gelet op het voorgaande is de klacht gegrond.
Maar er zijn nog andere redenen waarom de klacht gegrond moet worden verklaard.

Verweerder heeft in de beslissing opgenomen, dat de verplichte zorg ingaat op 28 december 2022, zijnde de dag van het gesprek dat hij had met klager. Maar hij heeft deze beslissing pas op 19 januari 2023 opgemaakt en uitgereikt. Dat is te laat. Dat had op dezelfde dag gemoeten. Voor een patiënt mag over zoiets ingrijpends geen onduidelijkheid bestaan.

En in de beslissing is aangekruist: “Andere medische handelingen en therapeutische maatregelen” terwijl de rechtbank deze vorm van verplichte zorg expliciet niet nodig heeft geacht.
En ook had de behandelaar met de vertegenwoordiger van klager moeten  overleggen nadat hij had geoordeeld, dat klager niet tot een redelijke waardering van haar belangen in staat was, voor wat betreft behandeling en ziekte-inzicht.

Beslissing

Verklaart de klacht gegrond. Aldus besloten en op schrift gesteld op 7 februari 2023.