Uitspraak WvGGZ


Het verloop van de procedure

  • klager heeft op 18 september 2023 bij de klachtencommissie een klaagschrift ingediend;
  • verweerder is in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen;
  • het verweerschrift van mevrouw xx is op 26 september 2023 ontvangen en op 28 september 2023 verstrekt aan klager;
  • de klacht betreft de beslissing tot het toepassen van verplichte zorg (medicatie) door een zorgverantwoordelijke van Emergis. Hierop is de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (verder Wvggz) van toepassing;
  • klager kan daar over klagen en is ontvankelijk in zijn klacht;
  • klager heeft ook gevraagd de dwangmedicatie te schorsen. Dat verzoek is op 18 september 2023 afgewezen. Die beslissing is dezelfde dag aan klager medegedeeld;
  • de klacht is behandeld op 29 september 2023, waarbij klager, ondersteund door de pvp, en verweerder in persoon aanwezig waren;
  • de pvp heeft haar pleitaantekeningen na afloop van de zitting digitaal toegestuurd aan de klachtencommissie;
  • de commissie heeft de beslissing op schrift gesteld op 2 oktober 2023.

Vaststaande feiten

1. Klager heeft sinds twee jaar een psychiatrische diagnose. In maart 2023 was hij nog opgenomen in Emergis.
2. Op 24 augustus 2023 is er een crisismaatregel gelast over klager en op 28 augustus 2023 heeft de rechtbank een machtiging gegeven tot voortzetting van de crisismaatregel met drie weken. Vanaf de start van de crisismaatregel is klager op de afdeling HIC van Emergis opgenomen.
3. Op 15 september 2023 heeft verweerder besloten tot toepassing van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie. In deze art. 8:9 Wvggz beslissing staat dat vanwege het psychotisch toestandsbeeld per 19 september zal worden gestart met verplichte medicatie.
4. Op 29 september 2023 heeft de rechtbank een zorgmachtiging gelast ten aanzien van klager voor de duur van 6 maanden.
5. Op verzoek van klager komt er een second opinion die wordt uitgevoerd in het Erasmus Ziekenhuis. Daarvoor zal klager klinisch worden opgenomen.

De standpunten

1. Klager heeft geklaagd over de verplichte medicatie en heeft in zijn
klaagschrift aangevoerd:
– dat hij niet psychotisch is;
– dat medicatie de stemmen in zijn hoofd niet wegneemt;
– dat medicatie zijn karaktereigenschappen onderdrukt.

2. Verweerder heeft aangevoerd, dat de verplichte medicatie een ultimum remedium is, waarbij de basisbeginselen van verplichte zorg, te weten proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid, in acht zijn genomen.

3. Klager heeft ter zitting gezegd, dat hij pas sinds kort weet wat er gaat gebeuren. Hij wil wel meewerken, zolang hij maar geen spuit krijgt. Hij hoort nog steeds stemmen.
Hij wil ook dat er een behandeling komt voor zijn depressie.

4. De pvp heeft een aantal formele verweren opgesomd:
– de beslissing ex art. 8:9 Wvggz is te summier. Er staat niet in welke medicatie verplicht wordt toegediend. In dat verband is extra van belang, dat klager vele medicijnen gebruikt. Dus was het voor klager de vraag welk medicijn voortaan verplicht zou worden toegediend;
– onduidelijk is gebleven welk ernstig nadeel dreigde waarvoor de beslissing ex art. 8:9 Wvggz nodig was;
– klager heeft zich vanaf het begin van de opname verzet tegen gebruik van medicatie. Hij nam de medicatie wel, omdat hij bang was dat hij anders een spuit zou krijgen. Vanaf het begin van de opname was er dus al een beslissing ex art. 8:9 Wvggz nodig geweest.

De pvp heeft ook nog aangevoerd dat klager nu wél weet waar hij aan toe is en dat hij kan instemmen met de behandeling en met het innemen van medicatie, te weten Aripiprazol in de dosis van 25 mg.
De pvp heeft tijdens de hoorzitting het voorstel gedaan aan verweerder om de behandeling nu verder te laten verlopen onder intrekking van de beslissing ex art. 8:9 Wvggz. Klager heeft namelijk vooral moeite met die beslissing, omdat hij bang is dat hij dan alsnog een spuit kan krijgen. Indien verweerder daarmee instemt, zal de klacht worden ingetrokken.

Klager heeft aangegeven, dat hij het eens is met hoe de pvp zijn standpunt heeft verwoord en dat hij het ook eens is met het voorstel. Hij wil oraal de voorgestelde medicatie innemen. Hij is bang voor een spuit. En die spuit is ook niet nodig, omdat hij meewerkt.

5. Verweerder heeft aangegeven, dat klager sinds de opname een stuk is verbeterd, mede door de medicatie. Er is nu ook een beter contact.
De behandeling van de depressie kan pas plaatsvinden nadat de psychose onder controle is.
Zij wil meewerken aan het voorstel van de pvp en klager.

Overwegingen van de commissie

1. Ter zitting heeft klager de klacht ingetrokken. Dat maakt dat de klachtencommissie geen inhoudelijke uitspraak meer hoeft te doen.
Gelet op de bijzondere gang van zaken tijdens de hoorzitting, ziet de klachtencommissie het als haar taak om te beschrijven hoe tot die intrekking is gekomen en wat er in dat verband is afgesproken tussen klager en verweerder.

2. Zoals in het onderdeel “De standpunten” is verwoord, hebben de pvp en klager aangeboden de klacht in te trekken, indien verweerder de beslissing ex art. 8:9 Wvggz van 15 september 2023 betreffende de verplichte medicatie intrekt.
Verweerder is daarmee akkoord gegaan, nadat klager had aangegeven, dat hij wil meewerken aan de door verweerder voorgestane behandeling, waarbij Aripiprazol in de dosis van 25 mg oraal zal worden ingenomen door klager. Dit zal in elk geval duren tot aan de opname in het Erasmus Ziekenhuis waar de second opinion zal plaatsvinden.
De afspraak is dus, dat de beslissing ex art. 8:9 Wvggz van 15 september 2023 betreffende verplichte medicatie door verweerder wordt ingetrokken en dat klager meewerkt aan de behandeling met medicatie waarbij hij Aripiprzal in de dosis van 25 mg dagelijks oraal zal innemen in elk geval tot aan zijn opname in het Erasmus Ziekenhuis ten behoeve van de second opinion.
In deze afspraak past ook, dat in structureel en gepland overleg de medicatie na verloop van tijd (bijvoorbeeld de dosis) kan worden aangepast.

3. De houding van klager ten opzichte van de voorgestane behandeling is sinds zijn opname gewijzigd. Volgens verweerder is klager -mede door de medicatie- verbeterd. Volgens klager is hem nu meer dan ten tijde van de opname duidelijk gemaakt hoe de behandeling eruit ziet.
Wat de precieze oorzaak is van die gewijzigde houding van klager, kan in het midden blijven. Feit is, dat er nu samenwerking is tussen klager en verweerder.
De commissie spreekt de hoop uit, dat die verbeterde samenwerking blijvend is. Dan kan ook in goed overleg met elkaar de medicatie verder worden aangepast, indien dat nodig is.
De beslissing tot verplichte medicatie is nu dan van de baan, maar als de situatie of samenwerking -onverhoopt- wijzigt, dan kan de behandelaar uiteraard een nieuwe beslissing over verplichte medicatie nemen, waarover dan ook weer geklaagd zou kunnen worden.

4. De commissie ziet geen aanleiding om -ten overvloede- nog te reageren op de diverse ingenomen standpunten.

5. De klacht zoals die is ingediend is ontvankelijk verklaard (zie onder het kopje “Het verloop van de procedure”). Daarom kwam de klachtencommissie toe aan een hoorzitting.
Maar tijdens die zitting is de klacht ingetrokken, waardoor de klachtencommissie niets heeft om over te beslissen. Daarom moet klager alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

Verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn oorspronkelijke klacht.

Aldus besloten en op schrift gesteld op 2 oktober 2023.

Namens de klachtencommissie,